donderdag 17 december 2020

Bernardus Marinus de Vries

Alweer vierenhalf jaar geleden schreef ik een stuk over Bernardus Marinus de Vries, een neef van mijn oma, die in 1945 op slechts 20 jarige leeftijd in kamp Wöbbelin is omgekomen. De verhalen die ik over het kamp heb gelezen waren verschrikkelijk en ik nam me voor om als ik er ooit in de buurt zou zijn het monument te bezoeken.

Bernardus Marinus de Vries

Op mijn verhaal kreeg ik ook een reactie van een dochter van Bertus, het jongere broertje van Bernard en hun, in 1945, op 13 jarige leeftijd omgekomen, broertje Henk. Ze vertelde dat haar vader een aantal keren na de val van de muur naar Wöbbelin was afgereisd om het monument te bezoeken. Onlangs had hij het verhaal over zijn broers verteld op televisie vanwege 75 jaar vrijheid. Het was een hele zoektocht maar uiteindelijk heb ik de aflevering gevonden en bekeken. 

(de aflevering vind je HIER, bij 21.57 min.)

Ik zag foto’s van de twee jongens en de namen kregen een gezicht en hoorde ik van een gezinslid het verhaal over wat er gebeurd was met beide broers. Die oudere man aan het graf van zijn veel te vroeg gestorven broer Henk te zien staan deed me wel wat. De familieband voelde aan de ene kant zo ver weg, maar tegelijkertijd toch dichtbij.

Afgelopen zomer, toen we ondanks Corona toch weer even op vakantie konden, zijn we met de camper naar Rügen geweest. De reis naar dit eiland voerde ons langs Hamburg en daarmee ook in de buurt van Wöbbelin.

Ik had van te voren al opgezocht waar het monument zich moest bevinden en ik kon de rest van het gezin overhalen om er een bezoek aan te brengen. Het bleek een beetje een onzichtbare plek aan de rand van een drukke weg waar we bijna voorbij reden. Op het eerste gezicht zag ik alleen een open plek in het bos maar toen we dichterbij kwamen bleek dit het monument te zijn.

De namen van de meer dan 1000 omgekomen mannen staan op stenen die als littekens over de bestrating lijken te lopen. De naam van Bernard werd verrassend snel gevonden. Met een uit het gras geplukte bloem markeerde ik zijn steen.


Er bleek toch meer van het kamp te vinden dan we dachten. Op het terrein staan vijf sculpturen gemaakt van de stenen van de barakken. Ze stellen “aankomst”, “honger”, “troost”, “dood”, en “hoop” voor. 

 

Ook stonden er zuilen met informatie en foto’s van het kamp. De vieze waterputten, de gammele stapelbedden en de stapels lijken in de sanitaire voorzieningen. We kunnen ons er geen voorstelling van maken.  



Wat een verschrikking moet het voor die jonge mannen zijn geweest om op die plek aan hun lot te worden overgelaten. 


Ik probeerde er niet aan te denken dat een van die mannen op de foto Bernard zou kunnen zijn maar ik kon het beeld maar niet loslaten.  


Toen we het monument verlieten en verder reden zagen we bij een afslag ineens een bordje met “massagraf” staan. Mij was niet bekend dat dat er was, maar ik wilde wel graag zien wat er te zien was en of het van kamp Wöbbelin was.


Na een eindje rijden kwamen uit bij “Strasse des Friedens”. Een klein bordje wees ons naar een bos met een heel smal paadje dat niet geschikt leek om in te rijden met een camper. Er was echter ook geen parkeerplaats om de camper neer te zetten. Ik ben in mijn eentje het bos in gelopen op zoek naar het massagraf. Er leek echter geen eind aan het bospad te komen en mijn man en zoons die achtergebleven waren bij de camper zag ik ook niet meer. Ik voelde me ineens niet meer zo prettig alleen in het bos waar niemand me zou kunnen horen als ik zou roepen. Teleurgesteld dat ik de plek niet kon vinden ben ik maar terug gelopen.

Het pad leek me met de camper, tot zover ik had gezien, toch wel begaan en mijn man wilde wel proberen om er in te rijden. Het werd een onstuimig ritje, door kuilen, door de modder, de taken schrapend langs de zijkant. Er viel van alles uit de kasten en de hor van het dakraam brak af en kwam naar beneden. Uiteindelijk werd het pad te smal en durfden we niet meer verder. Terwijl mijn man de camper probeerde te draaien ben ik toch uitgestapt en verder gelopen. Een paar meter verder stond ik ineens voor het massagraf.


Een trieste verlaten plek midden in het Neu Lublower Wald, waar 141 mannen liggen begraven die omgekomen zijn in het kamp door mishandeling, ziekte of honger. En toen, bijna aan het eind van het massagraf, naast een verkleurde bos kunstbloemen zag ik de naam van Bernard. 


Ik had zijn laatste rustplaats gevonden....




 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten