Dit keer wil ik graag wat vertellen over een tak van mijn
stamboom die ik nog niet zo lang geleden heb ontdekt. Ik heb nog niet zo
heel veel over deze familie te vertellen dan namen en doopgegevens, maar ik
vind het toch interessant genoeg om er een stukje over te schrijven.
Via mijn matrilineaire stamreeks, neem ik jullie mee naar het dorp waar ik
wat over wil vertellen. Een matrilineaire stamreeks is kort gezegd, de
moederreeks. De lijn via mijn voormoeders. Waar ik bij mijn vaderreeks nog wel
eens twijfel of ze echt de biologische vaders zijn geweest, is daar bij de
moederreeks echter geen twijfel over mogelijk!
Ik begin bij mijn oma. Johanna Maria Mossel. Geboren in
Kampen, maar al op 7 jarige leeftijd naar Enschede verhuisd.
Johanna Maria Mossel |
Everhardus Johannes Mossel en Maria Jacoba Ruiten |
Reinerus Ruiten en Johanna Catherina Diender |
Maria Alberts Diender (1820-1889), weduwe van Jacob
Ruiten (1815-1849), en haar kinderen Reinerus Ruiten (1846-1937) en Jacob
Ruiten (1849-1925).
Zij vertrokken op 29-7-1859 van Emmeloord, waar zij op
huisnummer 27A woonden.
(bron: Schokkervereniging)
Schokkerhuisje nr 1 |
Catherina Helena Ruiten, Johanna Maria Ruiten, Maria Jacoba Ruiten. |
Hoewel Evert ook in Kampen werd geboren (25-8-1822), kwamen zijn vader en moeder wel uit Schokland. Zijn vader van Emmeloord, zijn moeder van Ens. Evert was schippersknecht, en breed zullen ze niet gehad hebben want 9 maanden na het overlijden van Jean, trouwden Evert en Johanna met elkaar, met een verklaring van onvermogen.
We waren gebleven bij zijn vrouw Willemina Hendriks Hollander. Ze wordt ook wel Nienke, Meike of Wieke genoemd. Ze is geboren in Koekoek onder IJsselmuiden. Daar had ik echt nog nooit van gehoord. Na wat gegoogle heb ik er echter niet zo veel over kunnen vinden. En heb ik historisch vereniging Jan van Arkel gemaild. Zij kwamen supersnel met een antwoord.
"De Koekoek is is een stuk van de polder Mastenbroek wat wel
van deze polder wat afwijkt. Zo ligt dit gebied duidelijk lager dan de polder
Mastenbroek zelf. De oorzaak van dit hoogteverschil (op sommige plaatsen wel 2
meter) ligt in de vervening in de 18een 19e eeuw.
Met name in de 18e eeuw komen nogal wat veenarbeiders uit een
ander bekend veengebied, nl. Wanneperveen en omgeving.
Van de bebouwing moet je met name in de 18e en 19e eeuw niet
veel voorstellen. Veelal wat kleine houten barakken en soms wordt ook gesproken
over tenten. Her en der hebben wel kleine rijtjes stenen huisjes gestaan. Het
gebied is ook regelmatig, als gevolg van dijkdoorbraken bij stormen, onder
water gelopen. Thans is de Koekoek een belangrijk tuinbouwgebied". Aldus
de secretaris van de vereniging. Dat geeft al weer een heel ander beeld van het
gebied waar de familie Hollander heeft gewoond.
Haar vader is Hendricus Jacobs Hollander, gedoopt 2-2-1740
in IJsselmuiden. Hij was veenhouder en turfboer in IJsselmuiden. Hij trouwde
met Hermina Lamberts, zij is dus de volgende in mijn moederreeks.
Hermina komt uit Dalfsen, daar is ze op 7-2-1740 gedoopt.
Hendricus en Hermina kregen samen 7 kinderen. Hermina overleed in 1826 in
IJsselmuiden, ze was toen 86 jaar.
De ouders van Hermina waren Lammert Jansen en Willempje
Hermsen. Deze Willempje Hermsen is de laatste die ik heb gevonden in mijn
moederreeks.
Daar kom ik niet verder mee.
Tijdens het zoeken naar mijn voormoeders vond ik dus wel de
bovengenoemde Jacobus Geerts Smak (de Vries).
Jacob Geerts werd op 19-9-1761 geboren in Beulake als zoon
van Geert Jacobs en Femmigje Teunis Flodder (ja echt!)
Na nazoeken waar Beulake ligt, blijkt dat Beulake een
interessante geschiedenis heeft.
Beulake was een dorp in Overijssel, in de buurt van
Giethoorn en Wanneperveen. De inwoners van Beulake leefden van de turfwinning.
Tussen 1650 en 1751 groeide het dorp tot 45 woningen. Met 247 bewoners. Dat was
in die tijd een redelijk dorp.
Turf ontstaat door het drogen van veen. Veen ontstaat weer
door planten die na het groeiseizoen afsterven en naar de bodem van water
zakken en daar beginnen te rotten. Dit wordt een steeds dikkere laag dat
"laagveen" wordt genoemd. Dit proces speelde zich af onder
grondwaterniveau.
Door te baggeren met een beugel aan een lange stok kon het
veen naar boven worden getrokken. Er bleven "trekgaten" over, die van
elkaar gescheiden werden door "ribben". Door dit veen omhoog te halen
en te laten drogen ontstond er dus turf.
Door de grote behoefte aan turf als brandstof werd elke
vierkante meter in Beulake gebruikt, met het gevolg dat het water steeds meer
ruimte kreeg. Om het veen te laten drogen gebruikten ze "legakkers",
grote stukken grond om het veen op te leggen. Eind 18e eeuw moesten de
inwoners voor de snel groeiende bevolking in Holland steeds meer turf steken,
dat ook die legakkers werden op gebruikt voor de productie van turf.
Er waren destijds geen instanties die daar toezicht op
hielden en zo groeven de Beulakers langzaam maar zeker hun eigen graf.
Bij elke storm kalfde steeds meer van deze legakkers af en
werden ze steeds smaller zodat er langzaam een meer ontstond. Sommige paden
waren doorgebroken zodat 's winters de kinderen niet meer naar school konden,
de inwoners niet meer naar de kerk en de bakers niet meer naar een bevalling.
Steeds meer inwoners vertrokken. Tijdens een grote storm op 14 en 15
november 1775 brak de Zuiderzeedijk bij Vollenhove door en veel huizen werden
daarbij beschadigd. In de nacht van 21 op 22 november 1775 volgende een tweede
storm en dat was het doodvonnis voor Beulake. De vijftig inwoners die er op dat
moment nog woonden vluchten naar een hoger kerkjes en wisten daar 36 uur te
schuilen voor de storm. Na die 36 uur konden ze per boot vluchten naar
Vollenhove en van het dorp was weinig meer over dan de kerk en twee huizen. De
kerktoren heeft nog tot 1825 boven het water uitgestoken.
Hering schreef het volgende over de watersnoodramp van
1776:
‘In de Beulake was het byzonder ellendig gesteld. Dit Dorp door zyne nabyheid aan den Zeedyk, en dus voor den eersten aanval des waters blood liggende, en meest bestaande uit groote veenplassen, streckte het eerst en meest ter woede van de Zee: de huizen en turfschuuren, van de ingezetenen, werden ylings door de baren vernield; derzelver turf (welker koopmanschap aldaar ter plaatse, het eenig middel van der inwoonderen bestaan uitmaakt) ja groote stukken Veenlands dreven weg.’
Doorbreken van de zuiderzeedijk in 1776 |
In de 19e eeuw kwam alles wat van het dorp nog restte onder water te staan. Het meer is nu de Beulaker wijde. Nog steeds wordt er regelmatig huisraad opgedoken uit het water. Sinds 2014 staat er in de Beulaker wijde een kunstwerk die herinnerd aan het verdronken dorp.