Hendrik wordt geboren 28 april 1861. Het KNMI verteld mij dat het op die dag 8,6 graden is en droog. De kleine man wordt vernoemd naar zijn moeder Hendrikje Vitjeroo. Die op haar beurt weer werd vernoemd naar haar opa hendrik Moon.
De plek waar Hendrik wordt geboren is het trieste omgeving
van de Ommerschans. Wel woont het gezin dan in een eigen hoeve. Ik schreef er
al eerder over, het was niet de fijnste plek om op de wereld te komen. Geboren
in gevangenschap, het voorspelde misschien niet zo heel veel goeds voor deze
kleine Hendrik.
Hij groeit op met zijn halfzus, zijn broer en zijn 2 jaar jongere zusje in afwisselend de Ommerschans en Veenhuizen. Elf jaar is hij als het gezin voorgoed vertrekt uit de Maatschapij van Weldadigheid. Ze vertrekken lopend naar Hellendoorn waar het gezin aan de slag gaat in de textielindustrie. Ook de 11 jarige Hendrik maakt lange dagen in de fabriek. Het gezin woont twee jaar in de gemeente Hellendoorn als ze het boeltje weer bij elkaar pakken en naar Hilversum vertrekken om daar in een andere textielfabriek te gaan werken.
Het is 1878, Hendrik is 17 jaar en zijn vader is een jaar daarvoor overleden. Hendrik en zijn broer Johannes moeten nu de kost verdienen voor het gezin.
Het gezin woont op dat moment aan het Gooische Gat in
Hilversum.
Tot 1700 lag de Gooische Vaart in Hilversum tot aan het
Gooische Gat, maar in 1840 werd begonnen met het verder graven van de vaart tot
aan de Havenstraat. Dat punt bereikten ze in 1880. Hendrik was een van de vele
jongens en mannen die met alleen een schep tot zijn beschikking geholpen heeft
met het uitgraven van de vaart.
Op 8 december 1878 omstreeks 22.00 liep de 17 jarige Hendrik
op de openbare weg in Hilversum toen hij Willem van Sprenger tegenkwam.
De twee kende elkaar zeer goed, maar blijkbaar had Hendrik
met deze Willem nog een appeltje te schillen want zonder enige waarschuwing
sloeg Hendrik, Willem vol in het gezicht.
De lichamelijke gevolgen vielen wel mee volgens het proces
verbaal dat door de veldwachter na het incident werd opgemaakt. Daarin staat;
"dat de beklaagde zal worden verklaard schuldig aan het moedwillig
toebrengen van slagen aan een persoon waaruit geenerlei ziekte of beletsel van
te werken, gedurende meer dan twintig dagen is ontstaan."
Getuige van het misdrijf waren "van Daal"en
"Groenhuizen" die beide onder ede verklaarden dat zij zagen hoe
Hendrik het slachtoffer moedwillig met de vuist in het gezicht sloeg.
Blijkbaar was Hendrik niet onder de indruk van de
dagvaardiging die hij kreeg want op de behandeling van zijn zaak bij de
arrondisementsrechtbank in Amsterdam op 6 januari was hij niet aanwezig.
Volgens art 309.34 van het wetboek strafrecht werd hij
schuldig gevonden aan het misdrijf.
Vanwege verzachtende omstandigheden (er was geen letsel)
werd hij veroordeeld tot "ene gevangenisstraf voor den tijd van acht
dagen door hem in eenzame opsluiting te ondergaan, en in de kosten van het
regtsgeding ten behoeve van den staat, 3,10 gulden".
Op 27 maart 1880 vertrekt Hendrik met zijn moeder Hendrikje
Vitjeroo en zijn zusje Gerhardina naar Haarlem. Het gezin woont er aan de
Burgwal 67.
Moeder Hendrikje vertrekt na een jaar op 5 mei 1881 naar
Almelo samen met Gerhardina.
Burgwal Haarlem |
Hendrik staat dan nog steeds ingeschreven in Haarlem maar in
1881 moet de 20 jarige Hendrik zich inschrijven in het Militieregister.
Hij krijgt bij de loting nummer 8 toegewezen. Hij woont nog thuis bij zijn
moeder in Hilversum volgens de gegevens uit het register.
Hier wordt het voor mij een beetje verwarrend omdat
Hendrikje volgens mij dan in Almelo zit, maar daar heb ik nog geen bewijs van
gevonden. In 1884 wordt Hendrik pas uitgeschreven uit het bevolkingsregister
van Haarlem.
Bevolkingsregister Haarlem |
Een manier om vrijstelling te krijgen van militaire dienst
is de broederdienst. Als er een even aantal broers in huis zijn, dan hoeft de
ene helft maar in dienst, de andere niet. Hendrik's broer Johannes is al in
dienst, dus Hendrik is niet aanwezig bij de loting van 15 maart omdat hij er
van uit gaat dat hij vrijgesteld gaat worden vanwege broederdienst. Maar bij
zijn inschrijving staat dat broederdienst niet bewezen is en 11 april wordt hij
toch aangewezen tot dienst.
9 Mei wordt hij ingelijfd bij het 1e compagnie, 5e
bataljon 7e regiment infanterie garnizoen met als standplaats Naarden.
Kazerne te naarden |
De eerste 3 maanden is het rustig rond Hendrik maar dan
heeft hij zijn eerste akkefietje.
Op 19 augustus krijgt Hendrik 8 dagen provoost voor het niet onmiddelijk voldoen aan de gegeven bevelen en oneerbiedig gedrag tegenover een Korporaal. Een provoost is een militaire gevangenis.
Op 1 november opnieuw 8 dagen provoost omdat hij na afloop van het schijfschieten aangewezen was om kogels te zoeken en daarbij een patroon die hij op het terrein had gevonden had afgeschoten.
In de krant verschijnen meerdere oproepen in de krant: Gesignaleerde personen (Bij het departement van oorlog is opgemaakt de navolgende staat, de namen en signalementen bevatten der personen, die gedurende het jaar 1884 van de landmacht en van het korps mariniers gedeseteerd zijn en omtrent wier lot bij de korpsen, waartoe zij behoord hebben, op 1 januari 1885 niet stelligs bekend was. 216. ADRICHEM, Hendrik Wijnandus Arie, van Milicien bij het 7e regiment infanterie, geboren te stad Ommen (Overijssel) 28 april 1861, lengte 1.651 meter, aangezicht ovaal, voorhoofd laag, oogen grijs, neus en mond gewoon, kin rond, haar en wenkbrauwen blond; gedeserteerd 4 november.) | ||