maandag 9 november 2015

Patiëntenregisters

Door het project "Vele Handen" waar ik zelf aan mee heb gewerkt, zijn de patiëntenregisters van Amsterdam nu gedigitaliseerd.
Ik heb het er al vaker over gehad, en ik ben erg enthousiast over dit initiatief. Door samen gegevens in te voeren kunnen we veel archieven eerder openbaar maken. Door het invoeren, verdien je punten waarmee je akte's gratis in kunt zien. Ik moet eerlijk zeggen dat ik het vooral uit eigen belang doen. Ik wil uiteraard zo veel mogelijk gegevens voor mijn stamboomonderzoek verzamelen, en dit is een mooie manier om dat te doen.
Met de punten die ik verdiende met meerdere projecten van het Stadsarchief van Amsterdam ben ik al heel wat te weten gekomen over het leven van de van Adrichem's in Amsterdam.

In de vorige post schreef ik al dat Wijnandus van Adrichem twee keer in het patiëntenregister voorkomt. Maar ook mijn voorvader Johannes Huibert van Adrichem en zijn zus Johanna Maria en hun halfbroer Aart van Adrichem komen in het register voor.

Op 4 mei 1842 komt de dan 23 jarige Johannes Huibert voor het eerst in het Buitengasthuis te liggen. En wel op de afdeling Mannen Syphilitsch.
(Dat zet me aan het denken, dit betekend dat hij seksueel actief was voordat hij getrouwd was, dan kan het heel goed zijn dat er ergens onechte kinderen van hem zijn geboren...)

Johannes Huibert ligt dan in bed 17, en wordt 22 dagen verpleegd.
Hij woont dan aan de Kromboomsloot nr 34. En geeft aan dat beide ouders overleden zijn. Zijn vader leeft echter nog, en woont zelfs op hetzelfde adres. Hij verdiend zijn geld als behanger.




In 1850 ligt Johannes Huibert weer in het Buitengasthuis. Wederom vanwege syphilisch. Johannes Huibert is dan 31 jaar, ongehuwd en sigarenmaker. Hij woont nu aan de Kromboomsloot nr 31. En zijn vader leeft nu wel volgens het register. Hij is dan ambtenaar op wachtgeld. Op 24 mei 1850 gaat hij over naar de afdeling Syphilitisch, en wordt daar 3 dagen verpleegd. 

In 1850 wordt hij nog een keer opgenomen in het Buitengasthuis op de afdeling Mannen Syphilitisch. Nu woont hij aan de Kromboomsloot 33. Hij wordt 5 dagen verpleegd en ligt in bed nr. 23.

Syfilis is een geslachtsziekte die zich in de 16 eeuw vanuit de nieuwe wereld (Amerika) naar Europa kwam. Ze ontdekten al snel dat de ziekte met seksualiteit te maken had. De ziekte kent vier stadia. Eerst kwam er een grote zweer met een harde omgeving. Stadium twee was rode knobbels of vlekken en dan grote wratten rond geslachtsdeel of anus.
De ziekte kon daarna wel jaren rusten. Stadium drie kon interne organen aantasten. Dit stadium kon al dodelijk zijn of invaliditeit veroorzaken. Maar er kon ook nog een vierde stadium zijn; hierbij konden de hersenen aangetast worden en krankzinnigheid optreden. Aan het eind van de 19e eeuw zaten de ziekenhuizen vol met patiënten die Syfilis  hadden en krankzinnig zijn geworden. Pas in 1909 kwam er een doorbrak in de behandeling van Syfilis. Voor die tijd werd kwik gezien als het enige (weinig effectieve) middel tegen syfilis.


Zus Johanna Maria van Adrichem komt ook in de registers voor.
In 1851, als ze 20 jaar is ligt ze er voor het eerst. Op de afdeling Vrouwen verband.
Ze is Naaister en ongehuwd.
Ze woont aan de (Lange) Keizerstraat nr 9, afdeling 2. Bij haar vader en zijn nieuwe vrouw, alle andere kinderen staan er ook ingeschreven.
Ze wordt 41 dagen verpleegd en gaat op 1 mei 1851 naar huis.

In 1855 ligt ze er opnieuw, ze is dan 25 jaar.
Ze komt in bed nr 63 in het Binnengasthuis te liggen.
Ze is op dat moment dienstbode en woont aan de Lange Leidse Dwarsstraat nr 382.
Ze is dan ongehuwd, wat ze ook de rest van haar leven zal blijven.
Haar vader is gepensioneerd Luitenant en haar moeder is overleden.
Ze wordt 25 dagen verpleegd en op 5 december 1855 ontslagen.

Op 10 augustus 1857 komt ze in het Buitengasthuis te liggen.
Ze is dan naaister en woont aan de Regulier Dwarsstraat nr 244.
Ze wordt dan maar liefst 140 dagen verpleegd tot 28 december.
Waarvoor ze er ligt staat er helaas niet bij.

de als ziekenzaal ingerichte zolder van het Amsterdamse Binnengasthuis ca. 1880

In 1888 ligt zo zowel in het Buiten-, als Binnengasthuis.
Op 13 maart ligt ze in het Binnengasthuis, in zaal 13, bed 7.
Ze is 47 jaar en nog steeds ongehuwd en naaister.
Ze woont dan aan de Elandsgracht 54, Klaverbladsgang.

Johanna Maria heeft een Chronische Nierontsteking, Chronische Bronchitis en Longemfyseem (dat is tenminste wat ik er uit opmaak.)
Ze wordt 4 dagen verpleegd en wordt dan overgeplaatst naar het Buitengasthuis.
Ze wordt daar 14 dagen verpleegd en ontslagen op 31 maart 1888.



Slechts 9 dagen later zal Johanna Maria overlijden. 



HIER schreef ik ook al een stukje over het binnengasthuis: 
"Het Binnengasthuis was in de 19e eeuw berucht om zijn deplorabele toestanden. De zalen zijn:  "groot, hol, kil, kerkvormig en met stenen bevloerd lokaal, dat des winters voor geen behoorlijke verwarming vatbaar is". De verpleging bestond uit "knechten en meiden" die zich, volgens een rapport van het stadsbestuur, schuldig maakten aan drankmisbruik en mishandeling, de medicijnen verkochten en het voedsel voor zichzelf hielden."

In het Buitengasthuis was het niet beter, het was dan ook een gasthuis voor de allerarmsten in de stad: Een Oostenrijkse arts, die het Binnen- en Buitengasthuis in 1852 bezocht, schreef in zijn verslag aan het Koninklijke en Keizerlijke Artsengezelschap in Wenen: 
"Hoe moeten we deze twee verpleeginrichtingen beschrijven, die op geen enkele wijze die naam verdienen? 

Als wij bijzonderheden opsommen, blijkt als vanzelf dat ze het tegendeel zijn van wat ziekenhuizen behoren te zijn. (...) Op iedere buitenstaander maakt deze plek een hoogst onaangename indruk. Op zeshonderd zieken zijn er slechts twee artsen." Het verplegend personeel noemde hij een afschrikwekkend voorbeeld van ruwheid, traagheid en smerigheid. "

Het verplegend personeel stond er om bekend om dat ze de medicijnen per opbod verkochten aan de patiënten en dure medicijnen zoals morfine achteroverdrukten. Het personeel at het voedsel van de patiënten zelf op en er was sprake van drankmisbruik en mishandeling. 

Het Buitengasthuis werd in de 17e eeuw gebouwd als pesthuis. Pestlijders werden per boot van het Binnegasthuis via de Pestsloot naar het Buitengasthuis vervoerd. 

Eind 19e eeuw werden de omstandigheden verbeterd. In 1883 werd er in een gemeentelijk rapport de droevige situatie van de gasthuizen uit de doeken gedaan en er er werden een aantal vervormingen doorgevoerd. Voortaan zou er alleen gediplomeerd personeel  worden gebruikt. Ook probeerde de geneesheer-directeur de toestand in de gasthuizen te verbeteren door een verpleegstersopleiding op te zetten. Uniforms, ziekenhuiskleding voor patiënten en nachtdienst werden ook ingevoerd. 


Buitengasthuis

Geen pretje om te liggen dus, ik vraag me af of je er wel gezonder uit kwam dan dat je er in ging...










donderdag 5 november 2015

Wijnandus Pieter Josephus Christiaan van Adrichem

Dat de van Adrichem's nou niet de aller beschaafdste mensen in de 19e eeuw waren, heb je in eerdere posts al kunnen lezen. Maar Wijnandus Pieter Josephus Christiaan van Adrichem spant wel de kroon. Wijnandus is de zoon van Johannis van Adrichem en Johanna Elisabeth Houter. En daarmee dus de broer van Johannes Huibert. HIER heb ik al eens wat geschreven over het gezin.

Wijnandus wordt op 8 januari 1822 geboren in Rotterdam. Op exact dezelfde dag, maar dan een jaar later, als zijn 4 maanden daarvoor overleden broertje, die ook Wijnandus werd genoemd.  Johannes Huibert is zijn oudste broer.
Wijnandus is 3 jaar als het hele gezin van Rotterdam naar Vlissingen verhuist. Daar gaat hij ook naar de lagere school.
 In 1838, als Wijnandus 16 jaar oud is, duikt de familie op in Amsterdam. Zijn vader heeft hem en zijn broer dan al gegeven bij de Marine. Op 15 jarige leeftijd is Wijnandus dan als geëngageerd als Pijper (fluitspeler bij de Marine, speelt marsen en geeft signalen door) bij de 2e divisie mariniers.





In 1841 komt zijn moeder te overlijden. Wijnandus is dan 19 jaar. Zijn vader hertrouwd binnen een jaar met een vrouw die maar 7 jaar ouder is dan Wijnandus. Zijn vader en een zijn nieuwe vrouw krijgen samen nog een zoon in 1842. 

Wijnadus inschrijving Nationale Militie

Wijnandus is dan al voor de eerste keer gedeserteerd. Op 7 februari 1842 veroordeeld de krijgsraad van Noord Holland hem "voor het gemis van Kokarde (insigne) van 12 maanden". Hij moet 4 weken de gevangenis in, "gesloten aan hand en voet", en hij moet om de dag alleen leven op water en brood. 



Op 25 april 1842 wordt hij overgeplaatst naar de 3e divisie van het Algemeen Depot van de Landmacht. Hij is dan Fuselier, en 21 jaar oud. 



Het depot was in Harderwijk en het belangrijkste werfdepot voor het Oost-Indische leger. Franse deserteurs, Duitse ex-officieren, Zwitserse soldaten, Nederlandse soldaten uit strafdivisie's, van allerlei pluimage had dienst in dit Oost-Indische leger. 

"De middenstand profiteerde echter flink van de komst van de militairen en bakkers, slagers en ambachtslieden zagen hun omzet stijgen. In het kielzog van de militairen kwam ook een ander soort middenstand tot bloei. Kroegbazen, bordeelhouders en prostituees vestigden zich in Harderwijk en brachten het stadje tot leven op een manier die de gemeente niet voorzien had. De geworven militairen ontvingen, voorafgaande aan hun uitzending, een handgeld, dat hen in de zak brandde en dat er om vroeg uitgegeven te worden. De binnenstad veranderde dan ook in een drukke uitgaansgelegenheid waar brave burgers zich nauwelijks nog durfden vertonen. De militairen werden opgenomen in het dagelijkse straatbeeld, overdag met exercities en patrouilles, ’s avonds en ’s nachts in het bruisende uitgaansleven. Het leverde Harderwijk de weinig vleiende bijnaam ‘het gootgat van Europa’ op (veel militairen waren van buitenlandse komaf)." (bron: http://www.herderewich.nl/gebouwen.html)


Koloniaal werfdepot te Harderwijk

Ik heb nog niet kunnen achterhalen waar Wijnandus gelegerd is geweest in Oost-Indië, maar goed zal het hem niet gedaan hebben.
Transport der Kolonialen Jozef Israels


In 1843 lag Wijnadus met zijn garnizoen in (Den) Helder. Tijdens zijn schildwacht (in tijd van vrede) is hij zonder verlof of wisseling van de wacht, weggelopen. Hij is later aangehouden in Castricum. Hierbij is hij tot vier jaar kruiwagenstraf veroordeeld (dwangarbeid). Hij zit dan vast in Leiden.

Pesthuis Leiden, later militaire gevangenis, thans ingang Naturalis




In die 6 jaar dat hij dan in dienst heeft gezeten heeft hij een heel lang strafregister opgebouwd. 

De 1e straf die hij krijgt is in April 1838. Wijnandus is onzedelijk geweest bij de "Zaterdagsche inspectie" en krijgt 4 dagen "kwartier arrest". In mei worden er goederen in zijn deken gevonden, weer 4 dagen arrest. In juni is hij 's avonds niet op appel en komt pas om 10 uur terug. 4 Dagen provoost te water en brood en een maand kwartier arrest. 
Bijna elke maand is het daarna wel raak. Hij is onzedelijk op zijn kleding, en spullen. En zitten 4 dagen in de politiekamer, of weer kwartier arrest. Dan is hij in december 1838 dronken op de taptoe (vergeet niet dat hij nog maar 16 jaar is!) en weer 8 dagen provoost. 
En zo gaat het maar door. Hij laat zijn kleding slingeren, is ongevoelig voor de straffen die hij krijgt.  Hij ruilt zijn goederen, gaat zonder permissie aan wal en verkoopt equipment stukken. Verregaande onzedelijkheid van zijn lichaam en wapening. 
De straffen worden steeds strenger. Steeds langer arrest, en als dat niet meer helpt; 20 rietslagen. 

"Bij het disciplinair afstraffen met rietslagen, is steeds een officier van gezondheid tegenwoordig. De veroordeelde ligt, met de broek gekleed en met de benen bij elkander gebonden, op een bos stro of op een ander veerkrachtig lichaam. De slagen worden niet op den rug, maar op de billen gegeven. Ze worden, regelmatig op elkander volgende, zonder tussen pozingen , welke de straf verzwaren, toegediend. Het is verboden om militairen , die volgens verklaring van den officier van gezondheid de straf niet geheel hebben kunnen doorstaan , later het ontbrekende getal slagen toe te dienen. De straf van rietslagen wordt immer opgevolgd door 24 uren zoveel mogelijk eenzame, opsluiting."

En nog trekt Wijnandus zich er weinig van aan en krijgt hij 56 slagen met handdaggen*. Ook moet hij 4 dagen in het cachot. Hij loopt weg als hij kwartierarrest heeft, weer verregaande dronkenschap op de taptoe, 8 dagen cachot te water en brood. Tot hij de 1e keer deserteert. 

*De gestrafte werd rechtopstaand met de handen omhoog aan het want geboeid. De lendenen werden beschermd door een strakgespannen lap zeil, waarmee het lichaam tegen een matras werd gesnoerd. Het aantal slagen van de strafoefening werd over het algemeen toegediend door twee kwartiermeesters, waarbij de gehele bemanning stond aangetreden.

http://www.vaartips.nl/images/handdaggen.jpg
Handdaggen






Bij het Algemeen Werfdepot gaat hij gewoon op dezelfde voet verder. Alleen krijgt hij hier als straf geen kwartier arrest meer, maar alleen rietslagen. 
Vieze kleding? 6 rietslagen. Weigeren aardappels te schillen? 6 Rietslagen. Malproper op zijn wapens, op zijn ransel, kwartiernest, patroontas? Niets in order hebben, goederen verbergen, verwaarlozing van zijn linnengoed, ransel slecht ingepakt, orders negeren? 6 rietslagen, 10 rietslagen. Het doet hem blijkbaar allemaal niets. Tot hij dus in 1843 wegloopt tijdens dienst en dan de gevangenis in moet. Dat is het einde van de carrière van Wijnandus bij de Marine. Heel wat anders dan zijn vader Johannis! 





Net als zijn broer, duikt ook Wijnandus op in de Ommerschans. 
Op 13 april 1847 voor de eerste keer. Hij komt aan vanuit Rotterdam, en hij wordt na exact een jaar weer ontslagen. 

Op 1 december 1848 wordt Wijnandus schuldig bevonden aan bedelarij. In Haarlem heeft hij gevraagd om een aalmoes. Hij is dan 26 jaar oud, kleermaker van beroep. Wat zijn straf is heb ik niet kunnen vinden.

In 1850 is hij in elk geval in Amsterdam. Hij ligt dan namelijk 16 dagen in het Buitengasthuis. Wijnandus is dan nog steeds kleermaker van beroep en hij woont blijkbaar aan de Boommarkt 283 te Amsterdam. Waaraan hij is behandeld staat niet vermeld. 


In november van datzelfde jaar wordt Wijnandus opgenomen in het Binnengasthuis te Amsterdam. Hij woont dan aan de Derk van Hasseltsteeg 11. Hij ligt op zaal 1, bed 7. En wordt 18 dagen verpleegd tot 7 december 1850.



Voor de 2e maal komt hij in de Ommerschans vanuit Zwolle op 28 januari 1851. Op 28 februari 1851 wordt hij overgeplaatst naar Veenhuizen. En op 8 juli 1853 wordt hij weer ontslagen.
Zijn signalement luidt dan:
signalement; 
lengte: 1,57
aangezigt: ovaal
haar: blond
oogen: blauw
neus: small
mond: klein
kin: rond

9 Maanden later, op 18 april 1854 is hij al weer in de Ommerschans. Wederom komend vanuit Zwolle. 
signalement; 
lengte 1,58
aangezigt; lang
haar; blond
oogen; blauw
neus; spits
mond; gewoon
kin; rond

En op 3 juni wordt hij naar veenhuizen gezonden. 2 Dagen later deserteert hij. 

"....Adrichem, Wijnandus Pieter Josephus Christiaan, van. No 1943, geboren te Rotterdam, oud 33 jaren, van de gereformeerde godsdienst, kleermaker, lang 1,55 el. aangezigt ovaal, voorhoofd laag, oogen blaauw, neus gewoon, mond klein, kin rond, haar en wenkbraauwen blond. Merkbare teekenen: aan de kin eenige vlekken. 
Deze 2 zijn op 6 junij j.l. gedeserteerd uit het 3e gesticht te Veenhuizen. "

9 dagen na zijn ontsnapping wordt hij weer opgepakt en naar de Ommerschans gebracht. En op 28 juni mag hij weer naar Veenhuizen. Wanneer hij dan ontslagen wordt weet ik niet.

In de gevangenis van Hoorn kom ik hem vervolgens weer tegen. Hij is dan "medeplichtig aan schriftelijke bedreiging met brandstichting van eene wooning."



25 oktober 1856 wordt hij veroordeeld tot 2 jaar gevangenisstraf. Op 24 november 1856 komt daar nog 1 jaar bij. Einde straf is op 25 december 1859.
Op 17 december 1856 wordt hij ingeschreven in de gevangenis te Hoorn. Op 25 oktober 1859 wordt hij ontslagen op last van de commissie van administratie. 

Hoe hij het heeft gedaan, geen idee, maar volgens de commandant van Administratie heeft Wijnandus 
op 25 oktober 1859, dus de dag van de vrijlating "diefstal gepleegd bij nacht door meer dan 1 persoon. Gepleegd door middelen van buiten. Braak en inklimming in een bewoond huis. 20e November 1856, prov. ger. Noord Brabant."


De 4e keer dat Wijnandus op de Ommerschans arriveert, is dat vanuit Utrecht. Het is dan 27 februari 1860. Op 24 April wordt hij weer ontslagen. 
signalement;
lengte 1,65
aangezigt; lang
haar; blond
oogen; blauw
neus; spits
mond; gewoon
kin; spits

Daarna is het in de archieven 7 jaar stil rond Wijnandus. 

Als Wijnandus 44 jaar is trouwt hij op 16 september 1867 in Vroomshoop met de ook 44e jarige Trijntje Kuiper(s). Wijnandus is dan nog steeds kleermaker, maar ze trouwen met een verklaring van onvermogen, de schoenmaker en de winkelier kunnen bevestigen dat ze de kosten voor het huwelijk en de extracten uit de burgerlijke stand niet kunnen betalen.

Trijntje is geboren in Wilhelminaoord. Haar vader Heere Jacobs Kuiper en haar moeder Rompkje Douwes komen met 4 kinderen in 1821 naar Wilhelminaoord vanuit de subcommissie Leeuwarden. In Wilhelminaoord worden er nog twee kinderen geboren. Daarna gaat het gezin naar de Ommerschans waar nog 4 kinderen worden geboren.

"Heere Jaakes Kuiper komt in de kolonie dankzij de contribuanten uit Leeuwarden. Hij arriveert met vrouw en vier kinderen op 18 augustus 1821. Zijn echtgenote staat op het aankomstoverzicht als Rompkje Douwes en de kinderen als Janke, Wietske, Jacob en Douwe,
Na drie jaar, op 20 oktober 1824, mag hij met vrouw en inmiddels vijf kinderen (Trijntje is er in Wilhelminaoord bijgekomen) de boerderij nummer 14 bij de Ommerschans als vrijboer betrekken. Zie ook het lijstje eerste vrijboeren op de pagina Ommerschans. Blijkbaar doet hij dat heel goed, want jaren later wonen ze er nog.
Er komen nog drie kinderen bij: Hiltje, Hendrika en Rompkje, en alles lijkt een en al rust.

Maar vanaf 1839 beginnen er allemaal dingen te veranderen.
Eerst gaat Janke op 24 april van dat jaar met ontslag.
Een week later, op 1 mei, gaat Trijntje weg om een dienstje te aanvaarden, maar die keert na anderhalve maand, 15 juni, terug op het nest.
Diezelfde dag, dus 15 juni, vertrekt Jacob de grote maatschappij in.

In 1840 zijn er twee van zulke mutaties.
De eerste is dat Wietske in februari met ontslag gaat, maar de tweede is dat Janke op 24 augustus terugkeert. Mét kind. En met een onduidelijk geschreven aantekening ´verlaten vrouw van F. Naerebout´. Maar voor het goed weergeven van die laatste naam durf ik mijn hand niet in het vuur te steken. Het is wel dezelfde achternaam als van haar kind, dat als voornaam Rompkje draagt en zou zijn geboren op 19 juni 1840.

En tenslotte 1841.
Eerst gaat op 8 mei Janke met ontslag. Of dat vrijwillig is of niet wordt in het stamboek niet vermeld. En dan wordt op 23 december 1841 Heere Jaakes Kuiper met zijn hele gezin ontslagen. En ook hier weet ik niet of het vrijwillig was of niet. Naar schatting is hij dan een jaartje of 53." (bron; Wil Schackmann)


Wijnandus en Trijntje krijgen drie dagen na hun trouwen een dochter; Petronella Hendrika van Adrichem. Helaas overlijdt het meisje een week na haar eerste verjaardag in Vroomshoop.
Wijnandus overlijd 5 jaar later op 27 april 1872 in Veenoord (Sleen) in Drenthe. Wat hij daar deed is mij niet duidelijk. Hij wordt aangegeven door zijn buren, maar zijn woonplaats is op dat moment Hellendoorn, staat in de akte, daar wordt zijn overlijden ook 3 mei geregistreerd. In het bevolkingsregister van Hellendoorn kan ik echter geen van Adrichem vinden.
Wijnandus is slechts 50 jaar geworden.
Van zijn vrouw, Trijntje Kuipers ontbreekt elk spoor. Ook heb ik geen andere kinderen kunnen vinden, wat ook wel kan kloppen met de wat hogere leeftijd van beide bij hun trouwen.

Ik blijft het vreemd vinden dat kinderen van een militair zo op het slechte pad en aan de bedelstaf raken. Vader zal als Luitenant Geweldige bij de Marine geen slecht inkomen hebben gehad. Maar misschien hebben ze hun vader wel nooit meer gezien na het tweede huwelijk. Ooit hoop ik er achter te komen. Tot die tijd moeten we het doen met deze feiten.