woensdag 20 december 2023

Arbeidseinsatz in Kiel

Mijn opa, Johannes (Johan) Cornelis ten Barge was 25 jaar toen hij tijdens de tweede wereldoorlog te werk gesteld werd in Duitsland. Hij kreeg net als vele andere mannen een oproep voor de arbeitseisatz en moest zich melden. In de zomer van 1942 werd hij met vele andere jonge mannen vanuit Winterswijk en vele andere plaatsen in Nederland op de trein gezet richting Kiel, Duitsland. Eerste halte was in Bentheim waar de mannen zich moesten melden. 

Johannes Cornelis ten Barge

Mijn opa Johan kwam in lager Flintbek terecht, tien kilometer buiten Kiel. Een klein kamp waar plaats was voor zo'n 500 personen. Het lager bestond uit o.a. elf houten woonbarakken die bestonden uit drie kamers waar elk achtien personen konden slapen in negen stapelbedden. In het midden van elke barak stonden een grote kachel en twee houten tafels met houten banken en een paar kasten. Het merendeel van de mannen die in Flintbek zaten bestonden uit Nederlanders samen met enkele Belgen. 

Barakken te Flintbek

Mijn opa moest aan het werk bij DWK (Deutsche Werken Kiel) op de scheepswerf, vermoedelijk als lasser. Het bedrijf was een van de vele scheepswerven in Kiel die in groot tempo schepen maakten voor de oorlogsstrijd. Na 1944 maakte DKW voornamelijk secties voor onderzeeërs van het type XXI. In Hamburg en Weser werden de onderzeeërs vervolgens in elkaar gezet. 

Vanuit het lager Flintbek liepen de dwangarbeiders elke dag naar het station om met de trein naar Kiel te worden vervoerd. Een wandeling van een kwartier. Waarna je in Kiel vanuit de haven met een bootje naar de scheepswerf werd gebracht. 

Aangezien de Nederlanders en Belgen als mede "Germanen" niet echt als vijand werden gezien waren de lagers niet omheind en konden ze het kamp gewoon in en uit. Zo mocht je op bezoek bij familie en kennissen in andere lagers in de buurt. Ook werden er regelmatig variété avonden georganiseerd uiteraard met toestemming van de lagerführer. In 1943 hadden de mannen het weekend nog vrij, dat zou later veranderen. 

Plattegrond van de Barak door P. van Eekelen

Eten moest je ophalen in de kantine, waar je in een lange rij moest wachten. Het eten nam je mee terug naar je barak waarna je het zo snel mogelijk op at zodat je nog kon proberen of je nog een tweede keer in de rij kon gaan staan in de hoop dat er nog wat eten was. Het eten in het lager was in het begin niet slecht maar werd slechter naarmate de oorlog vorderde. Koolraap en koolsoep stonden bijna standaard op het menu volgens een van de voormalige dwangarbeiders, Petrus van Eekelen, destijds 20 jaar. Hij zat tegelijkertijd als mijn opa in het lager. In een brief die hij in 1993 schreef over zijn tijd in Flintbek verteld hij over zijn twee jaar in het kamp. "Nadat we onze kast hadden ingepakt, moesten we nog het bed opmaken. Deze bestond uit een matras en een deken. De matras was een blauw-wit gestreepte hoes die je moest vullen met stroken papier, en daar hebben we twee jaar op geslapen."

In de winter was het in de barakken erg koud ondanks de kachel. De kolen waren op rantsoen en 's avonds kropen de mannen zo dicht mogelijk bij de kachel. Ook hadden de mannen last van een luizenplaag, zo hardnekkig dat uiteindelijke iedereen ontluisd moest worden en overgebracht moesten worden naar een ander kamp zodat de barakken ook behandeld konden worden. Maar dat hielp maar voor korte duur door het gebrek aan hygiëne. 

Bron: http://zwangsarbeiter-s-h.de/

Het saamhorigheidsgevoel was erg belangrijk in de kleine barakken. Samen probeerden ze de moed er in te houden al werd het steeds lastiger naarmate de oorlog langer duurde. Ook het in ongewisse zitten over je thuisfront was zwaar. Er werd wel post gestuurd naar huis, maar niet alles kwam aan en het duurde erg lang voor er bericht of pakketten terug kwam. Ook werd er gecensureerd, over de voortdurende angst voor luchtaanvallen kon je niet vertellen. Het bleef een oppervlakkige correspondentie. 

Onderstaande foto heeft mijn opa naar huis gestuurd. Een deel van de mannen uit zijn barak staan op de foto. Er was eigenlijk alleen contact met de achttien mannen in de kamer onderling. Daar woonde je twee jaar lang mee in één kamer. De mannen uit de andere kamers en barakken kenden elkaar eigenlijk niet. Bron: https://www.akens.org/akens/texte/info/28/37.html



Bovenstaande foto is gemaakt voor de barak in Flintbek. Volgens mijn opa staan v.l.n.r. op de foto; Johan ten Barge (Winterswijk), Piet Last (Kampen), Hendrik Harbers (Winterswijk), Jan Lagerwerf (Oud-Beierland), Karst Vaatjes (Rotterdam).

tekst op de kaart, geschreven door mijn opa

De foto moet voor mei 1943 zijn genomen. Bij een Amerikaanse luchtaanval op de werf op 14 mei 1943 raakt Jan Lagerwerf gewond aan o.a. zijn borst. Hij overlijd aan de gevolgen van het bombardement op 39 jarige leeftijd. 

DWK werd voor driekwart verwoest op 14-5-1942. Op de achtergrond de restanten van de Kruiser Admiraal Hipper

Kiel heeft het in de tweede wereldoorlog zwaar te verduren gehad door de bombardementen van de geallieerden. Er vielen meer dan 500.000 brandbommen, 900 luchtmijnen 40.000 springbommen. In Kiel werd gewerkt aan de bouw van schepen en onderzeeërs voor de oorlogsstrijd en was daardoor een doelwit voor de bombardementen van de geallieerden. 
Bij het bombardement op 14 mei 1943 vielen er 500 slachtoffers waaronder enkele (Nederlandse) dwangarbeiders. Jan Lagerwerf, die bij mijn opa op de foto staat was helaas een van de slachtoffers. In totaal zaten er zo'n 2500 dwangarbeiders in en rondom Kiel gevestigd. 

Na het bombardement van mei 1943 was driekwart van de werf verwoest. 
In het boek "Als ik dat geweten had" van Jaap de Vlieger las ik over de bijna dagelijkse bombardementen op Kiel en omgeving. Ook de lagers worden regelmatig gebombardeerd. Uren zaten de mannen soms in de schuilkelders. Omdat de scheepswerven grotendeels verwoest werden en werken bijna onmogelijk was geworden, werden de dwangarbeiders veel ingezet om puin te ruimen, doden te bergen en de straten begaanbaar te maken in Kiel. 
Uiteindelijk viel er niet zo veel meer te bombarderen in Kiel. Zo'n 80% van de stad is na de oorlog verwoest. Het laatste bombardement was op 3 mei 1945


Op 5 mei 1945, werd Kiel bezet door de Engelsen en eindigt de dwangarbeid voor mijn opa. In het eerder genoemde boek "Als ik dat had geweten" van Jaap de Vlieger staat dat de dwangarbeiders niet meteen naar huis mochten. Pas na drie weken kregen ze toestemming om naar huis terug te keren. Een reis die zo'n vijf dagen duurde, ter voet, per auto en per trein. 
Bij aankomst in Nederland moesten de mannen nog ontluisd en medisch onderzocht worden. Niet alle dwangarbeiders kregen een warm welkom bij terugkeer. Ook hadden vele psychische klachten door de angst voor de nazi's, de dreigende bombardementen en de onzekerheid over het thuisfront. 

In 1946 is mijn opa van Winterswijk naar Enschede verhuisd waar hij uiteindelijk mijn oma heeft ontmoet. 


Het barakkenkamp in Flintbek werd geleid door lagerführer Heinrich Möller, uit Flintbek afkomstig.  Mijn opa raakte bevriend met Heinrich en heeft altijd contact gehouden met de kampleider. Hij kan geen slechte vent zijn geweest. Mijn opa is samen met mijn oma in elk geval één keer naar Kiel terug geweest waar hij ook een bezoek heeft gebracht aan Heinrich Möller en zijn vrouw Anne-Marie. Aan onderstaande foto's te zien is het een hele gezellige ontmoeting geweest. 

Opa en Oma in Kiel bij de fam. Möller




Mijn oma en Heinrich Möller

Heinrich Möller en zijn vrouw zijn zelfs nog op de bruiloft van mijn ouders geweest. Op de foto die na de ceremonie in het stadhuis is gemaakt staan ze als tweede vreemden tussen de ouders, broers en zussen van de bruid en bruidegom. Lang heb ik niet geweten wie die twee mensen op de foto waren. 

Misschien heeft mijn opa ze voor de bruiloft uitgenodigd (mijn ouders in elk geval niet) en hoewel het niet de bedoeling was, zijn ze de hele dag gast geweest op de bruiloft. Heel bijzonder, de lagerführer van je vader op je bruiloft... Mijn ouders hebben met mijn geboorte zelfs nog een felicitatiekaart van ze gehad. 


Helaas overleed mijn opa vier weken na mijn geboorte op 63 jarige leeftijd en heeft hij mij nooit zelf kunnen vertellen hoe het voor hem was in Kiel. Onlangs is de Collectie Arbeidseinsatz gedigitaliseerd en zo heb ik met behulp van boeken en de brieven van Petrus van Eekelen zo goed mogelijk geprobeerd die periode uit het leven van mijn opa te reconstrueren. Het moet een periode zijn geweest die zijn sporen heeft nagelaten in het leven van mijn opa.