donderdag 18 mei 2017

De familie Ruiten

Dat mijn voorouders via mijn moeders kant van het eiland Schokland komen, daar schreef ik HIER en HIER al eens over. Zowel via de familie Mossel als via de familie Ruiten heb ik ook schokkerbloed en daar ben ik trots op! 

Nu is het zo dat de wortels van de Schokker familie Ruiten eigenlijk helemaal niet in Schokland liggen. De familie Ruiten, Ruijten, Reuten of Reuthen zoals ze ook wel genoemd worden, komen namelijk oorspronkelijk uit het plaatsje Stevensweert in Limburg. 
Stevensweert ligt samen met het plaatsje Ohé en Laak op een eilandje gevormd door twee zijarmen van de Maas, de Grensmaas en de Oude maas. In 1633 werd door de Spaanse veldheer Francisco de Moncada werd het oude plaatsje tot vestingsstad omgebouwd. Er werd een aarden vestigingswal met zeven bastions en vijf ravelijnen aangelegd. Het stadje, met zijn nu 1660 inwoners, heeft tot op heden nog steeds zijn zevenhoekige vorm weten te behouden.

Zo rond die tijd werd in Stevensweert Godefridus Hendriksz Reuten geboren, hij was een zoon van Hendrik Reuten en Odillia Luttiens. Hij trouwde op 3 februari 1665 in het plaatsje Stevensweert met Maria Welters en samen kregen ze drie kinderen. Bij de geboorte van de laatste dochter gaat het mis en overlijd Maria Welters de dag na de bevalling.  
Een jaar na het overlijden van zijn eerste vrouw trouwt de 35e jarige Godefridus, roepnaam Geurt, opnieuw. Ditmaal met Odilia Schreurs, de 26e jarige dochter van Christiaan Schreurs en Johanna Vogels. Met Odilia, die ook wel Dileken wordt genoemd krijgt hij nog eens 8 kinderen. Geurt is Schepen van Stevensweert en van Ohé en Laak.

Een jaar na het huwelijk moet Geurt verschijnen bij de schout van Stevensweert omdat hij zich "heeft durven verstouten nu eenige tijt geleden de dochter van Tilman Welters, met name Jenike Welters' waldtdaedelick met eene dichte dorens stock te slaen. In der voegen dat haere armen, lindenen ende rugge 't enemael blauwe ende swart, oock op haer hoeft butsen en nutsen, weshalve sij van alsulke slagen heeft, moeten te bedde liggen, zijnde in perikel van leven of sterven"
Oftwel hij heeft de zus van zijn eerste vrouw zo bont en blauw geslagen dat ze op het randje van de dood ligt. Leuke man die voorouder van me… 
Hij komt er in elk geval niet ongestraft van af. ' De beklaagde ,,sal gestraft worden met alsulken strave als een Erf gericht na de merite van deselve in recht ende justitie sal vinden te behoren met condemnutie vun costen". Wat het helemaal betekend weet ik niet, maar ik maak er op uit dat hij zijn schoonzus moet betalen. Een magere straf voor zo'n mishandeling...

Het stel lijkt niet onbemiddeld want in de rechtbank archieven van Stevensweert komen meerdere transacties voor waarbij het echtpaar grond of huizen koopt of verkoopt. Bij het huwelijk van dochter Alexdrina in 1700 geeft het echtpaar in plaats van 100 rijksdaalders een gedeelte van het huis De Meerkat. Het huis ligt in het fort van Stevensweert. Een behoorlijke gift!

Via zoon Joannes Godefridusz Reuten die op 21 augustus 1682 in Stevensweert werd gedoopt loopt de stamreeks verder. Hij trouwde op 18 januari 1705 met Christina Leurs. Dochter van Jacobus Leurs, burgermeester van Stevensweert en Joanna Houben (Garé). Joannes was 22 en Christina 20 jaar ten tijde van het huwelijk.

Over Johannes Reuten verscheen afgelopen jaar een mooi stukje in de Schokker Erf. Van Bruno Klappe kreeg ik toestemming om een deel van het verhaal hier te plaatsen. Ook hij is een nazaat van Joannes Reuten, net als heel veel andere Schokkers.

"Op 29 april 1712 zat de 29-jarige Johannes Reuten, op dat moment vader van vier kinderen, rustig een glas bier te drinken in de herberg van Peter Moors in Stevensweert. Om een uur of zes kwam de 24-jarige jonker Filip Bernard d'Amensaga met zijn knecht ook naar de herberg, en beiden dronken samen, staande voor de deur, enkele glazen brandewijn.
Jonker Filip was de zoon van Domingo Fernandino d'Amensaga, een kapitein in Spaanse dienst, die in 1676 het kasteeltje Bosserweert kocht, iets ten noorden van de vesting Stevensweert. Domingo Fernandino d'Amensaga was in 1695-1702 gouveneur van het Fort Sint Michiel te Venlo (zie beleg van Venlo)

Op een gegeven moment ontstond er een gesprek tussen de brandewijn- en de bierdrinkers, en in de loop van dit gesprek vroeg Johannes Reuten aan de jonker of hij de oude notenbomen voor het huis Bosserweert aan hem wilde verkopen. Iemand anders uit het gezelschap merkte toen op dat die bomen niet veel waard meer waren, kennelijk met de bedoeling om de prijs laag te houden. Reuten zei vervolgens dat hij het daar helemaal mee eens was, maar dat viel niet in goede aarde bij jonker d'Amensaga, die tegen Reuten snauwde: “Dou schelm, dou schorck, was hebts dou daer verstandt af!” (Jij schelm, jij schurk, wat heb jij daar verstand van!)

Reuten nam dit natuurlijk niet, en zei dat hij geen schurk maar een eerlijk man was. Jonker d'Amensaga begon hem daarop zo af te tuigen met zijn karwats, dat een bierglas in Reutens hand brak. Die gooide woedend het restant naar het hoofd van de jonker en ging er vandoor.

Karwats

Maar d'Amensaga rende met getrokken sabel achter Reuten aan, dreef hem op de beugelbaan in het nauw, en gaf hem een zware sabelhouw in zijn elleboog. Reuten schreeuwde luid om hulp, maar zijn vrienden konden de jonker niet tot bedaren brengen.

Het slachtoffer wist weer te vluchten, en verschanste zich in een gang tussen twee huizen. Jonker d’Amensaga gaf toen zijn knecht opdracht om Reuten neer te schieten, maar die was gelukkig zo verstandig om dat te weigeren. De jonker liep daarop zelf naar zijn paard, greep zijn twee pistolen, richtte die op zijn slachtoffer en haalde de trekkers over. Godzijdank weigerden beide wapens….

Chirurgijn Wolf Jurgen Baarts had er nog heel wat werk aan om alle wonden van Johannes Reuten te verzorgen, want zijn rekening bedroeg maar liefst 15 rijksdaalders. Ter vergoeding van deze en verdere onkosten liet Reuten vijf bunder land van jonker Filip in beslag nemen en publiek verkopen.

Spijt had de jonker niet van zijn wandaden, bleek toen hij voor het gerecht van Stevensweert stond. Een beledigde edelman had nu eenmaal het volste recht om met zijn karwats te slaan, meende hij, zeker als men in aanmerking nam dat hijzelf een “cavelier van eere ende digniteijt” was, en Reuten “eenen borgelijcken impertinenten ende moetwillige persoone”. De verdere mishandelingen beschouwde hij gedeeltelijk als zelfverdediging en gedeeltelijk als gelogen. Uit het vonnis en de daarop volgende verkoop blijkt echter dat de schepenen aan het woord van deze edelman weinig geloof gehecht hebben."

Joannes kreeg met zijn vrouw Christina na dit voorval nog vijf kinderen. Zijn vrouw overleed in 1734 in Stevensweert op 49 jarige leeftijd. Joannes besloot toen om Limburg vaarwel te zeggen en zijn geluk te zoeken in Kampen. Daar werd hij in 1736 in het burgerboek ingeschreven. 

Bij de verhuizing naar Kampen nam Joannes een aantal van zijn kinderen mee. De oudste van de negen kinderen overleed nog in Stevensweert, maar zijn zoon Christianus, die op 2 januari 1718 werd gedoopt, kwam zeker mee. 

Waar zijn broers en zussen bij hun doop nog de achternaam Reuten kregen, kreeg Christiaan bij zijn doop de achternaam Ruijten. 
Christiaan was timmerman en verhuisde naar Schokland waar hij trouwde met Marijtje Jacobs Visser. De katholieke Christiaan en de gereformeerde Marijtje trokken zich niks aan van de bezwaren tegen hun huwelijken en trouwden zowel in de gereformeerde kerk op Ens en de katholieke kerk op Emmeloord. Met zijn verhuizing naar Schokland werd hij de stamvader van de Schokkerfamilie Ruiten. Samen kreeg het echtpaar negen kinderen. Zijn vrouw Marijtje overleed, 41 jaar oud in 1767 op Ens, 2 dagen na de eerste verjaardag van haar jongste zoon.

Schokland

Volgens de volkstelling van 1795 woont het gezin, bestaande uit de weduwnaar Christiaan met vier kinderen, vijf kleinkinderen en een meid op de Middelbuurt te Schokland. Vier jaar later overlijd hij op 81 jarige leeftijd.
Middelbuurt
Ik had deze blog over de familie Ruiten niet kunnen schrijven als de pistolen van de Spaanse jonker niet geweigerd hadden. Zoon Christiaan was dan niet geboren en naar Schokland verhuist. De hele Schokkervereniging had dan niet eens bestaan, want Ab Klappe, de vader van Bruno Klappe en oprichter van de Schokkervereniging was er dan ook niet geweest. 
Er zijn nog veel meer verhalen over de familie Ruiten en andere schokker families te vinden in "het Schokker Erf", het blad van de Schokkervereniging. Voor slechts 16.50 euro per jaar ben je al lid van de vereniging en krijg je 4x per jaar het blad "het Schokker Erf" opgestuurd. Ik kijk er elke keer weer naar uit en lees bij thuiskomst meteen het blad van voor tot achter uit. 


Ben je ook een Schokker nazaat of ben je heel erg geïnteresseerd in de geschiedenis van Schokland, wordt dan lid! Vele leden van het eerste uur zijn al op leeftijd of al overleden en de vereniging kan wel nieuwe leden gebruiken. Want zonder leden houdt de vereniging op te bestaan en wie moet er dan nog vertellen over dit bijzondere eiland en zijn markante bewoners? Wees trots op je schokker afkomst en wordt lid van de Schokkervereniging. Lid worden kan via deze link.


maandag 15 mei 2017

De familie Langkamp en de Stadsbrand

Enschede na de stadsbrand, met de tenten zichtbaar tussen de puinhopen.
Barend Langkamp werd in 1827 geboren in Enschede als 6e kind van de 12 kinderen van Anna ter Mors en Harm Langkamp. Hij trouwde op 18 november 1853 in Enschede met de in Hengelo (Ov) geboren Frederica Godschalk.
Frederica was de onwettige dochter van Anneken Godschalk die zes jaar na de geboorte van Frederica trouwde met Hendrik Kok.
Hendrik Kok was zelf ook een onwettige zoon, zijn moeder was Judith Kok. 

Anneke Godschalk en Hendrik Kok kregen samen een aantal kinderen, waaronder een dochtertje Judith Kok, die al op 8 jarige leeftijd overleed. Frederica was 23 toen haar halfzusje overleed. Het vijfde kind van Barend en Frederica, Judith Langkamp, mijn betovergrootmoeder werd dan ook naar haar genoemd. De naam Judith komt ook nu nog steeds veel voor onder de nazaten van Judith Langkamp en Johannes van Adrichem. Van de mij bekende 96 nazaten van het echtpaar, zijn er maar liefst 11 genaamd Judith. Maar ook de naam Frederica of Frederik wordt nog steeds doorgegeven.


Judith Langkamp, mijn betovergrootmoeder, was 9 maanden oud toen de koning van Nederland, Koning Willem III op 1 mei 1862 Enschede zou bezoeken. 
Om de stad er op zijn mooist uit te laten zien werden gebouwen en straten versierd. Krotten werden minder zichtbaar gemaakt door ze te camoufleren met dennengroen. Alle 4500 inwoners van Enschede vierden feest toen de koning in de stad kwam. Ook nog lang nadat de koning was vertrokken was er een feeststemming en mede daardoor en door het mooie weer werd besloten de versieringen nog te laten hangen. Door het warme weer wordt het dennengroen als snel kurkdroog.

Enschede voor de stadsbrand van 1862. De rode stip geeft ongeveer aan waar het gezin Langkamp woonde.
Op 7 mei 1862 ’s middags rond een uur of één probeert Lodewijk van Voorst aan de Kalanderstraat zijn fornuis aan te steken om te kunnen koken. Vanwege armoede hebben ze geen geld meer voor turf en Lodewijk besluit wat van het dennengroen wat nog buiten in de straten hangt te gebruiken om het fornuis aan te steken. Een deel van de takken gaat in het fornuis, het andere deel legt hij op een stapel ernaast. Het krijgt het fornuis aan, echter het stapeltje groen naast het fornuis vat ook vlam door de vonken die van de takken in het fornuis af komen. Het vuur grijpt als snel om zich heen in het houten huis van Lodewijk en zijn vrouw Maria.
Maria rent de woning uit en zet het op een schreeuwen. Brand, brand! 

De buren komen snel aangehold om te helpen en ook de brigadier laat zijn middageten in de steek om te komen helpen, maar er is geen beginnen meer aan. Het hele huisje staat al in de brand. Door de nauwe straatjes van de stad, de houten gevels en al het dennengroen staat in mum van tijd meerdere huizen in de brand. Door de gebarsten ruiten wapperen de brandende gordijnen naar buiten.
Door plotselinge sterke zuidoostelijke wind verspreid de brand zich razendsnel. Al snel zien de mensen dat de brand alles vernietigd op zijn pad en de mensen beginnen hun spullen op karren te laden en proberen de stad te ontvluchten. Binnen de stadspoorten zijn de straten overvol.

Langestraat na de stadsbrand


In het stadhuis proberen ze de archieven te redden door ze naar de grote kerk op de markt te brengen. Hoog in de toren zijn de papieren wel veilig, denken ze.

Om half twee, een half uur na het begin van de brand branden de woningen en de school “Achter het hofje” ook al. Daar woont de 35e jarige Barend Langkamp, zijn vrouw Frederica en zijn dochters. 
De oudste is zeven jaar oud, dan volgen de dochters van zes, vier en drie jaar oud, Judith, is dan bijna twee. Frederica is op dat moment hoogzwanger of net bevallen van de 6e dochter. 

Het gezin moet rennen voor hun leven. Op hun klompen vluchten ze zo snel als ze kunnen over de gladde keien voor het vuur. Steeds achterom kijkend hoe snel het vuur dichterbij komt. Het gegil en gehuil van hun dochters komt bijna niet meer boven het geraas van de vlammen uit. Een regen van vonken dwaalt op ze neer en de hitte van de vlammen is enorm. De paniek moet gigantisch zijn geweest.

Muren om hen heen storten met veel geraas naar beneden, de zware eiken balken die de daken ondersteunen branden als lucifershoutjes. De stank is overweldigend.


Zelfs de stadsgrachten houden het vuur niet tegen en de brandweer heeft geen schijn van kans om de brand te blussen. Door de droogte en de wind grijpt de brand zo snel om zich heen dat de inwoners de karren met hun persoonlijke bezittingen ook achter laten moeten. Door de vonkenregen vliegen ook deze al snel in brand. De paarden moeten met bijlen van de wagens worden losgeslagen om ze te kunnen redden.
Dieven proberen nog spullen mee te stelen, en de schutterij lukt het niet meer om de orde te handhaven. 
Straten zijn versperd en de houten bruggetjes over de gracht om de stad staan al snel ook in brand. Dit geeft een enorme drukte op de paar bruggetjes die nog wel gebruikt kunnen worden. Bij de smalle Espoort kan geen wagen meer in of uit. De brandweer van Enschede kan het niet meer aan. Het vuur verspreid zo snel om zich heen dan ze steeds verder moeten wijken voor het vuur. De mannen die niet naar hun eigen huis zijn gerend om hun familie te reden proberen nog door te blijven gaan met pompen, maar ook dit wordt te zwaar. 
Ze krijgen de karren met de pompen er op niet meer vooruit. Dan geeft de brandweer binnen de grachten zich gewonnen, er valt niet tegen aan te blussen en ze laten hun branduitrusting achter in de vlammenzee. Rond drie uur ’s middags is er geen levend wezen meer te vinden binnen de stadsgracht en staat alles in lichterlaaie en vallen de klokken uit de kerktoren met een donderend geraas naar beneden…

J. Stroink woonde net als het gezin Langkamp aan de Hofstraat. Ze beschrijft op 11 mei 1862 in een brief haar bezigheden op het moment dat de stadsbrand uitbreekt.
‘Zoodra ik bemerkte dat de brand erger begon te worden ging ik dadelijk naar Julia’s
huis terug om te zien wat ik daar helpen kon. Wij lieten toen dadelijk een rijtuig
komen, waarin wij met baker en kind naar ons huis zonden. Ik ging daarop naar
boven om te zien wat nog te redden was. Van daar terugkeerende kon ik reeds niet meer de voordeur uit komen, maar moest achter door de schuur, die toen ook reeds van boven begon te branden. Waarop ook weldra de heele Hofstraat in vlammen stond.


Dankzij de brandweerkorpsen uit de omliggende plaatsen werd voorkomen dat het vuur buiten de grachten zich snel verder zou verspreiden. De bewoning buiten de grachten was minder dicht zodat de brand hier zich minder snel kon verspreiden. 

‘s Avonds om zeven uur was Enschede niet meer dan een rokende ruïne. Tot in de verre omtrek was de brand te zien. In de plaatsen rond om Enschede dwarrelden papier en verbrande resten naar beneden dat door de wind mee was gevoerd.

Enschede na de Stadsbrand. Alle oranje delen zijn verwoest. De zwarte delen zijn behouden.


633 Huizen waren verwoest en 660 gezinnen dakloos. 3675 mannen, vrouwen en kinderen die nacht buiten in de open lucht moesten doorbrengen. Op de grond, in stallen, kippenhokken, of onder struiken en bosjes. Zonder dekens, beddengoed, eten en drinken. Wie die nacht niet slapen kon probeerde in de rokende puinhopen toch nog enige bezittingen op te vinden. Vaak tevergeefs.


Kerken, scholen, stallen, fabrieken alles was veranderd in een hoop as. Het stadsarchief dat men had proberen te redden door het naar de toren van de kerk te brengen was totaal vernietigd. De mensen binnen de stadsbrand waren alles kwijt, ze hebben vaak niet meer kunnen redden dan zichzelf.



De dag na de brand werd meteen door de mannen een begin gemaakt met de heropbouw van de stad. De straten waren nog heet van het vuur maar toch werd er begonnen met het afbreken van de verbrande huizen. Het puin werd gebruikt om de altijd stinkende grachten te dempen. Er kwam hulp uit de wijde omgeving. Wagens met voedsel en kleding kwamen naar de verbrande stad om de daklozen van eten te voorzien. De eerste dag verliep chaotisch, maar al snel werd het eten uitgedeeld vanuit villa Schuttersveld, net buiten de stad, zodat alles wat meer georganiseerd verliep. 




Op de tweede dag na de brand stuurt minister Thorbecke vierhonderd legertenten en zesduizend dekens. Een tentenkamp verrees naast de begraafplaats aan de Deurningerstraat. Er stonden zelfs tenten tussen de puinhopen in de stad en mensen werden opgevangen in boerderijen en tuinhuisjes in de omtrek. 


In totaal kwam er 250.000 gulden binnen op de stad weer op te bouwen. 
Slechts 21 dagen na de brand stond het eerste huis alweer aan de Haverstraat en trokken de bewoners weer in het huis. Alleen de oude Niendeur stond nog overeind, de rest werd er omheen gebouwd van een voor afbraak bestemde geraamte en dakpannen van een boerenwoning uit 1825.



Niemand in Enschede zat na de stadsbrand nog zonder werk. Alle arbeidskrachten waren nodig om de stad weer op te bouwen. Ook Barend Langkamp zal zijn handen uit de mouwen hebben gestoken om de stad weer op te kunnen bouwen om zijn vrouw, en inmiddels zes dochters een nieuw huis te kunnen bieden. Het gezin kwam te wonen “op den Belt”. Toen het stuk land tussen de Raadhuisstraat, de Mooienhofstraat en de Beltstraat. 

De wederopbouw van de stad gaf Enschede een enorme impuls en is er uiteindelijk niet slechter van geworden. Er werden steenfabrieken gebouwd om genoeg stenen te kunnen leveren voor de nieuwbouw, ook de textielindustrie werd groter en groter en de stad groeide mee. Ook Barend en Frederica breiden flink uit. Het gezin kreeg na zes dochters nog eens vijf zonen en in 1878 was het echtpaar 25 jaar getrouwd. Twee kinderen waren op dat moment helaas al overleden. De oudste dochter was op dat moment al 24 en, de jongste zoon was 5 jaar oud. Graag zou ik willen weten hoe het het gezin na de brand is vergaan, er is alleen niemand meer om me dat nog te kunnen vertellen....


Vaak heb ik al gezegd dat het mooi zou zijn om een 3D versie van Enschede voor de stadsbrand en voor de aanleg van de boulevard me zo mooi zou lijken en dat je met een 3D bril op in het Enschede van toen zou kunnen wandelen. In ben niet de enige met dat idee zag ik. Met het Project Enschede 1862 werd een begin gemaakt met het maken van een 3D versie van het Enschede van voor 1862, maar het werd helaas stopgezet. Eeuwig zonde vind ik dat. Stiekem hoop ik dat het toch ooit wordt voortgezet. op de pagina van de ontwerper vind je in elk geval een deel van het project terug.