Eerder schreef ik HIER al over mijn voorvader Joannes van
Adrichem, die in dienst was van het Franse leger, het Nederlandse leger en
later bij de Marine ging.
Joannes is toch wel een van mijn favoriete voorvaderen. Ik vind hem ontzettend interessant en de meeste tijd van mijn onderzoek gaat in hem zitten.
Zo heb ik in de tussentijd weer interessante
ontdekkingen gedaan waarover ik hier weer een lang stuk zal schrijven. Om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen, zoek ik altijd veel achtergrond informatie op. Zodat in mijn hoofd het verhaal van Joannes steeds meer tot leven komt. Ik hoop dat ik dat beeld in mijn hoofd hier goed kan overbrengen.
Joannes had ik al gevonden in de militaire stamboeken in het Nationaal
Archief. Daarin werd vermeld dat hij eerste in Franse dienst heeft gezeten. In
het leger van Napoleon dus.
Van die tijd moesten er ook stamboeken zijn, maar daarvoor zou ik af moeten
reizen naar Parijs, dat vind ik geen straf, maar het kwam er niet van, dus liet ik het maar en tijdje rusten.
Maar nu inmiddels ook de
Franse stamboeken gedigitaliseerd zijn, is een tripje naar Parijs niet meer nodig, helaas....
Na lang zoeken in de online stamboeken, vond ik toch eindelijk
"mijn" Joannes van Adrichem in het stamboek. Uit het stamboek van het Nationaal Archief wist ik al dat Joannes bij het 27e regiment en 72e regiment Infanery de Ligny had gezeten in de periode 1813-1814.
Het geheim was zoeken op het juiste regiment in de juiste periode en dan achteraan in de namenindex kijken. En dan zoeken op de V van Van Adrichem in plaats van de A van Adrichem, wat ik dus eerst deed...
Onder nummer 15305 stond: "Jean van Adrichem",
Zoon van Winand
Joseph en Anne van Adrichem. geboren 18 december 1793 te Rotterdam in het departement
Mond van de Maas. Hij was 1,64 lang. Had een ovaal gezicht, blauwe ogen, een
gewone neus, een grote mond, en spitse kin en bruin haar en bruine wenkbrauwen.
Verder had hij geen bijzondere kenmerken.
Hij kwam van het Bataljon 27e regiment de Ligne, waar hij op 15 augustus 1813 was
aangenomen. Op 13 september 1813 ging hij over naar het 72 regiment de Ligne. Verder staat er
nog al opmerking dat hij op 10 januari 1814 krijgsgevangen is genomen.
Fantastisch
dat ik deze inschrijvingen had gevonden, maar er stond eigenlijk precies
hetzelfde in als in het stamboek dat ik in Nederland al gevonden had.
Opvallend vond ik wel weer dat als vader "Winand Joseph" genoemd werd. En jaar hoor daar
dook hij weer opnieuw op, meneer Buchet.
Maar mijn zoektocht hield hier natuurlijk niet op.
Zo wou ik vorige week kijken over er nog wat nieuws te vinden was over de
familie van Adrichem in het Stadsarchief van Amsterdam.
Met het project "Vele Handen" wordt veel uit de stadsarchieven gedigitaliseerd en de site bijgewerkt. Zoals de patientenregisters van het Buiten en Binnengasthuis en de bevolkingsregisters.
Mijn
oog viel op de "Waterloo gratificaties 1815". En toetste
"van Adrichem" in; geen resultaat. Omdat ik ook altijd op zoek ben
waar die mysterieuze meneer Buchet nou steeds vandaan komt, toetste ik ook
"Buchet" in en tot mijn grote verbazing kwam er een Joannes Buchet te
voorschijn!
Ik heb wat van mijn "Vele Handen" coupons ingewisseld en zo kon ik zien dat in
1817 een Korporaal; Joannes Buchet, 29 gulden en 10 cent had ontvangen omdat hij
mee had gevochten in Waterloo met het 2e Bataljon infanterie.
Op het moment van
uitkering zat hij bij het 18e regiment infanterie van de Nationale Militie.
Meer gegevens stonden er niet bij, maar zou dit "mijn Joannes"
zijn?
Na wat googelen, en kijken in diverse archieven zag ik al snel dat er in
Nederland geen Joannes Buchet voorkomt.
En dan laat het me niet meer los...
Ik MOEST weten of Joannes Buchet en
Joannes van Adrichem, een en dezelfde persoon zijn.
Ik weet niet eens meer HOE ik er ineens bij kwam, maar ik vond via zoekakten de
militaire stamboeken, en ook die van het 2e bataljon infanterie, en daar vond
ik 'm hoor, Joannes Buchet.
Zoon van Willem Johannis en Adriana van Adrichem. geboren te Rotterdam op
18 december 1793.
17 augustus 1814 aangenomen voor een tijd van zes jaaren. Tot Corporaal bevorderd
op 1 december 1814. Op 6 november 1815 bevorderd tot Fourier. Gedane Veldtogten; 1815 in
Frankrijk. 6 januari 1817 als Sergeant Majoor bij het 18e Bataljon Infanterie Nationale
Militie.
De naam van de vader Willem Johannis en de naam voornaam van zijn moeder
(Adriana in plaats van Anna) kloppen niet, de geboorte datum is 18 december
i.p.v. 24 december, maar verder kloppen alle gegevens die er in staan exact met
wat ik in het Nederlandse stamboek, destijds in het Nationale Archief heb
gevonden. En dan kun je mij niet meer wijsmaken dat dit een andere Joannes is! Dat hij Wijnandus Buchet als vader opgeeft had ik dus al eerder gezien, maar dat hij Buchet als achternaam gebruikt in plaats van van Adrichem is mij nieuw.
Ik vond het een geweldige vondst! Ik vroeg me wel meteen af waarom in de stamboeken
niet vermeld stond dat hij meegevochten heeft met bij slag van Waterloo. Maar na
wat zoeken, vond ik dat vaak alleen wordt vermeld dat iemand dan in Frankrijk
aan veldtochten heeft deelgenomen.
Begin oktober heb ik het TV-programma "Dagboek van een Veteraan" gekeken, waarin Paul Rem op zoek gaat naar het dagboek van
zijn voorvader Jan Rem, die gevochten heeft bij Waterloo en dat allemaal
bijgehouden had. Indrukwekkend programma, vol belangstelling heb ik gekeken, niet wetende dat mijn voorvader daar ook gevochten
heeft.
Inmiddels heb ik het opnieuw bekeken, en nu met hele andere ogen. En heb ik de plekken gezien waar Joannes gevochten heeft. Een aanrader om te kijken, nu hij nog online te zien is.
Om het beeld van Joannes in Waterloo zo beeldend mogelijk te maken, begin
ik eerst maar eens wat te vertellen over het 2e Bataljon Infanterie en hoe zo'n bataljon er
uit ziet.
Ieder Bataljon bestond uit zes compagnieën. Ieder compagnie uit twee pelotons.
Elk peloton bestond weer uit twee secties. En elk sectie uit twee Escouades.
Een Escouade (Eskader) bestond uit 12 Grenadiers onder leiding van 1 Korporaal.
De samenstelling van iedere Compagnie was: een Kapitein, een
1e-Luitenant, een 2e-Luitenant, een Sergeant-majoor, vier Sergeanten, een
Fourier, acht Korporaals, twee Tamboers, een Pijper en ongeveer. 112
Grenadiers.
Dat maakt dat een Bataljon uit ongeveer 700 man bestond.
Men at twee keer per dag, te weten om 10:00 uur en om 16:00 uur. 's Ochtends
was dat vaak een stevige soep, 's middags een soort stoofpot, waarin alle
ingrediënten werden gekookt. Aangezien de soldaten binnen hun escouade beurtelings moesten koken was je
wel afhankelijk van de kookkunst van je maten. En de korporaal mocht altijd als
eerste opscheppen.
“Voor dat wij van hier vertrokken werd aan ieder man toegedeeld
voor 5 dagen meel en beschuit. Het eerste werden een zakje daartoe bestemd op
de ranzel gebonden, en de beschuit voor het grootste gedeelte in een broodzak,
die over de schouder gedragen werd, en het overige in de chakot en de kapotjas.
De eerste dag gedurende de marsch werden er beschuit gegeten, niet alleen om de
maag te vullen, maar ook om van de knellende last bevrijd te worden, die de
broodzak of de band van dezelve door de zwaarte op de schouder drukt. Het meel
werd des avonds op het bivouac gebruikt tot het maken van een arme jongen (meel
en water tot pap gekookt), en in ruime mate werd gebruikt, niet denkende dat
het voor 5 dagen was.
Sommigen maakten onder de groote rust vuuren om arme
jongens te koken. Als het slagtvee in het bivouac (bivak) was aangekomen, en ieder
regiment zijn aandeel daarvan had 4 ontvangen, werd het geslagt. Het werd aan
de kompagnie uitgerijkt en vervolgens aan de sectiën en eskwaaders verdeeld.
Hier werd soep gekookt waar de beschuit niet in werd vergeten. De eerste dagen
en nachten ging het nog al wel, de volgende dag was er ook nog al voorraad,
maar de derde dag begon het gebrek zich reeds te doen gevoelen. De
levensmiddelen waren voor het grootste gebruikt of weggeworpen, het slagtvee
kon ons niet bijhouden en kwam dientengevolge laat in het bivouac aan.”
Het uniform van een Grenadier van het 2e Bataljon Infanterie zag er in 1814 als volgt uit:
een wit
mouwvest met één rij van 8 knopen en staande open kraag
een
grijze pantalon zonder band met smalle klep
een
paar zwarte slobkousen van imperiaal (gekeperd laken) met elk 12
knopen
een
grijze kapotjas
een
kalfslederen petje
Een
rokjas
Een
sjako met plaat
een wit
vest zonder mouwen met een zak in het rechterpand en een strook op het
linkerpand
een
halsdas van zwart broché met koperen gesp
pompons
chevron
galon, sabelkwasten en zwaluwnesten
Daarbij bestond de uitrustingen ook nog o.a. uit; Een broodzak, patroontas met riem, een paar handschoenen met kappen, een schootsvel, een ransel, watertonnetje, kammen, borstels, sabel, musket geweer met bajonet. Elk Escouade had 1 hakmes en fourageerzak, bidon, soepbak en een zesmans kookketel. Verder beschikte elk Bataljon over drie bijlen, een zaag, een pikhouweel, een schop en een spade.
De bataljons sliepen in een bivak, dit is een tentenkamp waar de soldaten en kampvolgers werken, eten
en slapen. Een dergelijk kamp was een plek waar het leger werd verzameld om
zich voor te bereiden op een komende campagne. De officieren en manschappen
werden maanden in tenten ondergebracht; in de loop van de tijd bouwden de
soldaten het bivak uit door paden, heggetjes, aarden wallen, hutten en
boomgaarden aan te leggen. Ook trok een dergelijk legerkamp veel handelaren
aan, die zich in de buurt vestigden.
Op de achterste rij van zo'n kamp was de straat van Marketentsters. Hier
kon je van alles vinden, speel en koffiehuizen, logementen, horlogemakers, apothekers,
slagers, kruideniers en danszalen. Je kunt het zo gek niet bedenken.
Het kamp werd door veel vreemdelingen bezocht. Mensen kwamen op
familiebezoek, of hun geliefde opzoeken, sommigen kwamen om zich te laten
vermaken of om winst te maken op hun handel. Op zon en feestdagen konden er in
zo'n kamp wel 1000 rijtuigen uit heel het land staan. Meestal waren er dan
grote parades, algemene inspectie of grote oefeningen met vuur. Bij dat laatste
moesten de mannen van 's morgens 6 uur tot 's middags 2 uur onder de wapens.
Nat van het zweet, zwart van het kruitdamp en met lege magen keerden de mannen
dan terug nar hun tenten om aan het werk te gaan met het schoonmaken van hun kleding
en wapens. In de tussentijd maakten de koks de tafels klaar en werd er
gegeten.
Na het eten trekt iedereen zijn zondagse (leger)tenue aan en gaat op zoek
naar vertier. Die dag was er dan geen appél meer en de taptoe werd 's avonds
twee uur later geslagen.
Bivak (Bron: Grenadierscompagnie.nl)
"Men kan zich geen denkbeeld vormen van het
gewoel, gezing, gedans, gespeel, gewandel en gekijk dat toen plaats had. Daar
waren liefhebberij comediën en dansballen die tot des morgens duurden. Des
anderen daags morgens zag men troepsgewijze met ledige zakken berooide hoofden
de kamp verlaten en de gewone dienst werd door de manschappen met een opgeruimd
gemoed weder aanvaardt"
De slag bij Waterloo
Nu je je een beetje een beeld kunt vormen hoe het er uit zag in zo’n
Bataljon, doe ik hieronder een verslag van de slag bij Waterloo vanuit het 2e
Bataljon Infanterie
(afgekort BI2) waar Joannes in 1815 in diende.
In 1814 ging het bevel van het 2e Bataljon Infanterie over op Luitenant
Kolonel
J. Speelman. Het bataljon was ingedeeld bij de 1e Brigade van de 3e
Nederlandse Divisie. Deze divisie stond onder bevel van Luitenant General H.G.
Baron Chassé. Aan het hoofd van de 1e Brigade stond Generaal Majoor H.
Detmers. De divisie had haar hoofdkwartier te Braine le Comte; het 2e bataljon Infanterie van Linie lag gelegerd te Faij.
In de veldslagen van de napoleontische tijd was een hoofdrol
weggelegd voor de infanterie. Die was gestoken in kleurige uniformen, gewapend
met voorladende geweren en gedrild om tijdens een gevecht op de maat van
de trom manoeuvres uit te voeren. Oprukken deed de infanterie in colonne. Maar
als het vuur geopend werd was de linie de aangewezen formatie, omdat zo de
grootste vuurkracht ontwikkeld kon worden. In lange rijen opgesteld kon de ene
soldaat vuren terwijl de man achter hem herlaadde, en omgekeerd – laden kostte
nogal wat tijd.
Begin juni 1815 waren de voorbereidingen voor een invasie in Frankrijk in
volle gang. De eerste berichten over een Franse opmars kwamen binnen op 14
juni. De Nederlandse troepen werden gestationeerd bij Quarté-Bras.
Op 16 juni vielen Franse troepen de Nederlandse troepen aan bij Quarté-Bras. De 3e Nederlandse Divisie werd naar de gevechten toe gedirigeerd maar
maakten geen gevechtscontact. Wel kregen ze het bevel om ‘s avonds naar
Nivelles te gaan.
“Het goede weer scheen ons te verlaten, zware regen buijen
bleven aanhouden tot den 18den.”
Op 17 juni marcheerde de divisie in de stromende regen naar hun nieuwe
positie op de rechterzijde van de geallieerden rond het dorpje Braine
l'Alleud. Hier zou Chassé met zijn divisie moeten standhouden ten einde de
rechterflank van de Geallieerden te dekken.
“Wij marcheerden anderhalf uur, alwaar wij onzen
vijand ontmoetten, die ons verwelkomde met zes, twaalf, achttien en
vierentwintig ponders, waarop wij hen met dito soort bedankten tot de avond
inviel en wij ons bivouac opsloegen.”
Het geallieerde leger werd opgesteld langs de weg Nivelles-Ohain. De 3 Nederlandse
divisie stond opgesteld op een moerassig terrein dat werd gedekt door heggen en
bosschages.
“Wij bragten dien nacht door in groote ellende en
verlangden naar de dage raad. We konden niet liggen of zitten van wege regen en
koude, honger en dorst, en stonden al over de kuiten in den modder.”
De 1e Brigade van de 3e Nederlandse Divisie stond als volgt opgesteld:
3
bataljons voor het dorp, 2 bataljons in reserve op het dorpsplein, en 1
bataljon ten oosten van het dorp om contact te houden met de
geallieerden.
Een groot gedeelte van de manschappen bleef lange tijd
buiten de gevechten.
Het dorp Braine l’Alleud werd gebarricadeerd omdat Chassé niet beschikte
over cavalerie en beducht was op een mogelijke aanval van de Franse lichte cavalerie.
De chef-staf, Majoor Generaal. J.V. baron de Constant Rebecque, kwam de 3e
Nederlandse Divisie inspecteren en gaf orders om Braine l’Alleud kostte wat
kost te verdedigen.
De 3e Nederlandse Divisie kreeg de order om op te
trekken en een positie dichter bij de 2e Britse Divisie in te
nemen. De manschappen beseften dat ook zij wel eens in de gevechten betrokken
konden worden en begonnen zich voor te bereiden.
De divisie trok om ongeveer
11:00 uur op in carrés en nam eerst een positie in buiten het dorp, waar men
een uitstekend overzicht had van de gevechten die inmiddels waren begonnen.
Hier verloor de 1e Brigade bijna haar commandant: een Franse kanonskogel sloeg
in de grond vlak voor het paard van Detmers. Het paard steigerde, maar hij gaf
geen krimp en wist het paard tot bedaren te krijgen.
De Geallieerde linie
had veel te lijden onder de aanhoudende Franse aanvallen; In de loop van
de middag werden de eerste Pruisische troepen gesignaleerd. Napoleon moest nu zijn
Jonge Garde inzetten om de Pruisen zo lang mogelijk op afstand te houden ten einde
tijd genoeg over te houden om de Geallieerden voor zich te verslaan.
De 1e Brigade werd in linie opgesteld achter en langs de weg. De divisie
werd door de Franse artillerie onder vuur genomen en vervolgens aangevallen
door Franse cavalerie, waarop carrés werden gevormd om de aanvallen af te
slaan. Hierbij stelde de infanterie zich op in een vierkant, met de geweren
naar buiten gericht, zodat de aanvallers zich wel even bedenken voordat ze zich in de bajonetten haag stort.
De eerste linie had vele te lijden van het Franse vuur. De
divisie bleef zo tot 18:00 uur staan, telkens wisselend van positie en
formatie, waarbij de veteranen de grootste moeite deden om de jongere soldaten
in het gelid te houden.
In een laatste poging om de geallieerde linies te doorbreken stuurde
Napoleon zijn laatste reserves, de Keizerlijke Garde, het plateau op waar ze onder vuur werden genomen
door de geallieerden. Ondanks deze zware beschietingen bleven de Fransen
oprukken.
Een aantal Britse eenheden sloegen op de vlucht nadat ze de hele dag
onder zwaar vuur hadden gelegen. Daardoor was nu op de rechtervleugel een
opening ontstaan waar de Franse garde het nu op had voorzien. Generaal Majoor Detmers
kreeg het dringende verzoek om drie bataljons in de voorste linie op te stellen.
Detmers liet o.a. het 2e bataljon infanterie oprukken. Chassé liet de
overige bataljons volgen; de gehele brigade, 6800 man, stond nu opgesteld achter de
geallieerde linie. Chassé sprak zijn mannen toe: “[…] jullie zullen de tweede
linie verlaten en vooruitgaan naar de voorste, blijf kalm, vertrouw op mijn
leiderschap en vooral op jullie officieren. De slag is nog niet beslist, maar
het zal jullie veel voldoening geven om aan de beslissing te hebben
bijgedragen.”
De divisie ging voorwaarts, de garde tegemoet. Wat volgde
was een vuurgevecht, waarbij beide zijden enkele salvo’s losten; de Nederlandse
en Belgische soldaten waren geprikkeld dat ze er niet op af mochten gaan met de
bajonet om de vijand te verdrijven.
"Voorbij gierende kanonskogels rukten ledematen
af en er vielen her en der gaten in de linie. In het midden van de carrés lagen
gewonden rond de vaandels, die doorzeefd waren met kogelgaten. De officieren
moesten manschappen naar voren duwen om de gaten in de carrés op te
vullen."
Opnieuw ging de Franse Garde vervolgens ten aanval. Als
uiterste middel was er de stormaanval met bajonet op het geweer om de
vijandelijke linies te doorbreken. Chassé besloot om zo de Fransen te
verdrijven; hij trok zijn degen en riep: “Voorwaarts generaal Detmers en
val aan met de bajonet!” De Rijdende Artillerie snelde wederom voorwaarts en
opende het vuur, waarbij ze de oprukkende colonnes veel schade toebrachten. De
infanteristen stormden voorwaarts, wild enthousiast, sommigen met de sjako’s op
de bajonet, onder het geroffel van de trommen en de roep: “Leve de Koning!
Oranje boven!”
de divisie van Chassé rukt op in de slag bij Waterloo
Het was een chaos op de velden ten zuiden van Waterloo. Er
klonk een oorverdovend kabaal van knetterende musketten, bulderende kanonnen en
kletterende sabels. Overal hing een verstikkende kruitdamp, zodat de soldaten
geen hand voor ogen kon zien. De drassige grond lag bezaaid met lijken en
gillende gewonden, zowel mensen als paarden.
“De Cavalerie en de oude keizerlijke garde van
Frankrijk drongen nu met geweld op ons aan. Het gevecht werd thans met woede
gevoerd.”
De troepen van Detmers achtervolgden de vijand tot voorbij
Hougoumont. 1e Brigade verdreef in een verwoede aanval de Fransen uit de
boomgaard van La Haye Sainte. Het 2e Bataljon Infanterie kwam in gevecht met
een eenheid Garde Grenadiers. Uiteindelijk passeerden de bataljons de
straatweg naar Brussel en ze de “Grande Batterie”, passeerden de kanonnen en de
munitiewagens en bleven de Fransen achtervolgen tot voorbij deze positie.
Chassé sprak Luitenant Kolonel Speelman toe: “Kolonel Speelman, voorwaarts! Haast
u, val aan met de bajonet, de Fransen wankelen, ze vallen terug!” Het 2e Bataljon Infanterie ging in de aanval, vooraf gegaan door de Rechter
flankcompagnie.
Een kwartier nadat 1e Brigade, 3e Nederlandse Divisie de
aanval had geopend en de Fransen achtervolgde gaf Wellington het signaal voor
de algehele opmars van het Geallieerde leger. Hij slaagde er in de aanval van
de de Keizerlijke Garde af te slaan. Tot hun grote verbazing zagen ze dat de
garde op de vlucht sloeg, dat hadden ze in al die jaren nog nooit
gedaan. ‘Le Garde recule!’ klonk het verschrikt in de Franse
gelederen. Napoleon vluchtte onder dekking van het 1er Grenadiers van de
Garde, terwijl de Franse soldaten met duizenden in paniek maakten dat ze
wegkwamen. De Nederlandse en Geallieerde troepen bleven hen achtervolgen tot de
avond viel, daarna gingen de Pruisen tot de achtervolging over.
Toen de kruitdampen waren opgetrokken, lagen er op de velden
bij elkaar meer dan 10.000 doden en 35.000 gewonden. De Nederlandse troepen
sliepen die nacht in dit open veld te midden van de verschrikkingen van de slag,
de honderden gesneuvelden en het kermen van duizenden gewonden.
's Nachts werden de doden massaal beroofd en de
gewonden aan hun lot overgelaten.
De aanval van 1e Brigade, 3e Nederlandse Divisie was een
kostbare geweest: het overweldigende succes was ten koste gegaan van grote
verliezen. 2e Bataljon Infanterie verliest 19% van haar officieren en
minderen.
"Ik zal wel niet behoeven te melden hoe het
slagveld er uit zag, daar de geheelde dag met de uiterste hardnekkigheid was
gestreden. Daar waren op dit slagveld duizenden van dooden en gekwetsten. De
regen die er daags was gevallen bragt het zijne ook bij om het akelige te
vermeerderen. Men was op sommige plaatsen genoodzaakt om er tot aan de enkels
in de plassen bloed met regenwater gemengt te loopen."
En zo eindigde de slag bij Waterloo. Joannes en zijn divisie begonnen aan de opmars naar Parijs. Onderweg deserteerden en plunderden de manschappen, zodat er moest worden ingegrepen. De 1e divisie namen de vestingen Le Quesnoy, Valenciennes en Condé in. Op 1 juli losten de Nederlandse troepen de Pruissen in Parijs af. Op 7 juli bezetten ze het Bois de Boulogne, waarna zij er hun Bivak inrichtten.
De troepen van de 3e Nederlandse Divisie hadden veel te lijden van ziekten, wat tot veel slachtoffers leidde.
In 1816 keerde het 2e Bataljon Infanterie van Linie terug in Nederland.
Waarna Joannes op 6 januari 1817 als Sergeant Majoor wordt benoemd van het 18e Bataljon Infanterie Nationale Militie.
Hoewel de 3e Nederlandse Divisie een grote rol heeft gespeeld in het laatste deel van de slag bij Waterloo, zijn hun daden nauwelijks erkend. Wellington doet in zijn verslag geen melding van de aanval van de divisie van Chassé. Ondanks toezeggingen van Britse generaal Lord Hill, die het aandeel van het Nederlandse leger erkende, is deze weglating nooit gecorrigeerd.
Als dank voor hun aandeel in de slag bij Waterloo kregen ze van Wellington wel een gratificatie. Voor de 6e klasse; Korporaals, Tamboers en soldaten, was dit 61 francs en 60 centimes (29 gulden en 10,5 cent) dat is omgerekend nar deze tijd ongeveer 300 euro.
Pas 50 jaar na de slag bij Waterloo, in 1865 kregen oud-strijders, bij de herdenking, van Koning Willem II een zilveren Herdenkingskruis. Joannes was toen al 2 jaar overleden, dus erkenning voor zijn daden heeft hij niet gehad.
Van de 30.000 Nederlandse soldaten die meevochten in 1815, waren in 1865 nog maar 5000 soldaten in leven. Pas in 1890 kende Koningin Wilhelmina aan het handjevol toen nog levende dragers van de herdenkingsmedaille een jaarlijkse toelage van 150 gulden toe.
Tot 1940 was 18 juni een Nationale feestdag in Nederland waar mee het einde van de Franse bezetting werd herdacht.
Bronnen: 2ebgc.nl, grenadiercompagnie.nl, wikipedia, npogeschiedenis.nl, de quotes zijn uit het boek "een Veteraan" van Jan Rem
Beste Tante Tee, wat leuk om te lezen over uw voorvader! Ik had hem al ontdekt in de stamboeken, maar dat hij onder een andere naam verder carriere heeft gemaakt is wel bijzonder. Met deze informatie kan ik mijn informatie ook weer verder aanvullen. Een kleine kanttekening: u citeert uit de memoires van Jan Rem; echter heeft deze gediend in het 7e Bataljon Infanterie Nationale Militie, en dat stond op een andere sector van het slagveld bij Waterloo. De plaatsen die u dus heeft gezien in de documentaire zijn -helaas!- niet de plekken waar uw voorvader is geweest. Nu is een trip naar het slagveld nooit verkeerd, maar zoals u heeft gelezen op onze website (waarvan ik de beheerder ben) begon Johannes in het dorpje Braine l'Alleud en stak hij met zijn eenheid het slagveld over richting La Maison du Roi, bij Plancenoit. Wellicht leuk om zelf een keer te wandelen. Goed om te lezen dat u veel informatie heeft kunnen vinden op onze website, dat is van het begin af aan mijn bedoeling geweest. Veel succes verder met uw blog en uw genealogisch onderzoek.
Met vriendelijke groet, Marc Geerdink-Schaftenaar webmaster, vereniging "2e Bataillon Grenadier Compagnie" www.grenadiercompagnie.nl
Beste Tante Tee, wat leuk om te lezen over uw voorvader! Ik had hem al ontdekt in de stamboeken, maar dat hij onder een andere naam verder carriere heeft gemaakt is wel bijzonder. Met deze informatie kan ik mijn informatie ook weer verder aanvullen.
BeantwoordenVerwijderenEen kleine kanttekening: u citeert uit de memoires van Jan Rem; echter heeft deze gediend in het 7e Bataljon Infanterie Nationale Militie, en dat stond op een andere sector van het slagveld bij Waterloo. De plaatsen die u dus heeft gezien in de documentaire zijn -helaas!- niet de plekken waar uw voorvader is geweest. Nu is een trip naar het slagveld nooit verkeerd, maar zoals u heeft gelezen op onze website (waarvan ik de beheerder ben) begon Johannes in het dorpje Braine l'Alleud en stak hij met zijn eenheid het slagveld over richting La Maison du Roi, bij Plancenoit. Wellicht leuk om zelf een keer te wandelen.
Goed om te lezen dat u veel informatie heeft kunnen vinden op onze website, dat is van het begin af aan mijn bedoeling geweest. Veel succes verder met uw blog en uw genealogisch onderzoek.
Met vriendelijke groet,
Marc Geerdink-Schaftenaar
webmaster, vereniging "2e Bataillon Grenadier Compagnie"
www.grenadiercompagnie.nl