vrijdag 1 februari 2019

Johannes van Adrichem, door Harold Pot


Johannes van Adrichem: 18-12-1793 / 26-09-1863

Het is december 1793, de Zuid-Franse havenstad Toulon is bezet door Britse, Spaanse en Frans-royalistische troepen, door toedoen van Napoleon Bonaparte moeten de geallieerden zich na enkele maanden terugtrekken. Napoleon vestigt hier zijn naam als militair leider en stijgt in rang van kapitein naar brigadegeneraal. De jonge artilleriekapitein Napoleon Bonaparte bedenkt het plan om de forten van l'Eguillette en Balaguier in te nemen en zo de kleine haven en grote haven van Toulon van elkaar af te snijden. Dit gaat de aanvoer van goederen naar de geallieerde troepen in Toulon onmogelijk maken. Napoleon heeft maar een enkele batterij kanonnen tot zijn beschikking maar brengt alle kanonnen uit het omringende gebied naar Toulon zodat hij de beschikking heeft over een grote artilleriemacht, gelijk aan vijftig batterijen van elk zes kanonnen. Van alle kanten gebombardeerd, doen de geallieerde troepen in Toulon een uitval en veroveren een aantal van de kanonnen. Een tegenaanval door Napoleon en de nieuwe Franse commandant Dugommier volgen en de geallieerden worden teruggeslagen. De Britse generaal O'Hara word bij deze Franse tegenaanval gevangengenomen en begint te onderhandelen met de afgevaardigden van de Nationale Conventie, Augustin Robespierre en Antoine Louis Albitte over een eervolle geallieerde overgave. Napoleon is inmiddels bevorderd tot kolonel en komt na de gevangenname van O’Hara overeen om een grote aanval te ondernemen in de nacht van 16 december. Rond middernacht begint de aanval en het gevecht. Napoleon wordt verwond aan zijn heup door een Britse sergeant gewapend met een bajonet. De geallieerden besluiten hierop om via de zee hun troepen uit Toulon te evacueren. De Franse revolutionaire troepen gaan op 19 december de stad binnen. Naar schatting worden 800 tot 2.000 gevangenen doodgeschoten of vermoord met bajonetten. Napoleon Bonaparte, inmiddels onder behandeling vanwege zijn verwondingen, is niet aanwezig tijdens deze massamoord. Hij word op 22 december tot brigadegeneraal bevorderd, op 24-jarige leeftijd. Diezelfde dag vertrekt hij naar zijn nieuwe post in Nice als bevelhebber van de artillerie van het Armée d'Italie.


Rosaliakerk
Duizend kilometer noordelijker wordt in Rotterdam een tweeling geboren. Anna van Adrichem schenkt op woensdag 18 december 1793 het leven aan Johannes en Wijnand. 
Beide jongens worden op 24 januari 1794 gedoopt in de 
Rooms Katholieke Rosaliakerk aan de Leeuwenstraat. 
Anna staat er blijkbaar alleen voor want bij de doop zijn haar ouders niet aanwezig, de getuige van Johannes van Adrichem is Franciscus Barré en getuige van Wijnandus Josephus van Adrichem is Wijnandus Josephus Buchet. 
De namen Wijnandus Josephus doen vermoeden dat Buchet de vader is. Helaas overlijd Wijnandus Josephus van Adrichem als hij 11 maanden oud is.
  




In deze tijd spreken we nog over de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, in 1795 wordt de Republiek bezet door Franse troepen en komt tot een roemloos einde. Vanaf nu begint de Frans-Bataafse tijd, Johannes is dan één jaar. Het grootste deel van Nederland wordt een vazalstaat van Frankrijk en vanaf 1810 een onderdeel van het Eerste Franse Keizerrijk. Een deel van het huidige Nederland (Zeeuws-Vlaanderen en een groot deel van Nederlands-Limburg) word al in 1794 bij Frankrijk ingelijfd.

Napoleon heeft soldaten nodig om zijn vele oorlogen te voeren. In zijn hele keizerrijk voert hij daarom de dienstplicht (in die tijd ook wel conscriptie geheten) in. Die dienstplicht geschied door middel van loting. Rijke jongeren kunnen vaak hun dienstplicht afkopen. Nederland krijgt vanaf 1811 ook te maken met deze dienstplicht. Uiteindelijk worden er door de Napoleontische dienstplicht zo’n 30.000 á 35.000 Nederlandse jongens onder de wapenen geroepen vanaf begin 1811 tot aan de nazomer van 1813. Tegen de dienstplicht bestaat veel verzet. Op verscheidene momenten vinden zogenoemde ‘conscriptieoproeren’ plaats, die door de Napoleontische autoriteiten met harde hand worden neergeslagen.


Slag bij Dresden: Ook Johannes moet in het leger van Napoleon, op 15 augustus 1813 wordt hij ingedeeld bij het 27ème Régiment d’Infanterie de Ligne, In het archief vinden we hem onder de naam Johannes Buchet maar ook als Jean van Adrichem. Op 26 augustus is hij in Dresden.  Op deze dag hebben 150.000 geallieerde troepen zich in de buurt verzameld en opgedeeld in vijf grote aanvalscolonnes. Deze zetten zich in beweging richting Dresden. De geallieerden verwachten weinig tegenstand aangezien ze de troepen van de Fransen in aantal verre overtreffen. En inderdaad worden de Fransen steeds verder teruggedrongen. De verdediging word echter steeds hardnekkiger. Als de geallieerden tot vlak bij de stad zelf naderden is dit het teken voor Napoleon om zijn 90.000 man versterking in de strijd te gooien. Twee divisies van de Jonge Garde vallen de colonne van generaal Wittgenstein aan. Na harde gevechten worden de Russen teruggedrongen. Versterkt door twee andere divisies Jonge Garde, drijven de Fransen de Pruisen en Oostenrijkers in het centrum terug. Allleen Napoleons rechterflank word nog door Oostenrijkers tegengehouden. De eerste dag van de slag is voorbij. 's Nachts regent het. Hoewel in de minderheid is Napoleon duidelijk in het voordeel. Zijn troepen hebben geen last van de regen omdat ze in Dresden ingekwartierd zijn. Ook krijgt Napoleon constant versterkingen.. Voor de geallieerden is dit allemaal niet het geval. Bovendien zijn hun troepen gedemoraliseerd door de Franse successen. Toch word besloten om 's morgens opnieuw aan te vallen. Op 27 augustus hervatten de geallieerden hun offensief ’s in de ochtend. De Pruisen slaan de Fransen terug, Colloredo's Oostenrijkers rukken op in het centrum en Wittgenstein maakt ook goede vorderingen op de rechterflank. Op de geallieerde linkerflank, die in de minderheid is, gaat het minder goed. De Franse rechterflank staat onder bevel van maarschalk Joachim Murat. Zijn flank is 36.000 man sterk en de Oostenrijkers hebben 28.000 man. Het Franse korps van Victor valt de Oostenrijkers aan en ondertussen maken de cavaleristen van Charles César de Fay de La Tour-Maubourgs cavaleriekorps een omtrekkende beweging. De Oostenrijkers trekken zich haastig terug, maar zijn omsingeld door de Franse cavalerie. Niet in staat hun musketten af te vuren in de stromende regen, geven 9000 infanteristen zich over. Het offensief van de Oostenrijkers loopt vast en het gevecht in het centrum mond uit in een artillerieduel dat de hele dag duurt. Napoleon heeft de overwinning bijna binnen. Zijn rechterflank heeft een totale overwinning behaald, zijn centrum houd goed stand en het front op zijn linkerflank zit muurvast. De geallieerden staan op het punt hun laatste reserves in de strijd te gooien als het bericht binnen komt dat het Franse corps van de Belg Dominique Vandammes Pirna heeft veroverd. Hierdoor dreigt de terugtocht afgesneden te worden, dus trekken de geallieerden zich terug. Dit is een geweldige overwinning voor Napoleon. Hij heeft 11.000 man gevangengenomen, inclusief de Oostenrijkse luitenant-veldmaarschalk Joseph, Baron von Mesko de Felsö-Kubiny. Verder heeft hij dertig kanonnen en tientallen bagagewagens veroverd.


Slag bij Dresden, 26 & 27 augustus 1813

Slag bij klum: Drie dagen later, op 30 augustus staat het 27e regiment bij Klum. De Russen staan opgesteld bij het dorpje Priesten (hedendaags Přestanov in Tsjechië). De Fransen houden het dorpje Kulm bezet. Priesten is een uitstekende plek om met weinig troepen een overmachtige vijand een tijdje tegen te houden. Om zes uur in de ochtend valt Vandamme succesvol Russische formaties aan onder het commando van Wittgenstein, waarbij Russische troepen en artillerie worden gevangengenomen. Rond 12 uur valt hij de Oostenrijkse versterking aan. Aanvankelijk worden de Oostenrijkers gedwongen om zich terug te trekken richting Teplitz (hedendaags Teplice in Tsjechië) . Maar doordat een Pruisisch korps onder generaal Kleist Vandamme's korps van achter aanvalt, kunnen ook de Oostenrijkers in het offensief gaan. Vandamme's korps zit ingesloten. Hij besluit om zich een weg door Kleist's Pruisen te hakken, terug naar de Franse linies. Hierbij verliest hij het grootste gedeelte van zijn korps, wat ophoud te bestaan. In deze slag word alle winst die Napoleon heeft behaald in de slag bij Dresden tenietgedaan. Aan de Franse kant zijn er ongeveer 5000 doden en gewonden, en tussen de 7000 en 15.000 Franse soldaten worden krijgsgevangen gemaakt. Bij de geallieerden worden ongeveer 10.000 soldaten verwond of gedood. Op 13 september wordt Johannes overgeplaatst van het 27e regiment naar het 1er Compagnie, 1er Bataillon, 72ème Régiment d’Infanterie de Ligne.

Slag bij Klum, 30 augustus 1813

Slag bij Sainte-Croix-en-Plaine: Napoleon hoopt op een winterstop, maar eind december maakt het grote geallieerde leger een beweging aan zijn linkerzijde om zich te concentreren op het Zwarte Woud , en dreigt - ondanks de neutraliteit van Zwitserland - de brug bij Bazel over te steken. Op de ochtend van 21 december 1813 steken de troepen van prins von Schwarzenberg de Rijn over bij de brug van Basel. De Oostenrijkse kolonel Scheibler rijd diezelfde dag van Habsheim naar Rixheim tot aan de poorten van Mulhouse. Op de 23e is het Oostenrijkse leger onder leiding van Scheibler  in Ensisheim, 's middags laat hij kapitein Baron Schell, van het huzarenregiment van Hesse-Hombourg, opdragen tot Colmar door te dringen met 100 kozakken te paard. En zo begint de Franse campagne van 1814 ... in 1813. Inderdaad, het eerste gevecht van deze campagne vind plaats aan de vooravond van Kerstmis in Sainte-Croix-en-Plaine, in de Haut-Rhin, een paar kilometer ten zuiden van Colmar. Na de inneming  van Colmar door het Boheemse leger. Het Franse leger stuurt generaal Milhaud, hij slaagt erin Colmar op 23 december opnieuw in te nemen. De volgende dag ontmoeten de Oostenrijkse huzaren en het Beierse leger de Fransen. 400 mannen raken gewond en 150 worden door de Fransen gevangen genomen.  Op 31 december 1813 doen de geallieerden weer een aanval op het dorp Sainte-Croix-en-Plaine  maar de Fransen weten het met succes te verdedigen. Op 3 januari 1814 raakt Johannes in de omgeving van Colmar gewond aan zijn linker been en wordt gevangen genomen door de kozakken die het Württembergse leger ondersteunen, 9 januari wordt hij uit gevangenschap ontslagen.

Slag bij Sainte-Croix-en-Plaine, 24 & 31 december 1813


Al op 13 november 1813 waren de Kozakken in Nederland. De schrik zat er goed in toen de Kozakken de oostgrens overstaken. De Kozakken kwamen om ons land te bevrijden van de Fransen, maar hun reputatie als barbaarse woestelingen was hen al vooruit gegaloppeerd. Dat maakte dat ze niet bepaald met open armen werden ontvangen. Eenmaal in het brave Nederland stonden ze al gauw bekend als liederlijke, twee uur in de wind stinkende half wilden. Zuipschuiten waren het, rokkenjagers, veelvraten en vechtmachines. Het waren niet bepaald frisgeschoren huisvaders die om zes uur thuis waren voor een verantwoorde maaltijd. Eten met mes en vork was er trouwens helemaal niet bij. Ze leefden in mannengemeenschappen en waren een hard en ruig leven gewend, alhoewel ze ook godsdienstig waren. Op 10 november 1813 hadden zich twaalf tot vijftienhonderd Kozakken verzameld bij het Duitse Neuenhaus, boven Nordhorn. Twee dagen later doken de eersten al op voor de IJssel. Hun strategie was om de Fransen zo snel mogelijk de rivier over te jagen en dan door te stomen naar het westen tot uiteindelijk Parijs. Dat lukte wonderwel. Op 21 mei 1814 was heel Nederland voorgoed van de Fransen bevrijd.

                                                                                                

Op diezelfde 9 januari is ook de oprichting van het Nederlandse leger, de Staande Armeé. Deze bestaat uit vrijwillig dienende beroepsmilitairen. Daarnaast is er een ‘Nationale Militie’. Deze is samengesteld uit door loting aangewezen dienstplichtigen. Koning Willem I besluit om de gehate Franse dienstplicht uit 1811 over te nemen. Hij moet wel, want er melden zich te weinig vrijwilligers om de Staande Armee te vullen. Op 17 augustus 1814 treedt Johannes toe als soldaat bij het Bataljon Infanterie der Staande Armee. Hij tekent voor een periode van zes jaren. Hij is op dat moment: 1 El, 6 palmen, 7 duim en 4 streep. Dat staat voor 167,4 cm. Volgens het stamboek neemt Johannes deel aan veldtochten naar Frankrijk. Al op 1 december 1814 wordt hij bevorderd tot Korporaal. Men eet twee keer per dag, te weten om 10:00 uur en om 16:00 uur. 's Ochtends is dat vaak een stevige soep, 's middags een soort stoofpot, waarin alle ingrediënten worden gekookt. Aangezien de soldaten binnen hun escouade beurtelings moeten koken ben je wel afhankelijk van de kookkunst van je maten. Én de korporaal mag altijd als eerste opscheppen.

Slag bij Waterloo: Na in 1814 verbannen te zijn naar Elba, keert Napoleon in maart 1815 naar Frankrijk terug. Hij installeert zich daar opnieuw als keizer van Frankrijk. Zijn oude vijanden kunnen dat niet aanvaarden en vormen de Zevende Coalitie om hem weer te verjagen. Engeland en Pruisen trekken grote legers samen in de zuidelijke Nederlanden om Frankrijk op 1 juli 1815 binnen te vallen. Napoleon besluit ze voor te zijn en trekt op 14 juni de grens van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden over bij Charleroi. Hij hoopt de legers van Wellington en Blücher uiteen te drijven om ze apart te kunnen vernietigen maar dat mislukt grotendeels. Zijn linkervleugel word op 16 juni door de Nederlanders opgehouden in de Slag bij Quatre-Bras. Hij brengt de Pruisen dezelfde dag met zijn rechtervleugel een nederlaag toe in de Slag bij Ligny maar die trekken zich naar het noorden terug om Wellington te blijven bijstaan. Napoleon achtervolgt het Engels-Nederlandse leger op 17 juni met zijn hoofdmacht en laat de Pruisen volgen door maarschalk Emmanuel de Grouchy. Wellington neemt een verdedigende positie in op een heuvelrug ten zuiden van Waterloo in de hoop dat de Pruisen hem op tijd te hulp zouden schieten.

Johannes is ingedeeld bij de Nederlandse krijgsdienst onder bevel van 2e Bataljon Infanterie Luitenant Kolonel J. Speelman bij het 2e bataljon Infanterie. Dit bataljon valt onder de 3e divisie onder leiding van Luitenant General H.G. Baron Chassé. “Het goede weer scheen ons te verlaten, zware regen buijen bleven aanhouden tot den 18den.” Op 17 juni marcheert de divisie in de stromende regen naar hun nieuwe positie op de rechterzijde van de geallieerden rond het dorpje Braine l'Alleud. 

 Wij marcheerden anderhalf uur, alwaar wij onzen vijand ontmoetten, die ons verwelkomde met zes, twaalf, achttien en vierentwintig ponders, waarop wij hen met dito soort bedankten tot de avond inviel en wij ons bivouac opsloegen.”


Tijdens de slag bij Waterloo staat de divisie eerst geheel op de rechterflank opgesteld rondom het dorp Eigenbrakel. Al snel komt het bevel om zich in reserve op te stellen achter het centrum van de geallieerde linie. Chassé bespeurd dat de Britse troepen vóór hem op de vlucht zijn geslagen en de artillerie niet langer vuurt. Hij ziet al snel dat Napoleon de Keizerlijke Garde op het centrum afstuurt, hierop geeft hij het bevel aan zijn artillerie om positie te nemen en de vijand onder vuur te nemen, terwijl hij intussen de brigade van kolonel Detmers in colonnes laat opstellen voor de tegenaanval.

Een soldaat uit het Staande leger 1815


Na een kort vuurgevecht opent hij de aanval op de Franse garde, die uiteindelijk moet wijken. De brigade van Detmers zet de aanval door, verdrijft de Franse garde van een laatste positie bij La Haye Sainte en achtervolgd de vluchtende Fransen tot aan het Maison du Roi bij Plancenoit, waar ze Pruisische troepen tegen komen. Van de kleine tweehonderdduizend man die aan de slag hadden deelgenomen zijn er na afloop zo'n vijfenvijftigduizend dood of gewond. Het Franse leger, dat daarvan ongeveer vijfendertigduizend man verliest, verlaat het slagveld in volledige chaos en trekt zich via Charleroi terug over de Franse grens. Tot afgrijzen van Chassé en zijn officieren maakt de Hertog van Wellington in zijn verslag geen melding van de aanval van de divisie van Chassé. Ondanks toezeggingen van de Britse generaal Lord Hill, die het Nederlandse aandeel in de slag bij Waterloo erkend, is deze weglating nooit gecorrigeerd. Koning Willem I benoemd Chassé vanwege zijn verdiensten in Waterloo op 8 juli 1815 tot Commandeur in de Militaire Willems-Orde. Napoleon word in Parijs gedwongen afstand te doen van de troon. De Britten verbannen hem naar Sint-Helena.


Op 5 november 1815 wordt Johannes gepromoveerd tot Fourier. Een fourier is een onderofficier binnen de infanterie, artillerie en cavalerie, die onder andere zorg draagt voor de inlegering, bewapening, foeragering en kleding van de compagnie en tevens compagnieschrijver is. Op 6 januari stapt Johannes over naar het 18e Bataljon Infanterie Nationale Militie als Sergeant-majoor. 15 januari 1820 gepasporteerd (Eervol ontslag uit militaire dienst). 11 februari 1820 in dienst bij het Korps Mariniers als Sergeant.




Johannes heeft in de tussentijd niet stilgezeten. Op 31 januari 1821 trouwt hij met de dan 32 jarige Johanna Elizabeth Houter. Als ouders van Johannes wordt in de huwelijksakte alleen Anna van Adrichem gemeld, vader onbekend.... Voor hun huwelijk heeft Johanna al wel 2 zoons gekregen. Op 7 januari 1819 kreeg Johanna een zoon Johannes Huibert, die voor hun huwelijk nog Houter van de achternaam heet. En twee jaar later op 8 januari 1821, wordt zoon Wijnandus Josephus Houter geboren, 4 weken voor hun huwelijk. Het mannetje wordt vernoemd naar de overleden tweelingbroer van Johannes. Veel geluk brengt de naam niet, ook dit kindje sterft veel te jong, slechts 8 maanden oud. Beide kinderen worden gewettigd bij het huwelijk.  Op de dag af, 1 jaar na de geboorte van de eerste Wijnadus, bevalt Johanna op 8 januari 1822 weer van een zoon die de namen Wijnandus Pieter Josephus Christiaan van Adrichem krijgt. Deze jongen heeft meer geluk en haalt de volwassen leeftijd. Het gezin, zonder vader Johannes, maar met Oma van Adrichem wonen vanaf 10 november 1824 in Vlissingen aan de Breewaterstraat 112b. Ze horen bij de militair op de Kousteenschedijk 102.
 Al staat hij in het bevolkingsregister pas gemeld vanaf 1828. Op 25 september reëngageerd Johannes als Sergeant–Majoor in het leger. Op 2 december 1825 wordt in Rotterdam de eerste dochter van het stel geboren, vernoemd naar haar oma. Het meisje heet Anna Catherina Maria Johanna van Adrichem. Een korte tijd later op 12 december 1825 verhuisd het gezin naar de Kousteenschedijk 102.  Op 1 mei 1827 vertrekken Anna, Johanna, Johannes Huibert, Wijnandus en zusje Anna naar Kousteenschedijk 84. Nog voor vader Johannes aan zijn nieuwe baan als Marine Luitenant begonnen is, overlijdt zijn moeder Anna op 26 februari 1828 op 67 jarige leeftijd. Ze is altijd ongehuwd gebleven en heeft altijd bij het gezin in gewoond, Op 10 september 1828 's avonds om zes uur sterft ook de kleine Anna, ze is dan 9 maanden oud. Op 13 juli 1829 vertrekken vader en zoons naar de Steenen Beer nr 14 en Johanna komt er ook weer bij wonen. Op 17 oktober 1829 vertekt het complete gezin naar de Grote Markt 79. Waarna ze uit het bevolkingsregister van Vlissingen verdwijnen en dochter Johanna op 12 juni 1830 in Rotterdam wordt geboren. 


In 1838 duikt de gehele familie op in Amsterdam. Johannes is dan Luitenant Geweldige, Hoofd departement van de Zuiderzee.  Johannes geeft zoon Johannes Huibert, die dan 19 is, zelf op bij de Marine. In het militieregister staat bij zoon Johannes Huibert: "Geëmployeerd aan de Werf. Luitenant Geneedrager bij de Marine. Wonende te Amsterdam. Opgegeven door zijn vader. Wonend bij zijn ouders; Bethanienstraat 5 boven nr 14. Ligte gebreken, finaal vrij". Ook zoon Wijnandus wordt door hem opgegeven bij de Marine. Blijkbaar hebben ze niks te willen. In augustus 1837 wordt Wijnadus Pijper bij de 2e divisie Mariniers, voor een tijd van 8 jaren, zonder handgeld. Wijnandus is dan nog maar 15 jaar oud! Moeder Johanna Elisabeth Houter overlijdt in 1841 in het binnengasthuis te Amsterdam. Het Binnengasthuis, ook wel “Pest huys” genoemd, was in de 19e eeuw berucht om zijn deplorabele toestanden. De zalen zijn: "groot, hol, kil, kerkvormig en met stenen bevloerd lokaal, dat des winters voor geen behoorlijke verwarming vatbaar is". De verpleging bestaat uit "knechten en meiden" die zich, volgens een rapport van het stadsbestuur, schuldig maken aan drankmisbruik en mishandeling, de medicijnen verkopen en het voedsel voor zichzelf houden.

“ ’T’ Pest Huys”, In dezer dagen is alles dat niet verklaarbaar is, zoals gezwellen en kanker onder te brengen onder de ziekte de pest.
Een Oostenrijkse arts, die het Binnen- en Buitengasthuis in 1852 bezoekt, schrijft in zijn verslag aan het Koninklijke en Keizerlijke Artsengezelschap in Wenen: "Hoe moeten we deze twee verpleeginrichtingen beschrijven, die op geen enkele wijze die naam verdienen? Als wij bijzonderheden opsommen, blijkt als vanzelf dat ze het tegendeel zijn van wat ziekenhuizen behoren te zijn. (...) Op iedere buitenstaander maakt deze plek een hoogst onaangename indruk. Op zeshonderd zieken zijn er slechts twee artsen." Het verplegend personeel noemt hij een afschrikwekkend voorbeeld van ruwheid, traagheid en smerigheid. Zeven maanden na het overlijden van zijn vrouw trouwt Johannes met een 22 jaar jongere vrouw, Catherina van Haarlem. Waarschijnlijk om de zorg op zich te nemen van dochter Johanna, die dan nog maar 10 jaar is. Zijn nieuwe vrouw Catherina is daarentegen slechts 4 jaar ouder dan zijn zoon Johannes Huibert. Met Catherina krijgt Johannes een jaar na het huwelijk nog een zoon, Aart Pieter Jacobus Johannes van Adrichem. Blijkbaar gaat het daarna niet goed meer in het gezin. De beide oudste zoons deserteren, en ondanks de goede baan van vader worden beide zoons voor het vragen van een aalmoes, veroordeeld voor bedelarij en opgesloten in de Ommerschans. Ook dochter Johanna komt er terecht, zij zal op 57 jarige leeftijd, ongetrouwd en kinderloos sterven. In de krant verschijnt alleen een oproep: Met zoon Aart lijkt het in eerste instantie beter te gaan, ook hij gaat bij de Marine, trouwt en krijgt twee dochters.




Terug naar vader Johannes. In 1850 verlaat Johannes de Marine, na 37 jaar in militaire dienst te hebben gezeten, met eervol ontslag en kan hij van zijn pensioen genieten. Hij is dan 57 jaar. Hij heeft dan inmiddels als drie kleinkinderen, maar betwijfel of hij die ooit gezien heeft, ze worden namelijk alle drie geboren in gevangenschap. Of in de Ommerschans of in Veenhuizen.



Johannes overlijdt op 26 september 1863 in Amsterdam, 69 jaar oud. Als ouder wordt weer Anna genoemd, van Wijnandus Josephus Buchet geen spoor.... Catherina plaatst een advertentie in de krant, waar uit opmaakt kan worden dat die twee veel van elkaar gehouden hebben. Dit strookt niet helemaal met het beeld dat we van Johannes van Adrichem hebben. Hoe kan het dat de kinderen van zo'n succesvolle Marine Luitenant, die toch een goed salaris moet hebben gehad, zo diep in de goot komen te zitten? Het zal jaren duren voordat Johannes Huibert met zijn gezin uit de Ommerschans komt, waarna hij vrij snel overlijdt. Zoon Wijnandus overlijdt in Veenoord, en het kind die hij krijgt uit zijn huwelijk met Trijntje Kuiper, zijn dochter Petronella, zelfs voor haar eerste levensjaar, in de Ommerschans. Catherina van Haarlem overlijd in Amsterdam in 1865, twee jaar na het overlijden van haar echtgenoot. Slechts 49 jaar oud.

Credits: Marloes van Adrichem en Harold Pot.