zondag 15 juni 2025

Claes van Adrichem en Adriaen Claesz van Adrichem


Mijn eerst bekende voorouders zijn Claes van Adrichem en Lijsbeth Claes Franckendr. van de Bergh. Claes is zeventien generaties van mij verwijderd en wordt daarom mijn edelgrootouder genoemd. Voor elke generatie is er andere benaming, te beginnen met je ouders als eerste generatie, je grootouders als tweede generatie en ga zo maar door. 

Generatie 64 is je vooredelstamoudbetovergrootouder en generatie 512 is je hoogopperaartsvooredelstamoudbetovergrootouder. Een hele mond vol! Zover zal ik echter nooit komen in mijn stamboomonderzoek. Tot aan Claes van Adrichem weet ik zeker dat hij mijn voorouder is (al hoewel je dat met vaders natuurlijk nooit zeker weet). 

Er zijn mensen op het internet die hun stamboom vanaf Claes beweren te kunnen herleiden tot de Heren van Brederode en van Teylingen en zelfs nog verder tot aan Karel de Grote aan toe. 
De gegevens die ik van Georgina van Adrichem jaren geleden heb gekregen (wel dezelfde achternaam, maar geen familie zover we hebben kunnen nagaan) houden op bij Claes. Er is een missing link tussen Claes Florisz van Adrichem, burgermeester van Haarlem en Aleid Boudewijn van Teterode die wel afstammen van de familie Brederode en Teylingen en mijn edelgrootouder Claes. Ik stam overigens wel af van die families maar dan via een omweg via de vrouwelijke lijn van van Adrichem; Maria Claesdr van Adrichem die huwde met Vranck van de Bergh. Over de ingewikkelde relaties tussen de van Adrichem's en de familie van de Bergh schreef ik al eerder en kun je HIER lezen. 

Claes droeg voor zover ik weet ook niet de achternaam van Adrichem. Zien kleinzoon Claes Adriaensz is de eerste die de achternaam van Adrichem is gaan gebruiken. Daarmee maakt een afstammeling van de adelijke tak van Adrichem nog onwaarschijnlijker. 

Er is verder erg weinig bekend mijn edelgrootouders Claes van Adrichem en Lijsbeth Claes Franckendr. van de Bergh. Het is dan ook meer dan zeshonderd jaar geleden dat deze Claes werd geboren. Maar omdat ik een post wil schrijven over al mijn rechtstreekse voorouders van de van Adrichem kant hoort ook Claes in het rijtje thuis, hoe weinig informatie ik ook over hem, zijn vrouw en het enige kind van hen die ik heb kunnen vinden; mijn stamoudbetovergrootvader Adriaen Claesz van Adrichem. Er zijn geen sterfdata van ze bekend maar ze overleden waarschijnlijk wel voor 1500. Ze leefden in de Bourgondische tijd (1400-1500). Filips de Goede, ook genaamd Filips III van Bourgondië was de hertog van Bourgondië en heer van de Bourgondische Nederlanden van 1419 tot zijn dood in 1467. 

De persoonskaart van Claes van Adrichem is erg kort;

Persoonskaart van Claes van Adrichem

Claes van Adrichem is geboren omstreeks 1410, misschien zoon van Claes Florisz van Adrichem en Aleid Boudewijnsdr van Tetrode. Claes is overleden. Claes trouwde met Lijsbeth Claes Franckendr. van de Bergh. Lijsbeth is geboren omstreeks 1415 in Vlaardingen. Lijsbeth is overleden.
Kind van Claes en Lijsbeth:
1 Adriaen Claesz van Adrichem, geboren omstreeks 1440 in Vlaardingen. Adriaen is overleden. Adriaen trouwde met Aeghjen van Crooswijk. Aeghjen is overleden. Adriaen en Aeghjen kregen tenminste twee kinderen; Nicolaes van Adrichem, geboren omstreeks 1470 te Vlaardingen. Hij trouwde Machteld Claes Vranckendr van de Bergh. En Fijtgen van Adrichem, zij trouwde Vranck Claesz van de Bergh. Deze stamboom van de familie van de Bergh ligt wat ingewikkeld, zie HIER

De familie woonde in Vlaardingen. Daar kan ik dan wel wat over vertellen. 

Het gebied dat tegenwoordig Vlaardingen heet behoort tot de oudste bekende bewoonde gebieden in Holland. Al in de late steentijd was er sprake van bewoning. In 1990 werd aan de rand van Vlaardingen een 3300 jaar oud skelet gevonden waaruit zelfs de oudste menselijke DNA in Nederland hebben kunnen halen. Het skelet wordt de Krabbeplasman genoemd. 

Een stukje verder in de tijd. We spreken nog over de middeleeuwen (500-1500) Vlaardingen verkreeg waarschijnlijk voor 1273 stadsrechten. Een late middeleeuwse stad was autonoom, had een eigen bestuur en rechtspraak, vastgelegd in stadsrechten. Tevens hadden ze verdedigingswerken, en een grote diversiteit aan beroepen binnen haar grenzen. Het heeft in Vlaardingen echter nooit geleid tot de bouw van stadsmuren. De stad heeft alleen een gracht en wat hekken als afgrenzing nooit gekend. Door de stadsbrand van 1574 ontbreken er echter veel gegevens over Vlaardingen in de 15e eeuw. Vanaf de 15e eeuw kwam de haringvisserij. 

Tot 1407 was Vlaardingen een klein concentrisch stadje met de kerkheuvel als centrum zoals de meeste middeleeuwse stadjes. Na 1407 begon de bebouwing uit te groeien langs een centrale as (Hoogstraat) waarlangs een groot gedeelte van de bebouwing zich uitstrekte. Tot 1400 leende de stad zich dus prima voor een stadsmuur maar nergens zijn tekenen dat daar aan begonnen is. Door de langgerekte vorm die de stad in de 15e eeuw kreeg werd het steeds problematischer om een stadsmuur te bouwen. Het blijft vreemd dat de stad geen ommuring kent, het was een noodzaak in de rumoerige middeleeuwen. Het is iets wat Vlaardingen in 1574 duur is komen te staan. Het viel al eerder in handen van de Spanjaarden tijdens de 80-jarige oorlog. Nadat de Spanjaarden terug waren geroepen naar Vlaanderen en dreigden weer hun opmars te maken. Vanwege het ontbreken van stadsmuren was de stad niet beschermd. De Geuzen wilden de verlaten schans in Vlaardingen niet in handen van de Spanjaarden laten vallen en daarbij ging het grootste gedeelte van de stad in vlammen op. Vader Claes en zoon Adriaen en hun gezinnen hebben die brand niet meer meegemaakt. Waarschijnlijk zijn voor of net na de eeuwwisseling overleden. 

zaterdag 7 juni 2025

Christiaen Huijgensz van Noorden

Op 2 juni 1574, gedurende de Tachtig jarige oorlog, werd in opdracht van Willem van Oranje de stad Vlaardingen in brand gestoken door een groep uit Schiedam afkomstige Geuzen om te voorkomen dat de stad in handen van de Spanjaarden zou vallen. De circa vijftienhonderd inwoners waren al op tijd naar Schiedam gevlucht die beschermd werd door de stadsmuren. Een van die inwoners was de ongeveer vierentwintig jarige Christiaen Huijgensz van Noorden. 


Christiaen was een zoon van Huijch Bartshoutsz van Noorden en Maertgen Simondsr. Geboren rond 1550 in Vlaardingen. In 1574 lagen er negenhonderd Spaanse soldaten gelegerd bij Vlaardingen, duizend Geuzen bij Schiedam en nog een dertienhonderd Geuzen bij Delftshaven. Vlaardingen lag volop in de frontline en werd niet beschermd door stadsmuren. Door de opdracht van Willem van Oranje verwoeste de stadbrand bijna de gehele stad. Veel inwoners verloren hun bezittingen. Het stadhuis en de kerk alsmede bijna alle huizen waren afgebrand. Landerijen waren onder water gezet om de Spanjaarden tegen te houden. De financiële schade was enorm. Vlaardingen verviel van een belangrijke stad naar een onbelangrijk dorp. In de zomer van 1575 keerde veel inwoners terug. Het stadsbestuur moest echter zelf de kosten van het herstel opbrengen en het zou jaren duren voordat de stad weer was hersteld. Vanaf 1580 werd het stadhuis hersteld met de oude, schoongemaakte stenen. In 1582 begon men met het herstel van de kerk. 

Stadsbrand Vlaardingen

Christiaen was een van de inwoners die terugkeert naar de verwoeste stad. Hij trouwde op 17 mei 1578 in Rotterdam met Neeltgen Cornelisdr den Abt en het gezin werd uitgebreid met drie kinderen; Altgen, Huijch en Cornelis. In 1580 kocht Christiaen "erf en steen" op de hoek van de Hoogstraat en de Omring te Vlaardingen. Met de Omring wordt de Markt bedoeld. De omring was het lage muurtje om het kerkhof heen waarbinnen de inwoners van de stad werden begraven. In 1581 liet Christiaen op deze plek een huis bouwen. Op de markt stond de kerk centraal waar geloof werd beleden en werd begraven, maar er werd ook recht gesproken, bestuur gevoerd en handelgedreven. Tevens vonden er allerlei festiviteiten op de markt plaats. 

Kerk met omringde begraafplaats, Vlaardingen

Op de markt bevond zich ook het eerste weeshuis in Vlaardingen die bij de brand werd verwoest. Na de stadsbrand werd op dezelfde plek het Heilige Geest Gast- en Weeshuis opgebouwd. Het zorgde voor uitdeling van turf, kaarsen, haring, vlees en brood door de Heilige Geestmeesters aan de armen. Het werd gebruikt als ziekenhuis en als opvang van (half)wezen en ouderen. In dienst van het gasthuis was een chirurgijn. Het waren medische behandelaars die zich met name bezighielden met uitwendige kwalen maar anders dan dokters hadden zij geen universitaire opleiding genoten. Er bestond echter wel een opleiding waarin chirurgijns het vak leerden en het beroep werd uitgeoefend in gilde verband. 


Christiaen wordt vanaf 1581 genoemd als Meester-chirurgijn van het Vlaardingse Gast- en Weeshuis. In de 17e -eeuwse gasthuizen had een chirurgijn vaak een eigen verbandzaal. Hij behandelde zowel mensen binnen en buiten het gasthuis en nam deel aan anatomielessen. Behandelingen bestonden vaak uit aderlating, wondverzorging en zorg voor botbreuken. Laudanum en alcohol waren de enige verdovingsmiddelen. Chirurgijns dreven daarnaast vaak ook een barbierszaak waar zij hun clientèle ontvingen en behandelden. 

Een gevelsteen herinnert zich nu nog aan de plek waar in de 17e eeuw het Gast- en Weeshuis heeft gestaan. De tekst op de steen luidt; "Den armen dat ick gaf, is mij gheblewen, dat ick hiele, heeft mijn beghewen". Wat zoiets betekend als dat het armenhuis er nog was na de brand maar dat wat hij had gehouden was kwijt geraakt. Mogelijk wordt een schat van oudere zilveren munten bedoeld dat waarschijnlijk voor de komst van de Spanjaarden werd begraven en na de stadsbrand door de eigenaar nooit werd teruggevonden. Bij opgravingen in 1913 zijn deze munten alsnog opgegraven. HIER vind je het verhaal over de opgraving.

gevelsteen Markt Vlaardingen

Ook wordt Christiaen vermeld als poorter van Vlaardingen in 1580. Een poorter was een burger die zich het recht had verworven binnen de poorten van een plaats met stadsrechten te wonen en die bijzondere politieke en economische rechten genoot. Het was in principe een erfelijk recht maar kon ook worden gekocht. Er was onderscheid tussen de gewone inwoners van de stad (de ingezetene) en de poorters die een hoger aanzien genoten vanwege hun afkomst, opleiding, inkomsten, vakmanschap e.d. Een vrouw kon poorter worden door met een poorter te trouwen en de kinderen uit dit huwelijk werden automatisch ook poorter. 

Meestal was een stad omringd door een stadsmuur en een gracht en bood daarmee een zekere veiligheid en bescherming aan haar burgers (poorters). 's Avond werden de stadspoorten gesloten door de poortwachters. De sleutels werden ingeleverd bij de burgermeester en de volgende dag weer opgehaald. Vlaardingen had geen stadsmuur dus er was weinig bescherming voor de poorters voor geweld van buitenaf. 

De poorters hadden het recht om lid te worden van een gilde. Waardoor Christiaen ook meester chirurgijn kon worden. Hij kwam ook voor bestuurlijke functies in aanmerking. Ook genoot een poorter van zijn burgerrecht, hoefde hij geen tol te betalen en mocht rechtszaken aanspannen. Kinderen van een overleden poorter hadden het recht om opgenomen te worden in het burgerweeshuis dat betere verzorging bood dan een gewoon weeshuis of armenhuis. De burgerplicht bestond eruit dat hij belastingplichtig was en aan de kosten voor de verdediging van de stad en het onderhoud moest bijdragen. 
Vlaardingen in 1649

Christiaens vrouw Neeltgen overlijd voor 1602 want in dat jaar treed Christiaen voor de tweede keer in het huwelijk met de negenentwintig jarige Grietgen Pietersdr. Bisschop. Christiaen is dan al tweeënvijftig jaar oud. Met Grietgen krijgt Christiaen nog eens drie dochters; Lijsbeth, Erckge en Maertge. 

Christiaen wordt in 1603 benoemd tot schepen van Vlaardingen tot 1629. Ook wordt hij genoemd als reder in 1596, 1606 en 1609. Hoewel Vlaardingen bekend is geworden als haringstad en er veel visserij was, weet ik niet of met reder in dit geval de eigenaar van een of meer schepen wordt bedoeld. Mogelijk kan ook de term "rederijker" bedoeld worden. Rederijkers waren welgestelde, ontwikkelde burgers die zich als hobby met dichtkunst, toneel en muziek bezighielden. In de Hoogstraat was de rederijkerskamer d'Akerboom gevestigd, vlakbij waar Christiaen een huis had. In 1616 was de markt het middelpunt van de Vlaardingse Landjuweel, een rederijkerswedstrijd.  Hieronder vind je een verslag van die dag.

Ruim vier eeuwen geleden is het kleine stadje Vlaardingen het middelpunt van een grote rederijkerswedstrijd. Op 10 juli 1616 trekken honderden rederijkers, afkomstig uit vijftien steden uit de wijde omgeving van Vlaardingen, de stad binnen. Ze gaan deelnemen aan een groot landjuweel. 

 

Met paard en wagens en met de trekschuit arriveren de rederijkers in Vlaardingen. In een optocht, de ‘intree’ genoemd, trekken ze vanaf de Kortedijk de stad binnen. Elke kamer voert vooraan de stoet een blazoen, een soort wapenschild, waarop een lijfspreuk staat. 

In de verte klinkt muziek. Een prachtig versierde wagen rijdt voorop. Daarop zit een vreemd uitgedoste figuur die op een in die tijd populair deuntje, de rederijkers luid zingend aankondigt. Hij beeldt de ‘Liefde Des Vaderlants’ uit. Trots dragen de rederijkers hun blazoenen als ze zich, in een bont gekostumeerde stoet, aan de Vlaardingse rederijkerskamer d’ Akerboom presenteren. Het is een geweldig gezicht, iedere rederijker is prachtig verkleed en personifieert een bepaald begrip, een gedachtegang, deugd of ondeugd. Nadat de stoet door het kleine stadje heeft geparadeerd, maakt de jury haar rapport op; de intrede is namelijk het eerste onderdeel van de rederijkerswedstrijd. Een welkomstspel luidt het feest in. Dan volgen het zinnespel, het refrein, het lied en het kniedicht. Dit laatste was een uitdaging op zich. Men kreeg papier en pen en een aantal uren de tijd. Vervolgens moest men een twaalfregelig refrein maken. De optredens vinden plaats op veelal simpele, in elkaar getimmerde podia. Ook de groep die het mooist verkleed is en de groep die ‘t verst weg komt, krijgen een prijs. Om precies 13.00 uur beginnen de wedstrijden.

 

Honderden inwoners van het kleine vissersstadje verzamelen zich. Het volk komt om naar het spektakel te kijken en om zich te laten informeren over de toestand in het land. Kranten zijn er immers nog niet. De rederijkers staan kritisch tegenover de maatschappij en de politiek en houden zich daar in hun gedichten en toneelspelen dan ook vaak mee bezig. Toch schuwen ze ook enige frivoliteit niet.

Als we de genres bekijken waarmee inhoudelijk werd gewerkt, zien we naast ‘in ’t vroege’ (ernstige poëzie) bijvoorbeeld ook ‘in ’t amoureuze’ (liefdesgedichten) en in ’t sotte’ (komische, soms schunnige gedichten). Hoewel ze niet het allereenvoudigste taalgebruik beoefenen, schrijven ze zeker ook voor hun publiek; het gewone volk.

 

De honderden deelnemers worden onder meer gehuisvest in de Slavenburg, de voormalige gevangenis voor galeislaven, die in 1601 in de ruïne van het zuidelijk transept van de kerk werd gevestigd. Dankzij de vele herbergen vinden alle rederijkers en hun gevolg een slaapplaats. Het stadsbestuur wil grip op de zaak houden en stelt een verordening op met regels waaraan iedereen zich dient te houden. Ook moeten alle personen die de stad binnenkomen zich aanmelden bij de plaatselijke overheid. Een goed plan, want onder de rederijkers mengen zich ook kwakzalvers, potsenmakers, kiezentrekkers, kooplui en gespuis...


Christiaen was naast schepen, reder, meester-chirurgijn ook nog eens "thesauriër" in 1622 en 1630. Een thesauriër is een persoon die verantwoordelijk is voor de financiën of het geld van een bestuur of organisatie, zoals een schatmeester of penningmeester. Allemaal bestuurlijke functies van gegoede burgers in de stad en daarom ga ik eerder voor de betekenis van reder in de term van rederijker dan voor reder als scheepseigenaar. 

Dit soort functies van aanzien werden benoemd door de ambachtsheer van de Heerlijkheid Vlaardingen en Vlaardingen-ambacht. Vanaf 1627 was dit de zeventwintig jarige Willem van Ruytenburch. Willem erfde dit ambacht van zijn vader Pieter. Hoewel Willem in Amsterdam woonde, verbleef hij regelmatig in zijn buitenplaats "het hof" in Vlaardingen. Als ambachtsheer had hij een flinke vinger in de pap en mocht hij o.a. de schout, secretaris, drie van de zeven schepenen en een van de twee burgermeesters benoemen. Willem was, hoewel niet van adel, in Amsterdam een man van aanzien. Zo was hij o.a. luitenant van de schutterij en in die hoedanigheid kun je hem misschien wel kennen want hij staat op de in 1642 geschilderde "Nachtwacht" gemaakt door Rembrandt van Rijn. Mogelijk was hij degene die Christiaen benoemd voor een van zijn vele bestuurlijke functies. 

Willem van Ruytenburg, zoals afgebeeld op de Nachtwacht

Op 17 juli 1634 stierf Christiaen op vierentachtig jarige leeftijd. Zijn vrouw Grietgen is dan eenenzestig jaar, en nog in leven, het is echter onbekend wanneer zij uiteindelijk stierf. Waarschijnlijk werd Christiaen begraven in de kerk van Vlaardingen, waar de welgestelde inwoners van Vlaardingen een laatste rustplaats vonden. 


donderdag 5 juni 2025

De mogelijkheden van AI

We hebben intussen allemaal wel gehoord van ChatGPT en AI en de mogelijkheden die het bied. Ik heb er zelf een haat-liefde verhouding mee, want hoewel de mogelijkheden eindeloos lijken te zijn, schijnt het effect op het milieu niet gunstig te zijn. Elke zoekopdracht met ChatGPT verbruikt vijfentwintig keer meer energie dan een Google zoekopdracht. Gigantische datacenters draaien overuren om de AI modellen te blijven trainen. Volgens Stanford University kosten het trainen van o.a. ChatGPT naar schatting 500 ton CO2, dat is evenveel als de uitstoot per passagier van 400 vluchten van Amsterdam naar New York! De dataservers hebben ook veel water nodig om te koelen. Dit is alles behalve duurzaam. 

Sinds ik dit weet ben ik bewuster van wat ik aan ChatGPT vraag. Ik weeg af of ik de vraag ook gewoon kan opzoeken via mijn standaard zoekmachine Ecosia of aan ChatGPT. Maar er zijn mogelijkheden met AI die een zoekmachine me niet kan bieden en soms kan ik de verleiding gewoon niet weerstaan. 

Zo wilde ik weten of het mogelijk was om foto's van mijn voorouders te verjongen. En ik werd niet teleurgesteld. Want dit is mijn voorouder Antonius Mossel rond een jaar of vijfentwintig. Als een jonge man, zonder zijn baard. Ik vind het resultaat verbluffend.


Natuurlijk weet ik niet of hij er zo uit heeft gezien, maar fascinerend is het wel. 

En dit zijn mijn voorouders Johannes van Adrichem en Judith Langkamp. 

Bij Johannes en Judith ben ik minder overtuigd. Zowel Johannes als Antonius Mossel lijken op elkaar. Niet helemaal zoals ik Johannes en Judith zou hebben verwacht. Dat komt natuurlijk ook omdat ik weet in welke omstandigheden Johannes is opgegroeid. In diepe armoede, dus de kleding, haardracht e.d. vind ik niet reeël. Het liefst zou ik nu alle foto's van mijn voorouders laten verjongen om te zien wat er uit komt. Maar vanwege de impact op het milieu houdt ik het maar bij deze twee. Al ben ik wel aan het bedenken wat er allemaal nog meer mogelijk zou kunnen zijn wat betreft mijn familiefoto's en AI...

dinsdag 3 juni 2025

Heksenprocessen binnen het hof van Gelre

Tussen 1550 en 1675 vonden er binnen het Hof van Gelre een serie heksenprocessen plaats waarbij van hekserij verdachte personen terecht moesten staan. Een heksenproces bestond uit drie stappen; de Waterproef, daarna foltering en vervolgens de brandstapel. 


Waterproef

Bij de waterproef werd de beschuldigde in het water gegooid. Een onschuldige zou direct zinken. Bleef men drijven dan was men een heks. De beklaagden werden met een touw vastgebonden zodat hij of zij uit het water getrokken kon worden. Dat ging echter niet altijd goed, soms verdronken mensen hierbij alsnog. Echter in dat geval was je dus niet behekst en kreeg je wel een christelijke begrafenis. 

Bleef je drijven (vaak door luchtbellen onder de kleding) dan was je een heks en begon men met de foltering zodat je zou bekennen dat je een heks was. Foltering door een scherprechter had als doel je te laten bekennen en niet om je te doden. Uiteraard werd er net zolang gefolterd tot je wel toegaf aan waarvan je werd beschuldigd. Maar ook hier ging het wel eens mis en vonden mensen de dood tijdens de folteringen. 

Het doden gebeurde bij voorkeur op de brandstapel omdat men geloofde dat daarbij ook de ziel van de heksen (en tovenaars) werden vernietigd. Als er een grote groep tegelijk op de brandstapel werd verbrand dan stikten ze vaak door inademing van de rook. Was het een brandstapel met maar één persoon dan begonnen de vlammen aan de benen en was het verschrikkelijk pijnlijk dood die wel uren kon duren.

Er hebben in Bredevoort enkele enkele heksenprocessen plaatsgevonden. In 1561 werd Salicke van Dornick als tovenaar terechtgesteld en kwam op de brandstapel aan zijn einde. Zijn zus Aleyd Koeters werd ook beschuldigd van hekserij. In 1561 beloofde ze beterschap en kreeg ze een boete. In 1586 werd ze opnieuw beschuldigd door haar stiefzoon. Tijdens de waterproef beleef ze tot drie keer drijven, zelfs toen ze met een staak door de scherprechter naar beneden werd geduwd. Na de waterproef werd ze gefolterd. Ze hingen haar aan een lader en bewerkten haar met een roede. Tijdens deze marteling brak ze haar nek. 

Op 19 september 1610 werd Jenneken ter Honck levend verbrand. Na verhoor onder zware folteringen bekend zij een heks te zijn en noemt daarbij enkele namen van anderen. Ze smeekt om dood door het zwaard, tevergeefs. De volgende dag wordt Gertken op 't Goir beschuldigd van tovenarij. Ze bekend ook schuldig tijdens de folteringen en noemt de namen van Myth Timpers, Jar Simon en Willem ten Oistendorp met wie ze samen rond een vuur te hebben gedanst terwijl de mannen op de trom sloegen. En zo worden er één voor één meer mensen beschuldigd. Brend Swenen bekend samen met Willem ten Oistendorp dat de tovenarij bij ze is aangeboren. Ze worden levend verbrand op 25 september 1610. Johan Boegen volgt als laatste. Uiteindelijk worden er negen mensen van tovenarij beschuldigd in Bredevoort en veroordeeld tot de brandstapel. Opvallend is dat zes van de negen beschuldigden, mannen zijn. Meestal waren de veroordeelden vrouwen. Zij worden allen genoemd op de website nationaal heksenmonument.

Eén van de laatste heksenprocessen in Bredevoort en misschien wel van Nederland was van Mary Hoernemans in 1675. Mary doorstond de waterproef en liep met opgeheven hoofd weer naar huis. 

In 1605 vond in 's Heerenberg een heksenproces plaats. Degene op de beklaagdenbank was Mechteld ten Ham, een weduwe uit 's Heerenbergh. Mechteld probeerde een rustig leven te leiden en mensen in haar omgeving te helpen met gezondheidsadviezen, kruiden en uitspraken over de toekomst. Dit leidde tot beschuldiging van hekserij. Mechteld probeerde zichzelf te zuiveren van alle blaam. Ze was er van overtuigd dat door middel van een eerlijk proces bewezen zouden worden dat ze geen heks was. Verschillende mensen om haar heen gaven haar het advies naar de Heksenwaag in Oudewater te gaan om zich te laten wegen. Na de weging kreeg men dan een certificaat dat men geen heks kon zijn. De weegschaal sloeg namelijk altijd uit. Heksen konden vliegen en wogen dus niets. Als de weegschaal uitsloeg kom je dus geen heks zijn. Mechteld sloeg deze adviezen in de wind en eiste een proces. Op een boerenkar werd Mechteld vanuit 's Heerenberg naar het dorpje Azewijn gereden waar zijn in de Laak werd geworpen waarna ze bleef drijven. Mechteld werd opgesloten in de gevangenis onder de toren van het kasteel Huis Bergh. Met zijn martelwerktuigen moest de scherprechter haar tot een bekentenis dwingen, wat uiteindelijke lukte. Op 25 juli 1605 ontstak de scherprechter de brandstapel waar Mechteld op was vastgebonden. Ze stierf een afgrijselijke dood.


Beeld van Mechteld ten Ham in 's Heerenbergh

In 's Heerenbergh wordt Mechteld ten Ham nog elk jaar herdacht tijdens het "Mechteld ten Ham weekend". Dit jaar in het weekend van 29 tot 31 augustus 2025. Het is een cultuur-historisch weekend dat in teken staat van de "Heks" Mechteld. De geschiedenis wordt dit weekend weer tot leven gebracht en je waant je terug in de 17e eeuw. 


Mijn voorouder Wolterus Jansen was honderd jaar na de veroordeling van Mechteld ten Ham "Meester Scherprechter" van het kasteel Huis Bergh. Hij is niet degene die de brandstapel heeft aangestoken maar zijn overgrootvader mogelijk wel. Meer dan 300 jaren voor Wolterus Jansen hebben zijn vader, grootvader, overgrootvader enz. dit ambt ook uitgeoefend. Ik weet alleen niet waar ze hebben gewerkt, maar de kans is dus aanwezig dat mijn voorouders degene waren die de straffen moesten uitvoeren tijdens deze afschuwelijke heksenprocessen, waarbij de beschuldigden natuurlijk nooit een echte kans kregen. 

Mijn voorvader Jan Henrick Coenen was in deze periode ook scherprechter, maar dan in Bredevoort. Even als zijn zoon Christian, tevens mijn voorouder. De familie Coenen was een scherprechters geslacht die ook minstens vier generaties scherprechters hebben voortgebracht. Zij zijn ook verwant aan de andere twee scherprechters families waar ik van afstam. Al met al is er een kans dat er minstens één voorouder betrokken was bij deze verschrikkelijke heksenprocessen die binnen het Hof van Gelre in de 16e en 17e eeuw hebben plaatsgevonden. 

maandag 26 mei 2025

Corstiaen Sijbrantse van Adrichem en Ariaantje Cornelisse de Roest

In 1675 trouwde de 28 jarige Corstiaen Sijbrantse van Adrichem met de tien jaar jongere Grietje Dirx Verschoor. Het stel kreeg een zoon; Dirk, genoemd naar Grietjes vader Dirx Pietersz Verschoor. Hierna volgde nog een dochter met de naam Neeltge. 

Corstiaen Sijbrantse van Adrichem was één van de acht kinderen van Sijbrant Huijbrechtsz van Adrichem en Maertge van Noorden. Hij was maar liefst de vijfde zoon met de naam Corstiaen. Er werd een al eerder een Corstiaen geboren in het gezin in 1639, 1641, 1642 en 1644. Mijn voorouder Corstiaen, geboren in 1646 blijft eindelijk leven. Al zijn voorgaande naamgenoten overleden tenminste voor hun derde jaar, de meesten haalden het eerste levensjaar niet eens. Er werd nog een oudere zus, Heiltje geboren die wel de volwassen leeftijd zou bereiken en zou trouwen met Jacob Thomasse Vervoort. 

Na Corstiaen volgden er nog de broertjes Cornelis en Pieter. Cornelis zou uiteindelijk ook trouwen met eene Grietje Gerrits Verschoor. Van broertje Pieter is mij verder niets bekend. Verschoor is een naam die veel voorkomt in de omgeving van Corstiaen. Het zullen verre familieleden van elkaar zijn, directe verwantschap is er volgens mij niet. 

Christiaen was scheepstimmerman. Vanaf 1671, hij is dan vijfentwintig, kom ik dat beroep voor het eerst bij hem tegen. Op 5 mei 1674 kocht Corstiaen een huis in West IJsselmonde. Hij laat een schuldbekentenis opmaken aan de erfgenamen van Heijndrick Mathijsz, een overleden scheepsmaker. Corstiaen koopt zijn huis en bijbehorende scheepstimmerwerf gelegen aan het westeinde van het dorp. Zijn schuld was een bedrag van zeshonderdendrieëndertig gulden. Op 6 juli 1675 leent hij driehonderdenzestien gulden van Hendrik Jans Verschoor. Waarschijnlijk om investeringen te doen aan zijn scheepswerf. 

Scheepshelling

Op de website van het streekarchief van IJsselmonde vond ik dat er in de 17e eeuw zeker twee scheepsbouwers in het dorp aan het werk waren. Waarschijnlijk was Corstiaen hier er één van. Hij is goed in zijn werk en mag zich op een gegeven moment zelfs "meester-scheepmaecker" noemen. Om je meester scheepmaker te mogen noemen moest je lid zijn van een gilde. Om lid te kunnen worden van een gilde moest je een leerstuk laten zien aan het bestuur van de gilde als een soort proefwerk. Werd dit aanvaard dan kom je in dienst treden als leerling, wilde je een stap verder komen dan maakte je een moeilijkere stuk. Het zwaarste examen was het meesterstuk. Pas als je dit had gehaald dan was je meester scheepmaker. Hierna werd een groot feest gegeven om dit te vieren met de gehele gilde. Pas als meester mocht je je als zelfstandige vestigen.

In de 18e eeuw was het aantal scheepswerven in IJsselmonde gegroeid naar zes. Gemiddeld bouwden de werven één schuit per werf per jaar. Er werden voornamelijk twee typen zeilschepen gebouwd; de dam- en poonschuiten, bestemd voor het vervoer en goederen en vee over de binnenwateren. Veelal werd het beroep en/of de scheepswerven doorgegeven aan de (klein)kinderen. 

Poonschuit

Ook zoon Dirk wordt scheepmaker. In 1714 levert Dirk voor driehonderdenvijftien gulden een schuit. Afgesproken wordt dat het schip in drie jaarlijkse termijnen van honderdvijf gulden wordt afbetaald. Ik tel minstens tien bijlbrieven van hem. Zelfs zijn vrouw Neeltje de Goede wordt in 1753 genoemd als scheepmaakster na het overlijden van Dirk in 1737. Ze levert een nieuwe poonschuit aan Hendrik van Prooijen voor zeshonderdentweeënveertig gulden, te betalen in zeven jaren. In 1755 levert ze, hier genoemd als "scheepstimmeresse" voor zevenhonderdenvijftig gulden een poonschuit aan Cont Jansz, te betalen in zes termijnen van honderd gulden en een zevende termijn van honderdvijftig gulden. En in 1756 een damschuit voor elfhonderd gulden. In 1757 overlijd Neeltje op vierenzeventig jarige leeftijd en dan nemen zoons Willem en Cornelis het roer op de scheepswerf over. Zou ze echt tot op haar drieënzeventigste zelf schepen hebben gebouwd? Ik krijg meteen een beeld van een hele stoere oude vrouw met wie niet te spotten valt. 

Minstens zevenendertig bijlbrieven van de meester scheepmakers Willem Cornelis en Corstiaan van Adrichem telde ik. Een bijlbrieven was een soort geboortebewijs van een schip. Bij elke oplevering van een schip werd er zo'n bijlbrief opgemaakt waarin stond dat de schuit naar volle tevredenheid van de opdrachtgever door deze werd aanvaard. Verder stonden het type schip, de afmetingen, de uitrusting, de resterende koopppenningen en de betalingsregeling in de brief vermeld evenals de werf die verantwoordelijk was voor de bouw. 

Van Corstiaen vind ik maar één bijlbrief, maar wel een aantal schuldbekentenissen aan hem. Zoals voor een bedrag van driehonderdenachtentwintig gulden voor een schip dat hij gebouwd en verkocht heeft op 27 juli 1676. 

Ook Jacob Willemsz, van beroep schipper, is samen met zijn vader als borg nog vijfhonderdvijftig  gulden schuldig aan Corstiaen. Het restant van de koopsom van een nieuwe kromstevenschuit die Corstiaen in opdracht van vader en zoon heeft gebouwd. 

Met zijn bedrijf gaat het Corstiaen, naar het lijkt, wel voor de wind. Zijn privé leven is een ander verhaal. Zo rond 1681 komt zijn vrouw Grietje te overlijden, slechts vijfentwintig jaar oud. Corstiaen blijft achter met zijn kinderen Dirk en Neeltge. 

Als je je wilde vestigen in een andere woonplaats dan had je in de 17e eeuw een zogenaamde akte van indemniteit nodig. Dit was een officiële verklaring van de diaconie of het gerecht van de plaats van herkomst van nieuwe ingezetenen dat deze de eventueel noodzakelijke bijdragen in de kosten van levensonderhoud van hen zouden betalen. Vanaf het eind van de 17e eeuw gingen Nederlandse plaatsen hier om vragen als iemand zich daar wilde vestigen vanwege de groeiende armoede in deze periode. Op 26 mei 1681, precies 299 jaar voor mijn geboorte werd deze akte van indemniteit voor Corstiaen en zijn zoon Dirk en dochter Neeltge opgemaakt. De familie van zijn overleden vrouw zijn de getuigen.  Corstiaen werd geboren in Overschie maar woonde al zeker vanaf 1674 in IJsselmonde. Waarom moest hij een nieuwe akte laten opmaken? Wilde hij zich misschien vestigen in een andere woonplaats met zijn kinderen na het overlijden van zijn vrouw Grietje? Dat gebeurd in elk geval niet, hij bleef in IJsselmonde wonen.

Zicht op IJsselmonde

In een notariële akte van 16 oktober 1681 wordt bij de Weesmeester van Oost-IJsselmonde een akte van uitkoop vastgelegd. Hierin staat dat Corstiaen Sijbrantse van Adrichem, de weduwnaar van Grietje Dircx Verschoor, zijn zoon Dirk Corstiaense van Adrichem, die op dat moment vijf jaar is, tot zijn twintigste levensjaar moet onderhouden en hem dan zijn moederlijk goed van vierhonderdvijfenzestig gulden moet geven. 

De tegenpartij die de akte op laat maken zijn de broers van Grietje; Jan Dirx Verschoor en Pieter Dirx Verschoor, zij zijn de ooms van de kleine Dirk maar tevens zijn voogden. Corstiaen behoudt het huis en erf, gelegen in het dorp IJsselmonde, en alle roerende goederen. Hij neemt ook alle verder lasten voor zijn rekening. Wie en waarom er nou uitgekocht wordt is mij niet helemaal duidelijk. Het lijkt me toch logisch dat een vader voor zijn vijfjarige zoon zorgt? Is het huis oorspronkelijk van zijn overleden vrouw Grietje en haar familie geweest? Corstiaen komt zijn plichten wel na blijkt onderaan de akte. Op 29 december 1694 heeft hij de genoemde vierhonderdvijfenzestig gulden aan zijn zoon Dirk betaald. Dochter Neeltge wordt nergens genoemd.

Op 26 april 1682 trouwden in IJsselmonde de inmiddels zesendertigjarige jarige Corstiaen met de ongeveer tweeëndertig jarige Ariaantje Cornelisse de Roest nadat ze eerder op 11 april 1682 in ondertrouw zijn gegaan. Ik vind Ariaantje met haar tweeëndertig jaar best oud om voor het eerst in het huwelijk te treden, maar ik heb geen ander huwelijk of reden hiervoor kunnen vinden.

Ariaantje is één van de tenminste vier kinderen van Cornelis Claasz de Roest en Aerjaentje Arijensdr. Allebei uit IJsselmonde afkomstig. Vader Cornelis de Roest was van beroep "dekker" en het gezin bezat een huis aan het westeinde van IJsselmonde tezamen met wat landerijen. Ook hadden ze enkele landerijen in Nieuw Reyerwaard onder Ridderkerk. Het gezin was niet onbemiddeld, ik vind meerdere notariële akten van Cornelis de Roest en zijn familieleden. O.a. de koop van een huis met boomgaard die hij van zijn vader Claes Andriesz Decker overneemt. 

Ariaantje Cornelisse de Roest kreeg bij haar huwelijk met Corstiaen meteen de zorg over een kleine kleuter erbij. Ik denk dat dochter Neeltge dochter tussen mei 1681 en oktober 1681 is overleden. Na mei 1681 wordt ze nergens meer genoemd. Veertien maanden na hun huwelijk werd in het gezin zusje Marijtje geboren. En op 13 juni 1685 kwam daar broertje Sijbrant bij. Vernoemd naar de vader van Corstiaen; Sijbrant Huijbrechtsz van Adrichem, geboren te Overschie, gehuwd met Maertge Christiaensdr van Noorden uit Vlaardingen waar naar eerste dochter Marijtje naar vernoemd is. Over Sijbrant schreef ik HIER al eerder. 

In 1688 wordt Corstiaen aangeslagen voor de 200e penning van Oost-IJsselmonde voor een gegoedheid van zevenhonderdenvijftig gulden. De 200e Penning was een vermogensbelasting. De aangeslagene moest van elke tweehonderd penningen die hij bezat één penning opbrengen als belasting. Dit komt neer op een half procent van het vermogen. Hieronder vielen huizen, landerijen, schepen, handelsvoorraden, meubels, juwelen enz. Op 24 september 1688 verklaard Corstiaen dat hij geen duizend gulden heeft en word hierna uit het kohier geschrapt. Zevenhonderdenvijftig gulden in de 17e eeuw staat gelijk aan een vermogen van 75.000 euro in deze tijd. 

De schuld van zeshonderddrieëndertig gulden voor de koop van zijn huis en scheepstimmerwerf voldeed Corstiaen op 9 februari 1691. En op 5 december 1695 loste hij de schuld van driehonderdzestien gulden aan Hendrik Jans Verschoor, die hij in 1675 van hem had geleend, af. 

Over dochter Marijtje heb ik niks meer kunnen vinden. Ik denk dat het gezin van Corstiaen en Ariaantje alleen bestond uit de halfbroers Dirk en Sijbrant, die mogelijk allebei bij hem op de scheepstimmerwerf werkten. 

Corstiaen was ook schepen van IJsselmonde (lid van het stadsbestuur, vergelijkbaar met wethouder) en vanaf 1708 diacon. Een diacon is binnen de protestantse kerk een persoon die verantwoordelijk is voor de diaconie, een organistaie die zich inzet voor de zorg en hulp voor anderen. Hij wordt vaak genoemd als comparant bij meerdere notariële akten. Hij is een man die onderwijs heeft genoten, hij kan lezen en schrijven, zo laat zijn krachtige handtekening zien. 


Handtekening Corstiaen Sijbrants van Adrichem

Ariaantje Cornelis de Roest overleed in augustus 1712. Ze werd begraven op 9 augustus 1712 in IJsselmonde. Ariaantje was toen ongeveer tweeënzestig jaar oud. Corstiaen overleed in april 1717 op een leeftijd van eenenzeventig jaar. Hij werd begraven op 26 april 1717 in IJsselmonde. Zijn oudste zoon Dirk deed de aangifte van zijn overlijden. Of de scheepswerf na de dood van kleinzoons Willem en Cornelis weet ik niet, ze sterven beiden op hoge leeftijd maar ongehuwd en kinderloos. 

dinsdag 6 mei 2025

Bekende nakomelingen

Ik schreef al eerder over bekende familieleden van voorouders, maar vandaag draai ik het eens andersom. Ditmaal is het thema "bekende nakomelingen". 

Albert Peters Mossel en Eva Hendricks is een echtpaar dat heel veel bekende nazaten heeft voortgebracht. Albert en Eva zijn gehuwd op 13 november 1735 in Emmeloord op het eiland Schokland. Eva was toen ongeveer vierentwintig jaar oud, Albert zevenentwintig jaar. Het echtpaar kreeg zeven kinderen. Albert is de eerste die de achternaam "Mossel" is gaan gebruiken. Geen van hun kinderen of kleinkinderen zou de ontruiming van hun geliefde eiland meemaken. 

"Mossels" tekening van M.J. van Adrichem

Bij de ontruiming van het eiland Schokland in 1859 vertrok de bevolking die toen uit ca. 650 personen bestond naar verschillende plaatsen. Mijn voorouder Cornelis Evertsz Mossel vertrok al ruim voor de ontruiming naar Vollenhove. Mijn andere Schokker voorouders vertrokken allemaal naar Kampen, waar het overgrote deel van de bevolking van Schokland uiteindelijk naar toe is vertrokken (ca. 400 personen). Ook Vollenhove (126 personen), Volendam (zeven gezinnen, 54 personen) en Urk waren in trek. De katholieken vetrokken naar Volendam-Edam, Vollenhove en Kampen. De protestanten vertrokken naar Urk. Een enkeling vertrok naar Blokzijl of naar Twente om in de textielindustrie te gaan werken. 

Haven Emmeloord

Vorig jaar was er in het Volendams museum een expositie over de Schokker roots van veel bekende personen uit Volendam. Dit naar aanleiding van het verschijnen van het boek van Eva Vriend "Het eiland van Anna". Ik ben helaas zelf niet naar de tentoonstelling geweest, maar ik heb wel kunnen vinden dat erg veel bekende Volendammers dezelfde voorouders delen als ik; bovengenoemd echtpaar Albert Mossel en Eva Hendricks. Ook Anna Diender uit het boek "Het eiland van Anna" is een nazaat van dit echtpaar. 

De zangers Paul de Munnik, Nick Schilder, Jan Dulles, Simon Keizer, zangeressen Annie Schilder en Maribel, presentator Kees Tol en ikzelf delen allemaal dezelfde voorouders. Met een aantal deel ik ook nog andere voorouders, want net zoals op Schokland werd er ook in Volendam bijna alleen maar onderling getrouwd en zijn veel voorouders ook onderling aan elkaar verwant. Zie onderstaande afbeeldingen. Ik had niet gedacht aan zoveel Volendammers verwant te zijn. 

Met Europees Kampioen kogelstoten Jessica Schilder deel ik ook voorouders. Voetballer Joey Veerman, Kees Kwakman, en Geraldine Kemper schijnen tevens Schokker voorouders te hebben, al heb ik niet kunnen vinden of we ook verre familie zijn. 



Van het zangtalent van de bekende Volendamse zangers en zangeressen heb ik helaas niets meegekregen...

donderdag 1 mei 2025

Johannes van Adrichem, Slag bij Kulm

Slag bij Klum

Johannes van Adrichem, de Waterloo-veteraan. Ik schreef al eerder of hem; Hier, Hier en Hier. 

Achterneef Harold Pot schreef ook al eens een gastblog over zijn militaire carriëre. Harold was het ook die tijdens de zomervakantie van mij en mijn man in 2023, me er op wees dat onze gezamenlijke voorouder Johannes bij de slag bij Kulm had gevochten en dat wij er met onze camper vlak in de buurt waren. Om een of andere reden wist ik niet meer dat hij daar gevochten had. Kulm lag op de route en natuurlijk kon ik de gelegenheid niet voorbij laten gaan om de gedenkplek van de slag bij Kulm te bezoeken. Ik kom nou eenmaal niet elke dag in Tsjechië. 

De slag bij Kulm speelde zich af voor de slag bij Waterloo. Johannes was nog maar net in dienst en ingedeeld bij het 27ème Régiment d’Infanterie de Ligne, toen hij deel nam met het Franse leger van Napoleon bij de slag bij Dresden. Voor meer informatie over die slag kun je hier de blog van Harold lezen. 

Drie dagen na de slag bij Dresden, op 30 augustus staat het 27e regiment bij Kulm. Het plaatsje Kulm, nu Chlumec u Chabarovic. Het is een slag met grote verliezen voor het leger van Napoleon. Aan Franse kan zijn er ongeveer 5000 doden en gewonden en tussen de 7000 en 15.000 Franse soldaten worden krijgsgevangen gemaakt. Johannes weet de dans te ontwijken. Op 13 september wordt Johannes overgeplaatst van het 27e regiment naar het 1er Compagnie, 1er Bataillon, 72ème Régiment d’Infanterie de Ligne.

Napoleon hoopt op een winterstop, maar hij heeft het mis. Op 3 januari 1814 raakt Johannes in de omgeving van Colmar gewond aan zijn linkerbeen en wordt gevangen genomen door de kozakken. Op 9 januari wordt hij uit gevangenschap ontslagen waarna hij het Franse leger verlaat en in dienst gaat bij het net ontstane Nederlandse leger. Met dit Nederlandse leger komt hij in 1815 tegenover Napoleon te staan bij de slag bij Waterloo. Een slag waar Johannes actief aan zal mee strijden en waar hij ook voor onderscheiden wordt. Het bewijs hiervoor is te vinden in het depot van het rijksmuseum in Amsterdam. Ik hoop het ooit met eigen ogen te kunnen zien. 

Helaas was het monument in Klum ter nagedachtenis aan de slag afgesloten vanwege herstelwerkzaamheden en konden we het alleen van een afstand aanschouwen. De foto's geschoten door het hekwerk. Mijn Tsjechisch was ook niet toereikend om de informatieborden over de slag te lezen. Ik begreep wel dat slag herdacht is in het dorp in 2013, tweehonderd jaar na de slag. 

Jammer dat we het monument niet beter bekijken konden en we niet konden lezen wat er op de borden stond. Wel bijzonder om weer op een plek te zijn waar je voorouder heeft gevochten. De aftanden tussen de plaatsen waar hij geweest is, is enorm. Onvoorstelbaar dat ze dat allemaal te voet hebben afgelegd. 



zaterdag 26 april 2025

Dirck Philipsz van Adrichem


Dirck Philipsz van Adrichem wordt in de periode tussen het einde van de middeleeuwen en het begin van de gouden eeuw geboren, zo rond 1555, vermoedelijk in Delftshaven. Hij is een zoon van Philip Claesz van Adrichem en Maritgen Claesdr. Hij heeft nog een broertje Claes en nog een jongere zusje Ariaantje. Delftshaven is ontstaan toen in 1389 de Delftshavense Schie werd gegraven om de stad Delft een verbinding met de Maas te geven. Rondom de sluis ontstond het havenstadje. Zo rond 1555 was dankzij de haringvisserij en de walvisvaart Delftshaven uitgegroeid tot een welvarend stadje met zo'n duizend inwoners. 

Delftshaven

Dirck trouwt met een onbekende vrouw zo rond zijn twintigste jaar en krijgt drie kinderen; dochter Maertge, zoon Philip en mijn voorouder Huijbrecht Dircksz van Adrichem. Over zijn gezinsleven is weinig bekend. Zijn werkzame leven geeft echter een beter beeld van Dirck als persoon.  

Van 1590 tot 1595 was Dirck Leproosmeester te Delftshaven. Een Leproosmeester is de bestuurder van het Leprooshuis, ook wel Lazarushuis of Proveniershuis genoemd. Melaatsheid, Lepra en Lazerij zijn verschillende namen voor dezelfde aandoening. Lepralijders werden in de 16e eeuw beschouwd als een gevaar voor anderen en mochten daarom niet deelnemen aan het dagelijks leven. Leprozen moesten als herkenningsteken een grote schelp, een zogenaamde lazarusklap op de borst en een zwarte hoed met een witte band er om dragen. Met kleppers moest hij anderen waarschuwen voor besmettingsgevaar van zijn persoon. Om in een Leprooshuis te komen moest je in het bezit zijn van een zogenaamde vuilbrief, hiermee mocht je bedelen om in je onderhoud te kunnen voorzien. Zo'n vuilbrief kon je alleen in Haarlem krijgen. De Sint Jakobskapel aldaar was de enige plek waar potentiële patiënten door schouwmeesters beoordeeld konden worden. Tegenwoordig is Lepra met antibiotica in een paar maanden te genezen. In de 16e eeuw betekende zo'n vuilbrief een levenslange verstoting. Het Leprozenhuis stond altijd buiten de stadsmuren vanwege de mogelijke besmettelijkheid van de ziekte. Tussen Delft en Rotterdam heeft er in de 16e eeuw een Leprozenhuis gestaan waarvan Dirck dus vijf jaar lang bestuurder was. 

In 1589 en 1590 was Dirck de Heilige Geestmeester van Delftshaven. De Heilige Geestmeester werd ook wel de "Vader van de Armen" genoemd. Het was geen kerkelijke functie zoals de naam doet vermoeden. De Heilige Geestmeester werd ieder jaar aangesteld door de bestuurders van een stad of dorp. Voor deze functie kwamen alleen grondbezitters in aanmerking. De Heilige Geestmeesters (er waren er altijd twee) maakten deel uit van het kerkelijk armenbestuur en van het dorpsbestuur en betrokken bij beslissingen over belangrijke dorpsaangelegenheden. Ze hielden toezicht op de inkomsten en uitgaven van de armenkas, de overdracht van goederen toebehorend aan het armenbestuur, het bijhouden van het armenregister. Dirck hield bijvoorbeeld toezicht op o.a. het uitdelen van brood aan de armen. 

Ook was Dirck Stadsrentmeester. De stadsrentmeester was onderdeel van het stadsbestuur en hield toezicht op de in- en uitgaven van het bestuur en bracht verslag uit aan de burgermeester. Tevens was Dirck schout van Schoonderloo. 

Schoonderloo was een, inmiddels verdwenen, ambacht tussen Delftshaven en Rotterdam. Niet veel meer dan een polder met wat huizen en aan de zuidkant grenzend aan Delftshaven. Schoonderloo betekend "mooi uitzicht" en dit slaat waarschijnlijk op het mooie uitzicht op de rivier de Maas. Net als Delftshaven is Schoonderloo uiteindelijk opgegaan in Rotterdam. 

Dirck was in het bezit van twee huizen in Delftshaven, kon lezen, schrijven en rekenen en beklede belangrijke functies in het stadsbestuur van Delftshaven. Geen onbemiddelde man dus. 

"Acten betreffende het voormalig ambacht Schoonderloo bij Rotterdam"

23-7-1589: Dirck Phillipsz. van Adrichem, schout van Schoenreloe, Dirck Jansz. en Govert Jansz., schepenen aldaar, oorkonden dat Jochum Tack, schout van Oisterhout, aan zijn schoonzuster Maritken Duyst overdraagt 17 morgen buitenland dat zijn vrouw uit de nalatenschap van haar ouders heeft, belast ten behoeve van de abdij van Egmond met 12 stuivers per jaar voor het recht van tiendheffing, een en ander volgens het voorlopige koopcontract in 1587 tot stand gekomen door bemiddeling van meester Cornelis Duyst, Jacob

Duyst Jacobsz. en Jan van de Kerckhoff. Bezegeld door de schout.

22-8-1594: Dirck Phillipsz. van Adrichem, schout van Schoenreloe, Gerrit Meesz. Foy en Gerrit Claesz. Tollenaer, schepenen aldaar, oorkonden dat meester Cornelis Duyst van Voorhout en Dirck Duyst van Voorhout Heyndricxsz. als voogden van Kostiaen Quirijnsz.Borsselaer en van Susanna Quirijnsdochter, samen met Magdalena Borsselaer, gehuwd met Jan Pau Jacobsz.. Karel Quyrijnsz. en Erckyen Quiryns overdragen aan Jannitgen Jacobs, gehuwd met Jan van den Kerckhove, als erfgename van haar moeder Maria Duyst, 6 morgen roede land aldaar ten westen van Delfshaven, tussen de hoge dijk en de nieuwe binnendijk. Bezegeld door de schout.

Dirck leefde in Deltfshaven gedurende een roerige tijd. 

In 1566 woedt rond Delft en omstreken de Beeldenstorm. In 1568 is het begin van de Tachtigjarige oorlog. In 1572 plunderen eerst de Watergeuzen Delftshaven nadat ze vijf dagen daarvoor Den Briel hadden ingenomen. Een week later volgden de Spanjaarden die Delftshaven in de as legden.

Aan het einde van het Beleg van Leiden in 1574 werden de polders rond Delftshaven onder water gezet doordat het leger van prins Willem van Oranje de dijken rondom doorstaken. 

In 1577 wordt Piet Heyn geboren in Delftshaven. Dirck zal hem vast gekend hebben, maar hij heeft niet meegemaakt dat hij een groot zeeheld zou worden.

In 1591 werd een groot deel van Delftshaven opnieuw vernield door een grote brand. Vele huizen waren van hout en het vuur sloeg snel over. Daarna werd door Delft verplicht tot het bouwen van stenen huizen. 

In 1602 wordt het gebied getroffen door de gevreesde Pest. In diverse archieven zijn akten te vinden waaruit ik opmaak dat Dirck in 1602 is overleden, circa 48 jaar oud. Misschien wel aan de pest. 

Schepenbrief, waarbij de curator over de boedel van Dirck Philipsz. van Adrichem, in leven Stadsrentmeester op Delfshaven, aan Burgemeesters en Regeerders der stad Delft opdraagt een huis en erf, staande en gelegen op Delfshaven op de Timmerwerf, op de wijze als de doorgestoken waarbrief d.d. 8 okt. 1602 inhoudt. 

Transportakte Voorburg, 13-4-1602: Johan van Soutelande, procureur voor de ene helft Jacob Andriesz, gesubstitueerd secretaris van Delft als curator van de boedel van Dirck Phillipsz (van Adrichem), in zijn leven stads rentmeester te Delffshaven, en Adriaen Adamsz Kerckhove als medevoogd van de kinderen van dezelve Dirck Phillipsz gewonnen bij Adriana van Soutelande voor de ander helft. Partijen verkopen voor f 2.650,- aan Jasper Jacobsz [van Haestregt], tegenwoordig wonende op de woning van Alckemade, een woning en landen met een huis en 7 morgen land als onderpand. Locatie: Oosteinde zuidzijde; O: Crijn Danielsz; Z: Vliet; W: Aeltgen Jansdr (moeder van de koper), weduwe van Gerrit Dircxz; N: Heerweg


Datum decreet;  1602-11-05

Namen eigenaren Jan van Soutelande,procureur Hof van Holland;Jacob Andriesz,plaatsvervangend secretaris van Delft als curator van de boedel van Dirck Philipsz van Adrichem, in zijn leven rentmeester van Delft; Adriaen Adamsz van Kerckhove, als voogd van de kinderen van Dirck Philipsz (van Adrichem) en Adriana van Soutelande

Namen kopers Jasper Jacobsz, op de woning van Alckemade te Voorburg

Onroerend- en roerend goed Voorburg, woning met ca. 7 morgen land (Z. de Vliet, N. heerweg)

Uit de tekst maak ik op dat "Adriana van Soutelande" de moeder is van zijn kinderen, maar ik kan het ook verkeerd lezen. Over Adriana heb ik echter niets kunnen vinden.