maandag 30 maart 2015

Het leven van Everhardus Johannes Mossel

Op de foto hieronder zie je Antonius Mossel met zijn vrouw Johanna Jacoba Goosen. In 1885 kregen zij hun eerst zoon, Everhardus Johannes Mossel, vernoemd naar opa Evert Mossel. Everhardus is mijn overgrootvader en hier onder doe ik een poging om zijn levensverhaal op te tekenen. 

Zowel Everts zijn opa en oma Mossel, als zijn opa en oma Goosen werden geboren op het eiland Schokland, waar vele generatie's voorouders ook al hadden gewoond. Het leven was zwaar op schokland, er heerste veel armoede, en bij elke storm nam de Zuiderzee weer een stuk van het toch al niet zo grote eiland terug. In 1859 werden de Schokkers dan ook gedwongen om hun eiland te verlaten, op orders van Koning Willem III. Vele Schokkers vertrokken naar Volendam, Urk, Kampen en Vollenhove. De familie Mossel kwam echter al in 1830, al ruim voor de ontruiming van het eiland, naar Vollenhove. Waarschijnlijk in de hoop op een beter leven. Daar werd aan de Vischmarkt, vader Antonius geboren. 

Everts moeder werd twee jaar na de ontruiming geboren in Kampen. Veelal trouwden schokkernazaten met andere schokkernazaten, zo ook Evert's ouders. Het stel trouwde in Kampen, waarna ze in Vollenhove gingen wonen. 

In Vollenhove stond al in de 12e eeuw op een slot, met een gracht er om heen, genaamd "het Oldehuys". Hert vormde zo een eilandje. In de loop van de eeuwen werd het slot vaak verwoest en herbouwd.  Het slot werd in de eeuwen daarna o.a. gebruikt als gevangenis en als katoenweverij. 

De beroemde schrijver, Jacob van Lennep, en zijn vriend Dirk van Hogendorp maakten in 1823 een voettocht door Holland en deden daarbij ook Vollenhove en het Oldehuys aan. Ze schreven op 10 juli 1823 in hun dagboek: "de stad rondgewandeld en bemerkt, dat men bezig was een nieuwe haven uit te graven. Dicht bij de haven zagen we een groot oud slot met vervallen torens, omringd met een diepe en brede, droge gracht. Het slot was toen ingericht als gevangenis. Daar binnengekomen, zagen we op een groot binnenplein, omringd door hoge walen en ingestorte gebouwen, aan de achterzijde een kleine omrasterde plaats, waarbinnen gevangenen.". 


In 1830 werden de brede grachten van het kasteel in verbinding gebracht met de Zuiderzee, door het aanleggen van de buitenhaven.In de jaren 50 van de 19 eeuw is, wat er nog over was van het slot, gesloopt. De schokkers die in die tijd hun eiland moesten verlaten, en naar Vollenhove vertrokken, gebruikten materialen van de sloop van het slot, om nieuwe huisjes op het eiland van te bouwen. Officieel heette het eilandje "het Oldehuysplein", maar in de volksmond werden de woningen op het eilandje; "het fort" genoemd. En in een van die huisjes, midden op dat eilandje, begon in de zomer van 1885, het leven van Evert Mossel. 

Evert was niet het eerste kind van Antonius en Johanna, ze hadden op dat moment al een dochter, Lubertha. Na de geboorte van Evert kwamen er nog 7 kinderen achteraan. Eén daarvan werd er nog geboren in Vollenhove, de andere zes kwamen ter wereld in Kampen, waar het gezin in 1893 naar toe verhuisde. Van de 7 kinderen, stierven er twee, voor het eerste levensjaar. Zoals al zijn voorouders, was ook de vader van Evert, Antonius Mossel, bijgenaamd, Toon de Robbe, visser op de Zuiderzee. Hij was eigenaar van een schokkerschuit van 10 ton, de VN10. In Kampen werd zijn vader eigenaar van de KP120, een schokkerschuit van 14 ton, die hij "de vrouwe Johanna" noemde. Zoals vele schokkernazaten vestigde Toon de Robbe zich ook in de Schokkerbuurt in Brunnepe, Kampen, waar ze op verschillende adressen hebben gewoond. o.a. Aan de Pannenkoekendijk en de Pleinstraat. De vissersknecht van Toon de Robbe, Frederik Smit, woonde ook bij hun in. 

Het was in die tijd heel normaal dat je als kleine jongen als vissersknecht met je vader meeging op de boot om te vissen. Al op 8 jarige leeftijd voer Evert met zijn vader mee als schippersknecht. In een interview in een krant jaren later, vertelde Evert; "Als de Zuiderzee dichtgevroren was, ging ik met mijn vader en mijn moeder met de slee het ijs op, dan hakten we een bijt en dan vingen we spiering. Een keer zijn we op een ijsschots weggedreven, maar door overspringen hebben we ons kunnen redden.


Als 20 jarige jongen werd Evert opgeroepen voor de Nationale Militie. Hij kreeg nummer 16, en werd op 5 maart 1905 ingelijfd als Zeemilicien bij de Marine op de Hr. Ms. Neptunes, 




Op de dag van inschrijving ziet hij er als volgt uit volgens zijn Militair Paspoort:
  • Lengte 1,684 m
  • Aangezigt: gewoon
  • Voorhoofd: idem
  • Oogen: blauw
  • Neus: gewoon
  • Mond: gewoon
  • Kin: rond
  • Kleur: gezond
  • Haar en wenkbrauwen: Blond
  • Bijzondere kenteekenen: kale plek op hoofd

Het document vervolgt: De ondergetekende verklaart, dat de krijgsartikelen aan hem zijn voorgelezen en dat hij die verstaan heeft. Aan boord van de Hr. Ms. Neptunes, liggende te Willemsoord, 10 maart 1905. E.J. Mossel, mij bekend. De commandeerende Officier H.G.J. Wolterbeek.

Op 9 maart 1905 ingedeeld als zeemilicien, zijnde loteling der lichting van 1905, uit de provincie Overijssel, Gemeente Kampen, onder no 16. Laatst gedomiliceerdte Kampen. Geloofsbelijdenis: R.C. beroep: Zuiderzee-visser. Woonplaats ouders; Carpersteeg 25 Kampen
Nadat hij voldaan had aan de Nationale Militie kocht hij zijn eigen schokkerschuit, een 14 tonner, de KP4, die hij heel optimistisch "de goede verwachting" noemde.  Jaren later zou hij vertellen: "Alle soorten vis heb ik gevangen; bot, garnalen, paling, alles". 

In 1909, 23 jaar jong, trouwde hij met Maria Jacoba Ruiten, ook een vrouw met voorouders van schokker afkomst. Een jaar later werd hun 1e dochter, Johanna Maria, geboren, die later Zus werd genoemd. In de 15 jaren die daarna volgden werden er nog maar liefst 7 dochters en 5 zonen geboren. De oudste zoon Anton, ging tot zijn 18e mee met zijn vader. Tot de\ Zuiderzee werd afgesloten. Ook zoon Rein ging vaak mee, deze tijd op zee heeft diepe indruk op hem gemaakt. Als visser heeft Evert een zwaar bestaan geleid, maar zijn beroep was hem dierbaar. Vaak voer hij als eerste de zee op en kwam als laatste terug, gedreven door de zorgen, die hij samen met zijn vrouw deelde voor hun grote gezin. 


Toen de Zuiderzee werd afgesloten verdween alle industrie uit Kampen. Ook voor Evert was er geen werk meer. Het was de liefde voor zijn gezin die hem bij de sluiting van de Zuiderzee noopte om elders levensonderhoud te gaan zoeken, hoe zwaar hem dit ook viel.
Het gezin complete gezin verhuisde in 1929 naar Enschede. Enschede groeide in de 19e eeuw uit tot de het belangrijkste centrum van de textielproductie in Nederland. Er was dus volop werk te vinden. De bevolking van Enschede vervijfvoudigde in die jaren. Dat zal Evert ook aan hebben getrokken in de stad. Evert ging dan ook als touwpoetser werken bij Van Heek & Co, waar hij 24 jaar, tot zijn pensionering, gewerkt heeft. In het begin heeft het gezin het erg moeilijk gehad met deze verandering. Maar de liefde voor de zee en voor Kampen hebben ze altijd behouden. Ook zijn zoons zijn bijna allemaal in de textiel terecht gekomen. Zoals de meeste mannen in die tijd. Zijn vrouw Marie was naaister. Een beroep dat erg goed van pas kwam met 13 kinderen. "Nog nooit heeft er iemand één stuiver aan mij verdiend als het om kleren ging", aldus Marie  Mossel-Ruiten op latere leeftijd. Zelfs op hoge leeftijd maakte ze nog af en toe een schortje. 
40 Jaar heeft Evert met zijn gezin aan de Batjanstraat heeft gewoond. Er woonde zelfs nog een tijdje een vriendin van dochter Marie bij, hun toch al niet zo ruime huis in. Mijn oma vertelde altijd dat ze tussen de eetkamerstoelen planken legden, zodat op de plekken die er zo tussen ontstonden, ook nog kinderen konden zitten.



In de oorlog zijn ze ook ternauwernood ontsnapt aan een bombardement. Drie deuren verder werd een huis geraakt, en kwam een gezin met 2 kinderen om. Mijn oma is nooit het beeld vergeten van de lijken op straat.


De ene na de andere van hun kinderen gingen trouwen, en kregen hun eigen gezin. Evert ging met pensioen en ze verhuisden naar een bejaardenwoning in Glanerbrug totdat er plaats voor hun was in een rusthuis. Hun oudste dochter, Zus, kwam te overlijden toen ze nog maar 60 jaar was. Dat zal de familie zwaar zijn gevallen. 
De 55e, 60e en 65e trouwdag van het echtpaar Mossel-Ruiten zijn niet onopgemerkt voorbij gegaan. Het werd grootst gevierd met hun talrijke nageslacht, en werd in de krant gemeld. Het nageslacht was toen al bijna niet meer te tellen. Eenzaam waren Evert en Marie nooit, met hun 13 kinderen, 58 kleinkinderen en meer dan 39 achter-kleinkinderen (in 1974) kwam er altijd wel iemand op bezoek.

Op 92 jarige leeftijd is Evert in een rusthuis in Glanerbrug overleden. 
Volgens zijn bidprentje was hij; "een man, die misschien wel eens wat streng was voor de zijnen, maar die dit "mocht" zijn omdat hij ook veel van zichzelf gevraagd heeft. Hij was iemand die altijd recht door zee ging, maar met een hart van goud. Trouw aan zijn vrouw, kinderen en aan de kerk.". 

Marie stierf 6 jaar later op 98 jarige leeftijd.




vrijdag 13 maart 2015

Tanneke van Helleput

Tanneke van Helleput werd op 22-05-1740 in Hulst geboren. Ze was het oudste kind van Levinius van Helleput en Catherina van de Voorde. Catherina werd geboren "onder Neusen" (Terneuzen) en Levinius in Den Hoek. Haar ouders trouwden in Axel. In de zes jaar na Tanneke's geboorte werden nog zoon Pieter, en dochters Adriana en Magdalena geboren. 


Op 20 jarige leeftijd trouwde Tanneke met de 28e jarige Pieter Visser
Pieter, geboren in Sleewijk bij Gorinchem, werd gedoopt in Werkendam. 



Een jaar na hun huwelijk werd hun eerste dochter Catherina Visser geboren. Deze Catherina trouwde met de uit Bern afkomstige Johannes Houter en samen kregen ze dochter Johanna Elizabeth die trouwde met Johannes van Adrichem uit de eerdere post. 

Na Catherina kregen ze in 1763 dochter Elisabeth. Rond diezelfde tijd passeert de koopakte van een huis aan de Vismarkt in Hulst. In het huis aan de Vismarkt, dat gebouwd werd in 1633, begonnen Pieter en Tanneke een herberg. Ze noemde de herberg "Het Vismijntje", een verwijzing naar de functie die de markt gelegen vóór de woning had in de jaren dat de haven er nog stroomde. 
Blijkbaar vonden er bezigheden plaats die weinig te maken hadden met water. Op bevel van het stadsbestuur werd de herberg in 1765 gesloten vanwege de schandelijke en "hoeragtige manier van leven" van Tanneke die, vanwege het beledigen van de leden van het stadsbestuur, zelfs gevangen werd gezet. 

Hulst in de 17e eeuw
Het Vismijntje werd in 1765 verkocht aan Francois de Bruijn. Waarschijnlijk uit geldgebrek want hij had, blijkens aantekening op de akte van aankoop, de koopsom nog steeds niet voldaan.
In 1765 werd er ook een zoon geboren. Ze noemden hem Abraham, naar de vader van Pieter. Het ventje overlijd binnen twee maanden na zijn geboorte.
Drie jaar later kreeg het stel nog een dochter, Magdalena. Al is Pieter zelf niet bij deze geboorte aanwezig geweest. Op 14 december 1786 vertrok Pieter namelijk als matroos op het schip "Barbara Theodora" richting Batavia, Tanneke acht maanden zwanger achterlatend.  


Op zaterdag 1 april 1769, na vier maanden varen, kwam Pieter aan op kaap de Goede hoop. Daar werd vers water, fruit en ander proviand meegenomen. Ruim twee weken later vertrokken ze op, 18 april, verder richting Indië.
Na nog eens vier maanden varen kwam ze op 19 juli 1769 eindelijk aan in Batavia. Bijna acht maanden is het schip onderweg geweest.

Nieuwe haven Rotterdam

Vier maanden blijft Pieter in Batavia. Op 1 november 1769 de Barbara Theodora, met Pieter aan boord, weer richting Nederland.  In januari 1770 legt het schip weer aan bij Kaap de Goede Hoop om nieuwe voorraden in te slaan. Na vier weken vertrekken ze weer om uiteindelijk op 8 mei 1770 weer aan te leggen in Rammekens. Pieter is weer thuis, maar waar is zijn vrouw Tanneke? Een half jaar naar zijn thuiskomst wordt er in de Nieuwe haven in Rotterdam een lichaam opgevist van een jonge vrouw. In haar zak vinden ze een brief van Catherina van Voorde. De dode jonge vrouw is Pieter's vrouw Tanneke. Ze overleed op 30 jarige leeftijd. 
Hun oudste dochter Catarina is op dat moment negen jaar. De jongste dochter Magdalena had nog niet eens haar eerste verjaardag gevierd. 

Wat zou er toch zijn gebeurd met Tanneke? Wat deed ze in Rotterdam? Hoe is ze te water geraakt? En wat stond er in de brief? Heeft ze zich zelf verdronken? Is ze in beschonken toestand te water geraakt en verdronken omdat ze niet kon zwemmen? Ik hoop er ooit nog achter te komen....


Wanneer Pieter is overleden weet ik niet, wel maak ik uit de overlijdensakte van dochter Catherina op dat hij overleden is in Het Lammetje, een buurtschap in de buurt van Hulst. Het is niet meer dan een kruising met een handjevol huizen, waarvan er eentje "Het Lammetje" heet. Weinig meer heb ik na 1770 nog over Pieter kunnen vinden. Wat gebeurde er met de kinderen, is hij opnieuw getrouwd? Wanneer is hij overleden? Wie het weet mag het zeggen.

Overlijdensakte Catharina Visser



donderdag 12 maart 2015

Johannes Huibert van Adrichem

De van Adrichem's waren geen lieverdjes, zo is uit mijn stamboomonderzoek gebleken. Voer de naam op de site van het Noord-Hollands Archief en er rollen zo 14 van Adrichem's uit met iets op hun kerfstok. 
Van de 14 gedaagden, veroordeelden en personen voor de krijgsraad, zijn er 10 familie van mij. In de familie gaat het verhaal dat er ook een moordenaar tussen moet zitten, maar tot op heden heb ik daar geen enkel bewijs voor gevonden. 
Wat ik vorige week wel vond ik een veroordeling van Johannes Huibert van Adrichem, mijn oudvader, voor bedelarij. Hij moet geen makkelijk leven hebben gehad. Zijn (mij tot nu toe bekende) levensverhaal staat hieronder:

Johannes Huibert is geboren in Rotterdam, op 07-01-1819, als Johannes Huibert Houter. Pas twee jaar na zijn geboorte en 4 weken na de geboorte van een broertje Wijnandus Josephus, trouwden Johannes van Adrichem en zijn moeder was, de in Veere geboren, Johanna Elisabeth Houter op 31 januari 1821 in Rotterdam. Daarbij werden beide kinderen gewetigd. Johannes was Luitenant geweldige bij de Marine, en mogelijk was hij op zee tijdens de geboortes. Wijnandus Josephus is vernoemd naar het overleden tweelingbroertje van vader Johannes, dus hij zal wel de vader zijn. Maar is Johannes Huibert vernoemd naar zijn vermoedelijk vader Johannes van Adrichem, zijn overgrootvader Johannes van Adrichem, zijn opa Johannes Houter, of misschien was er nog wel een andere man in beeld?

Hoogstraat Rotterdam

De familie woonde in 1821 aan de Hoogstraat 264 in Rotterdam. Nog datzelfde jaar overleed zijn kleine broertje Wijnandus Josephus weer. Exact een jaar later kreeg hij weer een broertje, die dezelfde naam kreeg als zijn 1e broertje, Wijnandus Pieter Josephus Christiaan. Daar kwam drie jaar later nog een zusje bij,Anna Catherina Maria Johanna. 

Als Johannes 6 jaar is verhuist de hele familie, waarschijnlijk vanwege het werk van vader, naar Vlissingen. Ook oma Anna van Adrichem, die als ongehuwde vrouw, bij hun inwoont, verhuisd mee. 
Vader Johannes begint aan een nieuwe baan als Luitenant Geweldige bij het Marine Departement van de Schelde in Vlissingen.  

Ze verhuizen in de 6 jaar dat ze in Vlissingen wonen, net zo veel keren, Meestal een teken van armoede. In die 6 jaar overlijden zowel zijn kleine zusje Anna, slechts 9 maanden oud, en zijn oma Anna, op 67 jarige leeftijd. In 1830 bevalt zijn moeder in Rotterdam van nog een zusje Johanna Maria van Adrichem.

In 1838 duikt de familie weer op in Amsterdam. Zijn vader is dan Luitenant Geweldige, Hoofd departement van de Zuiderzee.
Zijn vader geeft hem, hij is dan 19 jaar, op bij de Marine. Ook zijn broertje Wijnandus, die dan 15 is, wordt door zijn vader opgegeven bij de Marine, In het militieregister staat; "Geëmployeerd aan de Werf. Luitenant Geneedrager bij de Marine. Wonende te Amsterdam. Opgegeven door zijn vader. Wonend bij zijn ouders; Bethanienstraat 5 boven nr 14. Ligte gebreken, finaal vrij." 

In 1841 komt zijn moeder te overlijden. Dat zal en zware klap voor het gezin zijn geweest. Vader Johannes blijft ineens alleen achter met een 10 jarige dochter. Zijn zoons zijn dan 23 en 19 en zitten al enkele jaren bij de Marine. Amper 9 maanden na de dood van zijn vrouw, hertrouwd hij met de 22 jaar jongere Catherina van Haarlem. Zij neemt de zorg voor Johanna op zich. Catherina is slechts 4 jaar ouder dan Johannes Huibert. Eén jaar naar hun huwelijk, schenkt Catherina het leven aan een jonge zoon, Aart Pieter Jacobus Johannes van Adrichem. 

Ondanks de (vermoedelijk) goede baan van vader duikt Johannes vanaf die tijd, hij is dan 23 jaar, voor het eerst op in de registers van de Ommerschans. In Haarlem vraagt hij in 1847 om een aalmoes. Dat is bij de wet verboden en hij wordt naar de Ommerschans opgezonden. Naar ik kan zien is dat al voor de derde maal. 




Johannes Huibert heeft in totaal 7 maal in de Ommerschans gezeten: 






- 1e maal, 14-05-1842 (23 jaar) vanuit Amsterdam, 23-04-1843 ontslagen. 
Zijn signalement luidt dan; lengte 1,60, aangezigt; ovaal, haar; blond, oogen; d. blauw, neus; gewoon, mond; middelmatig, kin; ovaal.

- 2e maal; 23-07-1844 (25 jaar) vanuit Zwolle. 30-06-1847 ontslagen.

- 3e maal: 30-10-1847 (28 jaar) vanuit Zwolle.

- 4e maal: 26-11-1850 (31 jaar) vanuit Zwolle, 07-12-1850 naar Veenhuizen, 20-04-1854 ontslagen, 
merkbaare teekenen; opgetrokken rechterbeen.

- 5e maal, 08-06-1855 (36 jaar) vanuit Zwolle, merkbaare teekenen; mank aan rechterzijde.

- 6e maal: 11-02-1858 (39 jaar) vanuit Assen, beroep: schrijver, geloof: gereformeerd, 03-07-1861 naar Veenhuizen.

- 7e maal: 29-12-1870 (51 jaar) veroordeeld. (Het inmiddels hele gezin) wordt op 24-12-1872 ontslagen.

 

Ommerschans



In de Ommerschans leert Johannes Huibert mede koloniste Hendrikje Vitjeroo kennen. 
Hendrikje is afkomstig uit Leeuwarden, en is geboren op 13 mei 1823. Ze is op 31 jarige leeftijd al weduwe van haar 1e man, Jacobus de Haan. 
Jacobus de Haan en Hendrikje worden in 1847 naar de Ommerschans gebracht vanuit Leeuwarden, In 1851 wordt in de Ommerschans uit het huwelijk van Jacobus en Hendrikje een dochtertje Trijntje de Haan geboren. Als ze 8 maanden oud is, overlijdt Trijntje daar ook. Ze is een van de 5448 mensen die daar naamloos begraven is. 
Jacobus de Haan overlijdt 11-11-1854 te Veenhuizen. Negen maanden na zijn overlijden bevalt Hendrikje in de Ommerschans van een dochter; Johanna Catherina Vitjeroo, Onbekend is wie de vader is. 
Op 03 november 1857 trouwt Johannes Huibert met Hendrikje Vitjeroo, te Avereest. Johannes Huibert is dan kleermaker. Twee touwslagers en twee veldwachters zijn de getuigen. 


Foto's: oudommen.nl

Hendrikje Vitjeroo is vijf keer in de Ommerschans opgenomen geweest:

- 1e maal: aankomst in de ommerschans vanuit Leeuwarden op 10-05-1847, op 15-05-1847 naar Veenhuizen. Signalement; lengte; 1,42, aangezigt; rond, haar; bruin, oogen; blauw, neus; gewoon, mond; id, kin; spits
- 2e maal: naar Ommerschans op 22-02-1852 vanuit Leeuwarden, Domicilie; Hoorn, 9 maart 1852 naar, Veenhuizen 6 april 1855 ontslagen.
- 3e maal: (niet kunnen vinden in het Drents Archief).
- 4e maal: naar Ommerschans op 11-02-1858 vanuit Assen , 11 juli 1861 naar Veenhuizen. 
- 5e maal: vanuit Assen opgezonden, 29-12-1870 veroordeeld, Geloof:hervormd , 26-12-1872 ontslagen.

Hendrikje was tijdens haar tweede opname vergezeld van haar eerste echtgenoot:
- Jacobus de Haan, geboren 03-11-1821. Vermoedelijk kregen hij en Hendrikje een woninkje voor een bedelaarshuisgezin in Veenhuizen. 

(foto; bonmama.nl)

Ondanks dat mannen en vrouwen strikt gescheiden werden in de Ommerschans, zelfs als ze getrouwd waren, kregen Hendrikje  en Johannes Huibert er 2 zonen:
- Johannes van Adrichem, geboren 14-08-1858 op de Ommerschans. 
- Hendrikus Wijnandus Arie van Adrichem, geboren 28-04-1861 op de Ommerschans.

In Veenhuizen waar de familie later terecht komt word dochter, Gerhardina van Adrichem, geboren  op 05-06-1863 in het eerste gesticht. 

Kinderen werden geacht te werken vanaf een leeftijd 

"De Staat is gehouden voedsel te verstrekken aan de in de gestichten te Ommerschans en Veenhuizen in zalen opgenomen verpleegden. De hoeveelheid voedsel is afhankelijk van de leeftijd der verpleegde:
1ste klasse: 2-12 jaar krijgt 315 deel van een heel portie
2e klasse: 13-18 jaar krijgt 415 deel van een heel portie 
3e klasse: boven 18 jaar een heel portie.
Een heel portie bestaat uit:
I. Voor het middagmaal of 3 kop aardappelen of 2 1/2  kop aardappelen met 1 kop knollen of met 1/2 kop wortelen of met 5 oncen versche kool of met andere groente of met 5 maatjes groene erwten of 6 maatjes bonen of soep waarin kool of andere groente of 4 maatjes erwten met 1/2 maatje gort en enige groenten.
Voorts: of vier lood schapenvlees of 3 lood rund- of varkensvlees of 2 lood spek of 11/2 lood boter.
Wijders: 2 lood zout en waar deze bij behoort 1/2 wigtje peper.
Bij de aardappels zonder groente wordt azijn en mostaard verstrekt (mijn moeder zou zeggen "Aardappelen met het blote gat", JN).
II. Voor het ochtend en het avondeten 5 oncen roggebrood daags benevens 10 cents per week voor warm drinken. 
Voeding voor zuigelingen beneden 1 jaar dagelijks 3 beschuiten en een maatje melk en wekelijks 10 centen winkelgeld.
Voor kinderen van 1-2 jaar dagelijks 3 beschuiten en een maatje melk, voor het middageten 71/2 lood rijst, 1/2 lood zout, 1 lood suiker en 2 maatjes zoetemelk"
Deze regeling was een aanzienlijke vooruitgang voor de kolonisten, die nu niet meer zelf voor ochtend- en avondeten hoefden te zorgen. Ook werd bij K.B. geregeld welke Kleeding en Liggingsstukken moest worden verstrekt:
A. mannen en jongens boven 6 jaar: 1 pet, 1 regenbuis, 2 voerlaken broeken, 2 hemden, 1 halsdoek, 2 paar kousen en 1 paar klompen.
B. vrouwen en meisjes boven 6 jaar: 2 mutsen, 1 voerlaken rok, 1 baaijen rok, 2 hemden, 2 halsdoeken, 2 paar kousen, 1 linnen boezelaar en 1 paar klompen.
C. voor kinderen van 2-6 jaar: 2 mutsen, voor jongens gebreide en voor meisjes wit katoenen, 1 zwarte katoenen jurk, 2 voerlaken rokken, 2 voerlaken borstrokken, 2 hemden, 2 doeken, 2 paar kousen en 1 paar klompen.
D. voor kinderen beneden 2 jaar: 2 mutsen, 1 zwarte jurk, 2 borstrokken, 2 hemden, 2 doeken, 2 baaijen luiers, 2 witte luiers en 2 paar kousen.
Stel je even voor dat jongens tot 6 jaar in een rok en met een gebreide muts liepen. Toch mogen we aannemen dat ook deze kledij een vooruitgang betekende ten opzichte van de regels binnen de "Maatschappij". 
De "Liggingsstukken" voor iedere verpleegde bestond uit: 1 hangmat, 1 stroozak, 1 hoofdkussen, 1 bedlaken, 1 wollen deken en 1 katoenen of noppendeken.
In 1870 werden bij Kon.Besluit de oude benamingen van maten en gewichten vervangen door het stelsel dat we nog steeds kennen. Ook in de te verstrekken kledingstukken kwamen wijzigingen. Bij K.B. van l-1-1876 werd bepaald dat aan meisjes en vrouwen boven 6 jaar zou worden verstrekt: 2 mutsen, 1 voerlaken jurk, 1 tirentijnen borstrok, 1 voerlaken rok, 1 baaijen rok, 2 hemden, 2 katoenen onderbroeken, 2 halsdoeken, 2 zuiveringsdoeken, 2 paar kousen, 1 linnen boezelaar en 1 paar klompen. Men kreeg duidelijk meer begrip voor de noodzaak van een goede hygiëne en koos daarom voor deugdelijke onderkleding. Daarbij moeten we bedenken dat het op dit punt onder de burgers buiten het gesticht niet zoveel beter gesteld was.

Het gezin is dus voor het laatst in de Ommerschans van 1870 tot kerst 1872. Volgens de papieren in het Drents Archief verhuizen de daarna naar Hellendoorn. Al heb ik daar nog geen bewijs van gevonden. Ook broer Wijnandus is daar terecht gekomen, waarschijnlijk vanwege de werkgelegenheid in de textielindustrie. Al overlijd hij weer in Veenoord, zijn vrouw Trijntje Kuiper woont dan nog wel in Hellendoorn, daarna is zij voor mij onvindbaar.

Johannes Huibert en zijn gezin duiken op in Hilversum. Hij werkt er als textielarbeider en sterft er op 17 april 1878. Volgens meerdere papieren moet Hendrikje dan met zoon Hendrik in Haarlem hebben gewoond, maar ook daar heb ik nog geen bewijs van gevonden. In 1886 duikt ze op in Rheine, Duitsland. Ook daar vind je veel textielindustrie, waarschijnlijk is ze met een van haar zonen mee verhuisd. Ze is in dat zelfde jaar ook aanwezig bij het huwelijk van haar zoon Johannes met Judith Langkamp in Enschede. Maar het is mij niet bekend of ze hier ook gewoond heeft. In elk geval overlijd Hendrikje op 28 januari 1913 in Hilversum. 

dinsdag 10 maart 2015

Joannes van Adrichem

Laat ik aan u voorstellen; Johannes van Adrichem. Mijn oudgrootvader. Er komen nogal veel Johannes van Adrichem voor in mijn stamboom. Voor de duidelijkheid noem ik deze Johannes hierna Joannes zoals hij in enkele documenten wordt genoemd.

Joannes werd geboren op kerstavond, 24 december 1793 te Rotterdam. 
Zijn moeder was de 33 jarige,  ongehuwde, Anna van Adrichem. 
Ze baarde die dag niet een, maar twee zonen.
De andere zoon kreeg de naam Wijnandus Josephus van Adrichem. 
In de eerste week van het nieuwe jaar, 1794, op een koude 7 januari,
werden beide kinderen Rooms Katholiek gedoopt in de Rosaliakerk in de Leeuwenstraat te Rotterdam.

Opvallend zijn de getuigen bij deze doop. Dit waren Fransicus Barré en Wijnandus Jospehus Buchet. Zoon Joannes is, zoals het hoorde in die tijd, vernoemd naar de vader van Anna; Johannis van Adrichem. 
Maar de tweede zoon werd genoemd naar de getuige Wijnandus Josephus Buchet.
Waren het toevallige voorbijgangers, die de plaats in namen van de familieleden die niet bij de doop aanwezig wouden zijn? Was Anna uitgestoten? Het was immers een schande, een ongehuwde vrouw met twee kinderen.
De kinderen worden katholiek gedoopt. Anna zelf was gereformeerd. Dat is ook opmerkelijk.
Zou Wijnandus misschien toch de vader zijn?
Het intrigeert me mateloos! Maar ik ben er in elk geval (nog) niet achter. 
Feit is wel dat de kleine Wijnandus overlijd als hij slecht 11 maanden oud is. En Johannes blijft alleen met zijn moeder achter.

De Sint-Rosaliakerk was volgens sommigen de mooiste kerk van Nederland, 
maar helaas bij het bombardement van Rotterdam in 1940 verwoest.

Het eerste waar ik Joannes weer vind, is in de militaire stamboeken.
En wie duikt er tot mijn grote verrassing op bij de inschrijving als vader?
Juist, Wijnandus Josephus Buchet! Waarom geeft hij deze man op als de vader? Is hij dan toch zijn echt vader? Of geeft hij deze man op om hoger op te komen in het leger? Als hij een toevallige voorbij ganger was bij zijn doop, waarom weet hij 20 jaar later zijn naam dan nog?
Krijg je als bastaard zoon in het leger niet dezelfde kansen? Het zal wel niet....


Maar goed, verder naar de militaire loopbaan van Joannes. 

Slechts 19 jaar oud, gaat Joannes op 25 februari 1813 in dienst in het Franse leger van Napoleon, bij het 27 Regiment de Infanterie de Ligne. 
Daarna gaat hij over naar het 72 regiment. Hij neemt er deel aan verscheidene veldtochten naar Frankrijk en Duitsland. 
Bij de Affaire bij Colmar, gedurende de wintercampagne van 1814 opende het Württembergse leger een aanval op de linker Rijnoever, met Napoléon in Épinal. 
Bij deze affaire raakt Joannes op 3 januari gewond aan zijn linkerbeen en wordt op 6 januari gevangen genomen door de Kozakken, die het Württembergse leger ondersteunden. Volgens de gegevens in het stamboek van Joannes is hij al 9 januari 1814 uit gevangenschap ontslagen, waarna hij naar Nederland vertrokken is. 

Op diezelfde 9 januari is ook de oprichting van het Nederlandse leger, de Staande Armeé. Deze bestaat uit vrijwillig dienende beroepsmilitairen. Daarnaast is er een ‘Nationale Militie’. Deze is samengesteld uit door loting aangewezen dienstplichtigen. Koning Willem I besluit om de gehate Franse dienstplicht uit 1811 over te nemen. Hij moet wel, want er melden zich te weinig vrijwilligers om de Staande Armee te vullen.

Op 7 augustus 1814 treedt Johannes toe als soldaat bij het Bataljon Infanterie der Staande Armee. Hij is op dat moment: 1 El, 6 palmen, 7 duim en 4 streep.  Dat staat voor 167,4 cm. Hij heeft een plat voorhoofd, blauwe ogen, een ordinaire mond, ronde kin, blonde haren en wenkbrauwen en een pokdalig gezicht. 

Volgens het stamboek neemt hij deel aan veldtochten naar Frankrijk. Al op 11 december wordt hij bevorderd tot Korporaal. Op 6 november 1815 gaat hij over als Sergeant majoor bij ’t 18e bat. Infanterie. Het bevalt hem blijkbaar goed in het leger, op 8 november 1825 krijgt hij een medaille wegens 12 jarige dienst uitgereikt. 

Na 15 jaar trouwe dienst als militair, wordt hij bij koninklijk besluit op 23 februari 1828 benoemd tot Luitenant geweldige bij het hoofd departement der Marine van de Schelde. In te gaan met "den elfden April 1828".  


Joannes heeft in de tussentijd niet stilgezeten. Op 31 januari 1821 is hij getrouwd met de dan 32 jarige Johanna Elizabeth Houter. Als ouders van Johannes, wordt in de huwelijksakte alleen Anna van Adrichem gemeld, vader onbekend.... 
Voor hun huwelijk heeft Johanna al wel 2 zoons gekregen. Op 7 januari 1819 kreeg Johanna een zoon Johannes Huibert, die voor hun huwelijk nog Houter van de achternaam heet.

En twee jaar later op 8 januari 1821, wordt zoon Wijnandus Josephus Houter geboren, 4 weken voor hun huwelijk. Het mannetje wordt vernoemd naar de overleden tweelingbroer van Johannes.
Veel geluk brengt de naam niet, ook dit kindje sterft veel te jong, slechts 8 maanden oud. Beide kinderen worden gewettigd bij het huwelijk. 
Maar is Joannes wel de vader van Johannes Huibert? Zat hij op zee ten tijde van de geboorte? Is Johannes Huibert vernoemd naar zijn vader Joannes, of naar zijn opa Johannes Houter? Ik ben er nog niet achter.

Op de dag af, 1 jaar na de geboorte van de eerste Wijnadus, bevalt Johanna op 8 januari 1822 weer van een zoon die de namen Wijnandus Pieter Josephus Christiaan van Adrichem krijgt. Deze jongen heeft meer geluk en haalt de volwassen leeftijd. 

Het gezin, zonder vader Joannes, maar met Oma van Adrichem wonen vanaf 10 november 1824 in Vlissingen, aan de Breewaterstraat 112b.  Ze behoren tot de militair op de Kousteenschedijk 102. Al staat hij in het bevolkingsregister pas gemeld vanaf 1828
Op 12 december 1825 verhuisd het gezin ook naar dat adres, waar Joannes moet wonen. 
Op 2 december 1825 wordt in Rotterdam de eerste dochter van het stel geboren, vernoemd naar haar oma. Het meisje heet Anna Catherina Maria Johanna van Adrichem. Waarom ze in Rotterdam wordt geboren en niet in Vlissingen is mij niet duidelijk. 

Op 1 mei 1827 vertekken Anna, Johanna, Johannes Huibert, Wijnandus en zusje Anna naar Kousteenschedijk 84.
Nog voor vader Joannes aan zijn nieuwe baan als Marine Luitenant begonnen is, overlijdt zijn moeder Anna in februari 1828 op 67 jarige leeftijd. Ze is altijd ongehuwd gebleven en heeft altijd bij het gezin in gewoond, Op 10 september 1826 's avonds om zes uur sterft ook de kleine Anna, ze is dan 9 maanden oud. 

Johanna Elizabeth Houter vertrekt op 01 mei 1828 met bestemming onbekend. Haar zoons vertrekken op diezelfde datum naar Kousteenschedijk 83, waar dan ook vader Joannes ook gaat wonen. Waarom woont hij niet al die tijd bij het gezin? Zit hij regelmatig op zee? 
Op 13 juli 1829 vertrekken vader en zoons naar de Steenen Beer nr 14 en Johanna komt er ook weer bij wonen. 
Op 17 oktober 1829 vertekt het complete gezin naar de Grote Markt 79. Waarna ze uit het bevolkingsregister van Vlissingen verdwijnen en dochter Johanna op 12 juni 1830 in Rotterdam wordt geboren. 

In 1838 duikt de gehele familie op in Amsterdam. Joannes is dan Luitenant Geweldige, Hoofd departement van de Zuiderzee. 
Joannes geeft zoon Johannes Huibert, die dan 19 is, zelf op bij de Marine. In het militieregister staat bij zoon Johannes Huibert: "Geëmployeerd aan de Werf. Luitenant Geneedrager bij de Marine. Wonende te Amsterdam. Opgegeven door zijn vader. Wonend bij zijn ouders; Bethanienstraat 5 boven nr 14. Ligte gebreken, finaal vrij". Bij mij roept het een beeld op van een strenge militair, een dominante vader, die wil dat zijn zoons in zijn voetstappen volgens, want ook zoon Wijnandus wordt door hem opgegeven bij de Marine. Blijkbaar hebben ze niks te willen. In augustus 1837 wordt Wijnadus Pijper bij de 2e divisie Mariniers, voor een tijd van 8 jaren, zonder handgeld. Wijnandus is dan nog maar 15 jaar oud! 

Moeder Johanna Elisabeth Houter, overlijdt in 1841 in het binnengasthuis te Amsterdam.
Het Binnengasthuis was in de 19e eeuw berucht om zijn deplorabele toestanden. De zalen zijn: "groot, hol, kil, kerkvormig en met stenen bevloerd lokaal, dat des winters voor geen behoorlijke verwarming vatbaar is". De verpleging bestond uit "knechten en meiden" die zich, volgens een rapport van het stadsbestuur, schuldig maakten aan drankmisbruik en mishandeling, de medicijnen verkochten en het voedsel voor zichzelf hielden. 
Een Oostenrijkse arts, die het Binnen- en Buitengasthuis in 1852 bezocht, schreef in zijn verslag aan het Koninklijke en Keizerlijke Artsengezelschap in Wenen: "Hoe moeten we deze twee verpleeginrichtingen beschrijven, die op geen enkele wijze die naam verdienen? 
Als wij bijzonderheden opsommen, blijkt als vanzelf dat ze het tegendeel zijn van wat ziekenhuizen behoren te zijn. (...) Op iedere buitenstaander maakt deze plek een hoogst onaangename indruk. Op zeshonderd zieken zijn er slechts twee artsen." Het verplegend personeel noemde hij een afschrikwekkend voorbeeld van ruwheid, traagheid en smerigheid. (Bron: Wikipedia)



Zeven maanden na het overlijden van zijn vrouw trouwt vader Joannes met een 22 jaar jongere vrouw, Catherina van Haarlem. Waarschijnlijk om de zorg op zich te nemen van dochter Johanna, die dan nog maar 10 jaar is. 
Zijn nieuwe vrouw Catherina is daarentegen slechts 4 jaar ouder dan zijn zoon Johannes Huibert. Met Catherina krijgt Johannes een jaar na het huwelijk nog een zoon, Aart Pieter Jacobus Johannes van Adrichem. 
Blijkbaar gaat het daarna niet goed meer in het gezin. De beide oudste zoons deserteren, en ondanks de goede baan van vader worden beide zoons voor het vragen van een aalmoes, veroordeeld voor bedelarij en opgesloten in de Ommerschans. Ook dochter Johanna komt er terecht, zij zal op 57 jarige leeftijd, ongetrouwd en kinderloos sterven. In de krant verschijnt alleen een oproep:


Met zoon Aart lijkt het in eerste instantie beter te gaan, ook hij gaat bij de Marine, trouwt en krijgt twee dochters, maar onlangs ontdekte ik dat hij ook een andere kant heeft. Daarover in een andere post meer. 

Terug naar vader Joannes. 
In 1850 verlaat hij de Marine, na 37 jaar in militaire dienst te hebben gezeten, met eervol ontslag en kan hij van zijn pensioen genieten. Hij is dan 57 jaar. 
Hij heeft dan inmiddels als drie kleinkinderen, maar ik betwijfel of hij die ooit gezien heeft, ze worden namelijk alle drie geboren in gevangenschap. Of in de Ommerschans of in Veenhuizen. 


Joannes overlijdt 26 september 1863 in Amsterdam, 69 jaar oud. Als ouder wordt weer Anna genoemd, van ene meneer Buchet geen spoor....

Catherina plaatst een advertentie in de krant, waar ik uit opmaak dat die twee veel van elkaar gehouden hebben.

 

Dit strookt niet helemaal met het beeld dat ik inmiddels van de man heb. 
Hoe kan het dat de kinderen van zo'n succesvolle Marine Luitenant, die toch een goed salaris moet hebben gehad, zo diep in de goot komen te zitten? 
Het zal jaren duren voordat Johannes Huibert met zijn gezin uit de Ommerschans komt, waarna hij vrij snel overlijdt. 
Zoon Wijnandus overlijdt in Veenoord, en het kind die hij krijgt uit zijn huwelijk met Trijntje Kuiper, zijn dochter Petronella, zelfs voor haar eerste levensjaar, in de Ommerschans. 

Catherina van Haarlem overlijd in Amsterdam in 1865, twee jaar na het overlijden van haar echtgenoot. Slechts 49 jaar oud. 

Een eerste begin

Een tijdje liep ik al met het idee rond, mijn bevindingen in mijn stamboomonderzoek op het internet zetten. 
Een eigen website was mijn eerste gedachte, maar het leek me vrij veel werk om een eigen site te bouwen. Steeds vaker zag ik blogs waar onderzoekers hun vindingen publiceerden maar ook om hulp vroegen bij hun zoektocht. Dit weekend heb ik besloten om ook maar zo'n blog te beginnen.
En vandaag zet ik het eerste verhaal over een voorouder online. 

Met bloggen ben ik al een aantal jaar bekend, maar zo'n blog over mijn familiegeschiedenis is dan weer nieuw en toch wel een beetje spannend. Het zou leuk zijn om verre familieleden via dit blog te vinden. En dit is een mooie manier om mijn familieleden die geïnteresseerd zijn in genealogie op de hoogte te houden van mijn ontwikkelingen!