vrijdag 22 april 2022

Achternamen

Wist je dat er in Nederland vijf typen achternamen zijn? 

De universiteit van Utrecht heeft hier onderzoek naar gedaan en kwam tot de conclusie dat er vijf verschillende typen zijn. Deze achternamen zeggen allemaal iets over de gene die deze achternaam aan nam. 

  1. Er zijn namen die aangeven wiens kind je bent. (afstammingsnaam, patroniem) Bijvoorbeeld de zoon van Jan werd Jansen. de zoon van Piet werd Pietersen. Frenk werd Frenken, Hendriks enz. 
  2. Er zijn namen die aangeven waar je vandaan komt. (herkomstnaam) Bijvoorbeeld Van Egmond, de Vries, van Amerongen enz.
  3. Er zijn namen die aangeven waar ze hebben gewoond. (adresnaam) Bijvoorbeeld Van der Molen, van den Berg, van Dijk, van den Heuvel, Bos, ten Barge enz.
  4. Er zijn namen die aangeven welke eigenschappen diegene had. (bijnaam, eigenschapsnaam) Bijvoorbeeld De Lange, de Groot, de Jonge, De Bruyne enz.
  5. En er zijn achternamen die aangeven welk beroep je voorouder had. (beroepsnaam) Bijvoorbeeld Molenaar, Smid, Bakker, Visser, Kuipers, Mölders enz. 

Tot aan het eind van de middeleeuwen was het niet gebruikelijk om een achternaam te hebben, maar het is een fabel dat Napoleon de achternaam heeft ingevoerd. Velen hadden al een achternaam toen Napoleon in 1811 iedereen verplichte om een achternaam te kiezen. Had je nog geen achternaam dan moest je er inderdaad een kiezen. 

Adellijke personen hadden al wel een achternaam en in de grote steden was vanwege de dichtere bevolktheid het niet meer voldoende om een patroniem te gebruiken en hadden mensen hier vaak ook  al wel een achternaam. In Friesland en Groninger kwam het echter bijna niet voor dat mensen een achternaam hadden. In het Noorden van Nederland moest dan ook het vaakst nog een achternaam aan worden genomen en geregistreerd worden in het register van naamsaanneming.

Per regio verschilt ook nog of een type achternaam meer voorkomt dan de andere. In het rivierengebied komen er meer herkomstnamen voor. Op de Veluwe zijn dit vaker patroniemen. 

In Twente en de Achterhoek zijn boederijnamen (huisnamen) veel voorkomend. De achtervoegsels -ink, -inga of -ing komen hier vaak voor en geven de oorsprong aan van "de familie van". En er werd niet altijd de achternaam doorgegeven van de vader. Trouwde een stel en gingen ze op de boerderij van de vrouw wonen dan werd de naam van de vrouw aangenomen. Voorbeeld; Derk Holleman trouwt met Jenneken Japink. Ze gaan wonen op de boerderij van Jennekens ouders. Derk neemt de achternaam Japink aan. En hierbij is Japink met achtervoegsels -ink de boederij van Jacobink (Jaopink). Soms worden ook beide namen gebruikt, in de archieven kwam ik Holleman op Japink tegen. Een mooi voorbeeld is ook de meer bekendere achternaam Scholten op Reimer. 

Na 1811 werd er wel bepaald dat achternamen alleen via vader op kind over zouden gaan. En de schrijfwijze van de achternaam werd vastgelegd. 

Werd de achternaam van mijn voorouders voor 1811 nog gespeld als Fitjeroo, Fietjero, Fitjero, Vitjero, Fietjeroe, Pietjerou, Titero, Fitiero of Tetjero. Na 1811 bleef het Vitjeroo tot de naam uiteindelijk vanwege gebrek aan nageslacht met mijn betovergrootmoeder Hendrikje Vitjeroo in 1913 in Nederland uit zou sterven. 




Mijn achternaam van Adrichem is ook een toponiem. 

Kom je een keer bij de Beverwijkse bazaar, rijd dan twee kilometer door naar de Adrichemlaan. Op deze plek stond in de 8e eeuw (722) een versterkte hoeve "Adrichaim". Een ompaalde nederzetting met economisch en militair karakter. Een hoeve die diende ter bescherming van vijandelijke aanvallen.  Rond deze hoeve is Beverwijk ontstaan. 

Adrichaim is de plek waar  "Adrik" woonde. Dus Adric-Haim,  waar haim of heem staat voor "bescherming biedend huis". 

In de tweede helft van de 13e eeuw werd op de plek van deze hoeve kasteel "Adrichem" gebouwd. Dit was het kasteel van Gerard van Velsen en zijn vader, de moordenaars van graaf Floris V van Holland. (Voor diegene die naar de serie "het verhaal van Nederland" hebben gekeken!) Dit kasteel werd later verwoest en op de oude fundamenten werd in 1515 een nieuw kasteel gebouwd.  

Kasteel Adrichem was een omvangrijk landgoed. Het was omgeven door een gracht en verschillende boomgaarden en tuinen. Het had volgens een document uit 1808 met de beschrijvingen van de bezittingen een "Capitalen appelen, peren- en kersen boomgaarden en een extra groote moes- en broeituin met een ananas-bak, verschillende perziken, abrikozen en druivenkassen, een menagerie, goudvissenkom en vijvers, Engelse plantsoenen met inlandsche gewassen, grasparterres en slingerlanen gelegen" Kasteel "Adrichem werd tussen 1809 en 1812 gesloopt. Nu is er van deze tuinen niets meer weer te vinden. 

Toen ik jaren geleden de plek waar het kasteel ooit stond bezocht vond ik er alleen nog een triest uitziend Partycentrum en een camping waarna ik na lang zoeken nog een deel van de slotgracht kon zien. Er schijnen in de oever nog funderingsresten te zitten. De rest van het kasteel ligt onder het sportpark dat nu op deze plek ligt. 

Kasteel Adrichem

Kasteel Adrichem was ook de plek waar de legende van de zwanenjonkvrouw zou hebben plaatsgevonden. De legende gaat als volgt;

De heer van Adrichem leefde als alleenstaande man in zijn grote kasteel. Op een dag zag hij in het water vlakbij zijn woning een prachtige zwanenjonkvrouw zwemmen. Zij had haar zwanenhemd afgelegd en de heer zag zijn kans schoon. Hij nam het hemd mee zodat zij hem wel moest volgen naar het kasteel. Hier leefden zij vanaf dat moment samen als man en vrouw.

Jaren later wilde de heer toch liever een gewone echtgenote. Toen de zwanenvrouw dit hoorde stortte zij overmand door verdriet ter aarde en stierf. In de gedaante van een treurige zwaan verdween zij in het niets. Als later het kasteel door onheil werd bedreigd hoorden voorbijgangers droeve geluiden en zagen daar een schitterende witte zwaan boven het kasteel Adrichem zweven.

Reconstructie van de schedel van Willem I van Brederode

De achternaam van Adrichem werd voor het eerst gegeven aan Floris de Scoten van Adrichem. (ca. 1265) Een bastaardzoon van Willem I heer van Brederode die in kasteel Adrichem heeft gewoond. Hij bouwde ook de woontoren van kasteel Brederode. Van het skelet van hem en zijn vrouw zijn een aantal jaren een reconstructie gemaakt die je hierboven kunt zien. 

Zijn vader was Dirk I van Teylingen, heer van Brederode. Het adellijk geslacht komt voort uit de stam van Holland en heeft verschillende huizen heeft bewoond zoals Teylingen, Brederode, de Scoten, Heemsteede en Adrichem. Er is echter nog geen bewijs gevonden dat mijn eerst bekende voorouder Claes Adriaensz van Adrichem (ca. 1410) ook daadwerkelijk een afstammeling is van Floris de Scoten van Adrichem en dat ik ook daadwerkelijk adellijk bloed door mijn aderen heb stromen. Helaas... :-)





donderdag 21 april 2022

"Dood en dord hadt hij kunnen zijn"

Bij gebrek aan nieuwe vondsten vandaag een verhaal dat al in 1996 in het Schokkererf stond. 

Het gaat over mijn voorouder Albert Bruinsz Konter.

Het gebeuren speelde zich af op het eiland Schokland, in Emmeloord. Daar waar Albert geboren werd. Zijn ouders waren Bruin Albertsz Konter en Petronella Alberts. Albert was de jongste van zes kinderen. Ook de oudste dochter Trijntje van dit echtpaar is een van mijn voorouders. Omdat er voornamelijk binnen de bewoners van het eiland getrouwd werd is dit een veel voorkomend fenomeen. Ik heb echtparen waarvan maar liefst vier van hun kinderen mijn voorouders zijn. 

De haven van Emmeloord

Terug naar de haven van Emmeloord. Het is zondag 25 oktober 1801. Net zoals er nu groepen jongeren graag buiten bij elkaar komen, was dat ruim 200 jaar geleden ook al het geval. De groep jongeren die in de haven rond hingen zagen een bejaarde man zijn schuit in gaan. Om zijn schuit niet met zijn modderige klompen te bevuilen, liet hij deze op de kade staan. Deze man was mijn voorouder Albert Bruinsz Konter. Zoals de meeste van mijn Schokker voorouders, was ook Albert visser van beroep.  

Deze onbeheerde klompen waren wel heel aanlokkelijk voor de verveelde jongens. Ze hadden wel zin in een geintje. Met enkele grote stenen proberen ze om de beurten de klompen van Albert kapot te gooien. Hier was Albert niet van gediend en hij kwam zijn schuit uit net op het moment dat er een steen werd gegooid. Deze raakte de klomp niet, maar Albert zelf. 

De pastoor op Schokland schreef naderhand in zijn dagboek "Dood en dord hadt hij kunnen zijn". De steen was terecht gekomen op Alberts blote voet. Twee tenen werden geraakt waardoor een ader sprong. Hierdoor zou Albert later een teen verliezen. 

Wat begon als een geintje draaide uit op een ernstige zaak. Er ontstond grote opschudding in Emmeloord. En het veroorzaakte een tweedeling tussen de inwoners. Aan de ene kant de vijanden van Albert die stonden te juichen, aan de andere kant werden de baldadige jongens vervloet die met hun geintje behoorlijk wat hadden aangericht. 

Vanwege de vreselijke pijn aan zijn voet kon Albert niet meer uitvaren met zijn schuit. Het lukte hem ook niet om iemand te vinden die zolang zijn plek op zijn schuit kon overnemen. En als de schuit niet uit kon varen dan waren er ook geen inkomsten voor Albert.

De jongen die de betreffende steen had gegooid was een neef van Albert, maar gelijk ook de knecht van de schoonzoon van Albert. Deze schoonzoon probeerde nog te helpen door voor zichzelf een nieuwe knecht te zoeken zodat deze neef met oom Alberts schuit naar zee kon gaan. Het leek een goed idee. De schuit hoefde niet meer stil in de haven te blijven liggen, Albert kreeg wat brood op de plank en de jongen kon op deze manier iets van zijn schuld inlossen. Alleen had het neefje hier totaal geen zin in. 

Beide ooms werden hierdoor zo kwaad op hem dat ze hem een pak slaag gaven. Een andere neefje die ook bij de groep stenengooiers was geweest, hoorde zijn broer schreeuwen. En uit angst dat hij hem zou verklikken, bedreigden de jongens beide ooms. En toen besloot moeders er zich ook mee te bemoeien!


Derkje Been was een schoonzus van Albert en de moeder van de jongens. Albert woonden in het huis van zijn ouders samen met Derkje en haar gezin. Dit huis was door hen allen geërfd na het overlijden van zijn ouders en de erfenis was nog niet onderling verdeeld. Dat kon niet lang goedgaan. 

Kort na de vechtpartij zag Derkje in het huis van Albert de vrouw van de oom die het neefje in elkaar hadden geslagen. Derkje greep de vrouw bij haar arm en riep woedend "Gaat uit mijn huis". Waarop Alberts oudste zoon Jacobus Alberts Konter op Derkje afkwam, haar bij de arm greep en zei; "Wat, woudt gij de zuster van mijne moeder uit het huis jaagen, hetgeen ons zoveel als u toekomt?'.

Je kunt je voorstellen dat de spanningen binnen de familie hoog opliepen. Toen werd er een besluit gemaakt wat betreft het verdelen van de grond en het huis onder alle erfgenamen. Iets wat misschien al veel eerder had moeten gebeuren. Er werd lang overlegd hoe dit nou eerlijk verdeeld moest worden. 

Uiteindelijk was iedereen tevreden, ook de pastoor. Hij schreef hierover tenslotte in zijn dagboek "dit was nu nog weer een goed, hetgeen uit dit kwaad gebooren werdt. Zedert lang was dit onverdeelde huis en grond een twistappel geweest, en oorsprong van veel haat en nijd. Tot de verdeeling hadt men niet kunnen komen. Die twistappel nu weggenomen, hoop ik onder hen vreede en vriendschap". 

Dit is een aangepast artikel uit het Schokkererf nr 33, september 1996. Geschreven door Ab en Bruno Klappe. Lid worden van de vereniging kunt u hier, voor meer verhalen over de bewoners van Schokland.