woensdag 13 maart 2024

Van Adrichem X van den Bergh

Ik ben negen jaar geleden deze blog begonnen als voorbereiding op een boek die ik graag over de familie van Adrichem wil schrijven. In de afgelopen jaren zijn er ook verhalen bij gekomen over mijn moeders tak vak van de familie en af en toe een uitstapjes naar niet rechtstreeks verwante familieleden. Maar met in mijn hoofd nog steeds het doel om een boek over onze tak van de familie van Adrichem te schrijven. 

Onlangs heb ik een start gemaakt met het boek, gebaseerd op de verhalen die ik hier al eerder geplaatst heb. Het zal wel een meerjarenplan worden maar een begin is gemaakt. 

Tijdens het schrijven over de allereerste drie generaties van mijn (bewezen) voorouders raakte in helemaal in de knoop. Telkens weer kwam de achternaam/patroniem "Claes Franckensz van den Bergh" tegen. Ik snapte er op een gegeven moment helemaal niets meer van. Hoe kon het nou dat ik in elke generatie dezelfde achternaam weer tegenkwam? 

Ik ben de mij bekende gegevens op gaan schrijven en gaan puzzelen. Lijntjes trekken, weer doorstrepen, data erbij zoeken. Weer een nieuwe tekening maken, weer lijnen trekken en strepen. Tot ik na lang puzzelen maar tot één conclusie komen. Er werd in één familie steeds onderling getrouwd. 

Broer en zus van de Bergh trouwde met broer en zus van Adrichem. Waarna broer en zus weer met neef en nicht trouwden. Ik heb er geen bewijs in de archieven voor kunnen vinden, maar dit is de enige logische conclusie die ik kon maken op basis van achternamen en geboortedata. 

Waarom werd er onderling steeds getrouwd? Was er veel geld binnen de familie te houden? Ik vind het maar vreemd. Was er in die tijd (15e eeuw) geen dispensatie nodig om onderling te trouwen? Trouwen binnen de familie en kinderen krijgen kan tot inteelt leiden. Met als gevolg erfelijke afwijkingen in de familie (mijn puberzoons zouden nu zeggen dat dat nog steeds is te zien ;-))

Toen ik het ingevoerd in mijn stamboomprogramma zag het eruit als in bovenstaand plaatje.
Generatie IV zijn dus dezelfde personen.

Claes van Adrichem en Maria van Adrichem uit generatie II zouden volgens de website van John Ooms ook nog broer en zus zijn. Ook zou ik volgens die website wel degelijk afstammen van de adellijke familie van Adrichem. En wel via meerdere voorouders.


Maar ik heb twijfels dus heb ik het niet ingevoerd in mijn stamboomprogramma. Ik geloof overigens dat ik via die kant van de familie vast adellijke voorouders heb, er zijn heel veel kanshebbers die adellijke roots kunnen hebben, maar ik kan het niet bewijzen en dan is het alleen "wishful thinking".

En er komen later in mijn stamboom nog meer huwelijken met van Adrichem en van den Bergh. Al heb ik nog niet kunnen vinden of deze ook verwant zijn aan bovenstaande familie "Franckensz van den Bergh". Waarschijnlijk niet want "van de Berg" en al zijn varianten staat op nummer vier van meest voorkomende achternamen in Nederland. Bijzonder is het wel dat de combinatie van Adrichem X van den Bergh zo vaak voorkomt in mijn stamboom en het vermelden waard. 

zaterdag 2 maart 2024

De legende van de zwanenjonkvrouw van Adrichem

Kasteel Adrichem

Ik schreef al eerder over de legende van de Zwanenjonkvrouw van Adrichem in mijn post over achternamen, maar ik vond een uitgebreidere versie op rondomdewijkertoren. Deze kan hier op mijn blog natuurlijk niet ontbreken!

Er was eens, heel lang geleden, een kasteel van de heren van Adrichem. Op een mooie zomerdag ging de toenmalige heer van Adrichem, Floris, een tochtje op zijn paard ging maken. Hij reed via de Aechtendyk naar de Molen watering tot hij bij het Zwaensmeertje uit kwam. Hier wilde hij even rusten en genieten van de zwanen die daar altijd zwommen. Tot zijn grote verbazing zag hij in het water een prachtige jonkvrouw zwemmen. Ze was zo mooi dat hij onmiddellijk verliefd op haar werd en haar in gloedvolle bewoordingen zijn liefde verklaarde. Eerst schrok de jonkvrouw vreselijk maar Floris wist haar al snel te overtuigen dat hij geen kwaad in de zin had. Integendeel, hij wilde haar tot zijn vrouw nemen. 

De jonkvrouw weigerde echter om uit het water te komen en stelde als eis dat hij haar de mooiste jurk die kon vinden zou brengen om die bij het meertje achter te laten waarna zij zelf naar het kasteel zou komen om zijn vrouw te worden. Floris van Adrichem reed snel terug naar het kasteel. In de kamer waar vroeger zijn moeder, Elisabeth van Duivenvoorde, woonde, hing nog steeds de jurk waarin zij met zijn vader was getrouwd. Die jurk, met een dieprode kleur, was de mooiste jurk die hij ooit had gezien en zeker goed genoeg voor de schone jonkvrouw. 

Lijstbeth van Duijvenvoorde in haar bruidsjurk

Snel reed hij weer terug naar het Zwaensmeertje, liet daar de jurk op de oever achter, reed weer terug naar het kasteel en wachtte daar ongeduldig tot de jonkvrouw kwam. Bij het vallen van de avond verscheen zij bij de poort in de trouwjurk van zijn moeder en zijn liefde voor haar werd nog groter. 

Na het avondeten zaten zij nog wat te praten en toen vertrouwde zij hem haar geheim toe. Zij was geen gewone jonkvrouw maar een zwanenjonkvrouw. Elke dag kon zij één uur lang de gedaante van een gewone vrouw aannemen en alleen door de oprechte liefde van een man kon zij vrouw blijven. Doordat hij geduldig op haar had gewacht en gedaan had wat zij hem vroeg had hij zijn oprechte liefde aan haar bewezen. Zij had daarom haar zwanenhemd achtergelaten en verstopt bij het Zwaens meertje. Voor een groot aantal jaren leefden zij daarop samen als man en vrouw. De liefde van Floris bleef oprecht totdat hij een zoon, een erfgenaam voor zijn kasteel wilde. Helaas was dat onmogelijk. Een man en een zwanenvrouw kunnen samen geen kinderen krijgen. Het verlangen naar een zoon werd zo groot dat Floris begon te kijken naar een gewone vrouw en toen hij Machteld van Poelenburg ontmoette vroeg hij haar om zijn vrouw te worden en hem een zoon en opvolger te schenken. Toen de zwanenvrouw dat hoorde vluchtte zij naar het Zwaens meertje en viel daar voor dood neer. 

Daarop streken er twee zwanen neer met tussen hen in een zwanenhemd. Zij gooiden het hemd over de zwanenjonkvrouw en in de gedaante van een treurige zwaan verdween zij in de lucht. Een zwaan is van het begin tot het einde trouw aan één partner en vanaf dat moment komt de zwanenjonkvrouw af en toe terug om te kijken of Floris van Adrichem zijn dwaling heeft ingezien maar Floris is lang geleden al gestorven. Hij heeft nooit kinderen gekregen en heeft zijn liefde voor de zwanenjonkvrouw dus voor niets opgegeven. De zwanenjonkvrouw blijft echter trouw aan haar liefde want wanneer later het kasteel door onheil werd bedreigd hoorden voorbijgangers het waarschuwende getrompetter van een zwaan en nog steeds ziet men af en toe een schitterende witte zwaan boven de resten van het huis Adrichem zweven. Het is de zwanenjonkvrouw op zoek naar haar geliefde.

Sijmon van Adrichem

Floris van Adrichem was de oudste zoon van Sijmon van Adrichem en Lijsbeth van Duivenvoorde en heer van Adrichem van ± 1487 tot zijn dood in 1500. Hij trouwde met Machteld van Poelenburch maar het huwelijk bleef kinderloos. Hij werd opgevolgd als heer van Adrichem door zijn jongste broer Arend. Mijn achternaam is afkomstig van dit kasteel, maar ik ben niet verwant aan deze familie. 

Op een schilderij van rond 1430 staat Lijsbeth afgebeeld in een lange rode mantel met wijde mouwen. Daaronder draagt zij een brokaten jurk, waarvan de extreem lange mouwen onder die van haar mantel uitvallen. Om haar middel draagt ze een gouden gordel met belletjes. Aangezien Sijmon en Lijsbeth rond 1430 trouwden is het waarschijnlijk dat Lijsbeth is geportretteerd in haar bruidskleed.

Bron; rondomdewijkertoren


vrijdag 16 februari 2024

Claes Adriaenszoon van Adrichem


Nicolaes Adriaensz van Adrichem, roepnaam Claes, werd geboren in 1538 in Delft als zoon van Adriaen Claeszoon van Adrichem en Baertgen Corssedr van Vliet.

Hij werd vernoemd naar zijn grootvader en mijn voorvader Claes Adriaensz van Adrichem die gehuwd was met Machteld Claes Vranckendr van den Bergh. 

Claes werd geboren als vierde kind in het gezin van Adriaen en Baertgen. Er zouden er nog zeven kinderen volgen. Twee van de vier zonen werden Claes genoemd. Claes I overleed op twaalf jarige leeftijd, Claes II was toen vier jaar oud. 
Dan zijn er nog vier dochters genaamd Machteld. Machteld II en Machteld III overleden na één dag en één maand. Machteld I bleef leven en werd 52, Machteld IV werd 79 jaar oud. De andere broers en zusjes van Claes waren Christiaen (52), Adriana (33), Maertgen (68), Geertuijdt (55) en Jacob (71). Al deze kinderen trouwden met leden van vooraanstaande familie's. Aan het einde zal ik nog kort wat over ze vertellen.

Vader Adriaen was een rijke graankoopman en brouwer in "het dubbele Cruijs". Claes trad in de voetsporen van zijn vader. Ook hij werd graanhandelaar, net als zijn zeven jaar jongere zus Geertruijdt. 

Claes trouwde met de Maria Frans Meerman, roepnaam Maritgen. Ze trouwden in 1559 in de oude kerk in Delft, een dag na kerstmis. Hij was 21 jaar en zij 17 jaar oud en  Maria was op dat moment hoogzwanger.



Claes handelde met Hanzesteden aan de Oostzee. Hij was een prominente figuur in Delft. In het boek "Vrije jongens" van Cordula Rooijendijk is een hoofdstuk aan hem gewijd. Het ebook is te lezen via de online bibliotheek. Het boek gaat over een aantal succesvolle ondernemers die Nederland rijk maakten in de 17e eeuw. Claes was één van hen. 

Blijkbaar negeerde Claes de regels van de Hanzedag volledig. Tijdens Hanzedagen werden o.a. afspraken gemaakt over handelsblokkades en militaire acties. Werden deze genegeerd dan volgenden er santies.

Er zijn honderden brieven van Claes bewaard gebleven waardoor ze een mooi kijkje geven in zijn leven. Zijn handel in graan interesseert mij persoonlijk wat minder, het zijn de details over zijn dagelijks leven thuis waar ik geïnteresseerd in ben. Zo blijkt uit de brieven dat zijn vrouw Maritgen een pittig karakter had. Claes vraagt in een van zijn brieven om voor zijn vrouw goed garen te kopen. Niet alleen hijzelf maar ook zijn vrouw moet goedkeuring geven over het garen. Ze is niet alleen kritisch maar ook ongeduldig. Als Claes vier weken later vraagt of hij al garen heeft gekocht, geeft hij aan dat hij niet meer garen hoeft te halen omdat zijn vrouw al betere garen heeft gekocht.

Claes was ook een van de eerste Delftenaren die vanuit de toenmalige Republiek der Nederlanden een schip stuurde naar de westkust van Afrika op zoek naar goud, ivoor en peper. Dit was vóór de oprichting van de VOC. De eerste reis leverde niets op, de volgende des te meer. Hij ontleende er een groot deel van zijn rijkdom aan. Geen prestatie om deze dagen trots op te zijn.

zicht op Delft. Pieter de Hooch

Claes nam na de dood van zijn vader waarschijnlijk diens brouwerij over want ook hij was eigenaar van brouwerij "het Dubbele Cruijs". Claes heeft ook meerdere panden van de in die tijd chique "Oude Delft" bewoond. Waaronder "Het wapen van Portugal", Oude Delft 75, later Huis Portugal genoemd. Rond 1600 woonden Claes en zijn vrouw hier. Claes was op dat moment ook eigenaar van het buurhuis op de hoek. Voor het "Huis Portugal" wil Maritgen graag twintig voet droge "Pruysse delen", de blankste planken die de werknemer van Claes kan krijgen. Deze moeten in de beste kamer worden gelegd. Het moet echt van de allerbeste kwaliteit zijn en er mag aan boord geen enkele spijker in worden geslagen om de lading onderweg vast te leggen. Claes vraagt; "wilt u mij puike delen zenden, want daar zult gij mij huisvrouw een goede vriendendienst mee bewijzen, want gij weet wel dat de vrouwtjes zeer gesteld zijn op de blankste en gaafste delen" aldus Claes. De Hollandse huisvrouwen stonden blijkbaar bekend om hun veeleisendheid!

Maritgen Meerman, 21 jaar

Claes was niet alleen korenkoper en brouwer net als zijn vader, maar ook trad hij in zijn voetstappen als burgermeester van Delft. In 1585 werd hij, zevenenveertig jaar oud, burgermeester van Delft. Eén jaar nadat Willem van Oranje werd vermoord in Delft. 

Ook is Claes diaken geweest (1574, 1579), veertigraad (1575), schepen (1575, 1579), weesmeester (1577) en dus burgermeester (1572,1591). Werd je benoemd in de veertigraad dan was dat een benoeming voor het leven. Het was het adviescollege van het stadsbestuur. Het stadsbestuur bestond uit vier burgermeesters en zeven schepenen. De veertigraad bestond uit de veertig rijkste en nobelste inwoners van de stad. Claes trad als burgermeester in 1606 na de dood van zijn vrouw Maritgen. Hij was toen zevenenzestig jaar oud. Kort daarna overleed Claes zelf op achtenzestig jarige leeftijd. Zowel hij als zijn vrouw liggen begraven in de Oude kerk in Delft. 

Oude kerk Delft

Claes was een rijk man, hij heeft in zijn leven meerdere panden in bezit gehad aan de Oude Delft, waaronder nr. 126, 69 en 83. Op de website achterdegevelsdelft.nl kun je meer vinden over de panden en hun bewoners. Echt een aanrader als je geïnteresseerd bent in de geschiedenis van deze panden en voor mij als stamboomonderzoeker een schatkist aan informatie. 

Boudewijn de Man, gehuwd met Maritgen Claesdr van Adrichem

Ook bezat Claes grond in vele plaatsen rondom Delft. Claes' dochter Maritgen bewoonde na de dood van haar vader samen met haar Echtgenoot Boudewijn de Man het huis aan de Oude Delft 126. Boudewijn was een kunstliefhebber en in het huis hingen bij zijn faillissement in 1643 vijfenzestig schilderijen waaronder een Rembrandt en een Rubens. (Hier vind je meer informatie over de collectie) Het geeft aan dat de van Adrichems tot de elite van Delft behoorden. 

Schilderij van Rubens uit de failliete boedel van Boudewijn de Man.
Hangt nu in de Hermitage in St. Petersburg. 

Ook Claes' broer Jacob zou in 1613 en 1617 burgermeester van Delft worden. En diens zoon Joost in 1628 en 1644. Hij was daarmee de laatste van Adrichem die burgermeester van Delft zou worden. De van Adrichemstraat in Delft is vernoemd naar deze vier burgermeesters van Adrichem. 

In het Nationaal Archief in Den Haag is nog het archief te vinden van Claes Adriaensz. van Adrichem en zijn vader Adriaen Claesz. Het bestaat voornamelijk uit papieren en stukken over de handelsboeken en -rekeningen, staatsboeken en correspondentie, maar ook kaartjes met de landerijen die de familie bezat en een familieregister. Ook moet er bij het Notarieel archief in delft nog een testament van Claes liggen en het rechterlijk archief zijn trouwakte. Ooit wil ik dit nog in gaan zien, wie weet levert het informatie op over mijn directe voorouders, waar ik zelf weinig over kan vinden. 

Baertgen, de dochter van Claes en Maritgen.

De oudste broer van Claes was Christiaen Adriaensz van Adrichem (1533 Delft- 1585 Keulen), hij was priester, over hem zal ik een andere keer meer vertellen. 

Zus Machteld Adriaens van Adrichem (1535 Delft-1597 Naaldwijk) trouwde met Adriaen Arelwijn Pietersz van der Made. Adriaen was ook brouwer en graanhandelaar, veertigraad, schepen, regent en havenmeester. Hun enige zoon Arlewijn was ook brouwer in de eerder genoemde brouwerij "Dubbele Cruijs", maar werd later door zijn vader onterft omdat hij liever priester wilde worden. Ook was hij hoogleraar filosofie en stierf op 33 jarige leeftijd in Keulen.

Jongere zus Adriana Adriaens van Adrichem (1540 Delft-1574 Utrecht) trouwde met Frans Pieter van Overschie. Ook hij was korenkoper. Het echtpaar bewoonde ook het Huis Portugal aan de Oude Delft 75 voordat broer Claes er ging wonen. Frans en Adriana kregen samen dochter Aeltjen Fransdr van Overschie, de moeder van Hugo de Groot. 

Aeltjen Fransdr van Overschie

Maertgen Adriaens van Adrichem (1542 Delft-1611 Delft) trouwde met Philips van der Goes. Zij woonden aan de "Gouden Reaal" aan de Koornmarkt in Delft. Philips zou een van de gangmakers geweest zijn van de beeldenstorm in Delft. Hij werd daarna kapitein bij de Watergeuzen. Hij overleed in de 80 jarige oorlog.

Geertijdt Adriaens van Adrichem, roepnaam Geerthe (1545 Delft- 1600 Delft) zij was getrouwd met IJsbrant Govertsz Overschie die stierf op 32 jarige leeftijd en trouwde later met Jan Reijersz van den Burch, ook hij stierf op 32 jarige leeftijd. Geerthe was Moeder van het oude Gasthuis in 1598 en eigenaresse van brouwerij de Hartshoorn aan de Oude Delft. Ook was ze net als haar broer Claes graanhandelaar. Haar schoonvader Reijer Hendrycks van den Burch was ook veertigraad te Delft en had brouwerij de Rosbel aan de Oude Delft. Geerthe voelde zich niet goed toen ze 22 november 1600 van huis ging, en overleed in het huis van een kennis. 

Jacob Adriaens van Adrichem (1547 Delft-1619 Delft) hij was brouwer in ‘de (Diamanten) Ring (1575), havenmeester (1590-1592, 1605-
1607), meester van het Oude Gasthuis (1580-1606), veertigraad (1607-1619), regent van het Oude
Mannenhuis (1608-1619), schepen (1611, 1612), burgemeester (1613, 1614, 1616, 1617) en
weesmeester (1615) van Delft. Hij trouwde met Elisabeth Bruijns van der Dussen, zij overleed op jonge leeftijd waarna hij trouwde met haar elf jaar jongere zus. Ook zij overleed jong op negenendertig jarige leeftijd waarna hij voor de derde keer in het huwelijk trad met Maritgen Ariens. De vader van de zussen Van der Dussen was Bruijn Jacobsz van der Dussen, ook brouwer, veertigraad en burgermeester van Delft.

Zus Machteld (IV) Adriaens van Adrichem (1551 Delft- 1630 Delft). Ik heb niet kunnen vinden of zij gehuwd is geweest en/of kinderen heeft gekregen.


 

woensdag 20 december 2023

Arbeidseinsatz in Kiel

Mijn opa, Johannes (Johan) Cornelis ten Barge was 25 jaar toen hij tijdens de tweede wereldoorlog te werk gesteld werd in Duitsland. Hij kreeg net als vele andere mannen een oproep voor de arbeitseisatz en moest zich melden. In de zomer van 1942 werd hij met vele andere jonge mannen vanuit Winterswijk en vele andere plaatsen in Nederland op de trein gezet richting Kiel, Duitsland. Eerste halte was in Bentheim waar de mannen zich moesten melden. 

Johannes Cornelis ten Barge

Mijn opa Johan kwam in lager Flintbek terecht, tien kilometer buiten Kiel. Een klein kamp waar plaats was voor zo'n 500 personen. Het lager bestond uit o.a. elf houten woonbarakken die bestonden uit drie kamers waar elk achtien personen konden slapen in negen stapelbedden. In het midden van elke barak stonden een grote kachel en twee houten tafels met houten banken en een paar kasten. Het merendeel van de mannen die in Flintbek zaten bestonden uit Nederlanders samen met enkele Belgen. 

Barakken te Flintbek

Mijn opa moest aan het werk bij DWK (Deutsche Werken Kiel) op de scheepswerf, vermoedelijk als lasser. Het bedrijf was een van de vele scheepswerven in Kiel die in groot tempo schepen maakten voor de oorlogsstrijd. Na 1944 maakte DKW voornamelijk secties voor onderzeeërs van het type XXI. In Hamburg en Weser werden de onderzeeërs vervolgens in elkaar gezet. 

Vanuit het lager Flintbek liepen de dwangarbeiders elke dag naar het station om met de trein naar Kiel te worden vervoerd. Een wandeling van een kwartier. Waarna je in Kiel vanuit de haven met een bootje naar de scheepswerf werd gebracht. 

Aangezien de Nederlanders en Belgen als mede "Germanen" niet echt als vijand werden gezien waren de lagers niet omheind en konden ze het kamp gewoon in en uit. Zo mocht je op bezoek bij familie en kennissen in andere lagers in de buurt. Ook werden er regelmatig variété avonden georganiseerd uiteraard met toestemming van de lagerführer. In 1943 hadden de mannen het weekend nog vrij, dat zou later veranderen. 

Plattegrond van de Barak door P. van Eekelen

Eten moest je ophalen in de kantine, waar je in een lange rij moest wachten. Het eten nam je mee terug naar je barak waarna je het zo snel mogelijk op at zodat je nog kon proberen of je nog een tweede keer in de rij kon gaan staan in de hoop dat er nog wat eten was. Het eten in het lager was in het begin niet slecht maar werd slechter naarmate de oorlog vorderde. Koolraap en koolsoep stonden bijna standaard op het menu volgens een van de voormalige dwangarbeiders, Petrus van Eekelen, destijds 20 jaar. Hij zat tegelijkertijd als mijn opa in het lager. In een brief die hij in 1993 schreef over zijn tijd in Flintbek verteld hij over zijn twee jaar in het kamp. "Nadat we onze kast hadden ingepakt, moesten we nog het bed opmaken. Deze bestond uit een matras en een deken. De matras was een blauw-wit gestreepte hoes die je moest vullen met stroken papier, en daar hebben we twee jaar op geslapen."

In de winter was het in de barakken erg koud ondanks de kachel. De kolen waren op rantsoen en 's avonds kropen de mannen zo dicht mogelijk bij de kachel. Ook hadden de mannen last van een luizenplaag, zo hardnekkig dat uiteindelijke iedereen ontluisd moest worden en overgebracht moesten worden naar een ander kamp zodat de barakken ook behandeld konden worden. Maar dat hielp maar voor korte duur door het gebrek aan hygiëne. 

Bron: http://zwangsarbeiter-s-h.de/

Het saamhorigheidsgevoel was erg belangrijk in de kleine barakken. Samen probeerden ze de moed er in te houden al werd het steeds lastiger naarmate de oorlog langer duurde. Ook het in ongewisse zitten over je thuisfront was zwaar. Er werd wel post gestuurd naar huis, maar niet alles kwam aan en het duurde erg lang voor er bericht of pakketten terug kwam. Ook werd er gecensureerd, over de voortdurende angst voor luchtaanvallen kon je niet vertellen. Het bleef een oppervlakkige correspondentie. 

Onderstaande foto heeft mijn opa naar huis gestuurd. Een deel van de mannen uit zijn barak staan op de foto. Er was eigenlijk alleen contact met de achttien mannen in de kamer onderling. Daar woonde je twee jaar lang mee in één kamer. De mannen uit de andere kamers en barakken kenden elkaar eigenlijk niet. Bron: https://www.akens.org/akens/texte/info/28/37.html



Bovenstaande foto is gemaakt voor de barak in Flintbek. Volgens mijn opa staan v.l.n.r. op de foto; Johan ten Barge (Winterswijk), Piet Last (Kampen), Hendrik Harbers (Winterswijk), Jan Lagerwerf (Oud-Beierland), Karst Vaatjes (Rotterdam).

tekst op de kaart, geschreven door mijn opa

De foto moet voor mei 1943 zijn genomen. Bij een Amerikaanse luchtaanval op de werf op 14 mei 1943 raakt Jan Lagerwerf gewond aan o.a. zijn borst. Hij overlijd aan de gevolgen van het bombardement op 39 jarige leeftijd. 

DWK werd voor driekwart verwoest op 14-5-1942. Op de achtergrond de restanten van de Kruiser Admiraal Hipper

Kiel heeft het in de tweede wereldoorlog zwaar te verduren gehad door de bombardementen van de geallieerden. Er vielen meer dan 500.000 brandbommen, 900 luchtmijnen 40.000 springbommen. In Kiel werd gewerkt aan de bouw van schepen en onderzeeërs voor de oorlogsstrijd en was daardoor een doelwit voor de bombardementen van de geallieerden. 
Bij het bombardement op 14 mei 1943 vielen er 500 slachtoffers waaronder enkele (Nederlandse) dwangarbeiders. Jan Lagerwerf, die bij mijn opa op de foto staat was helaas een van de slachtoffers. In totaal zaten er zo'n 2500 dwangarbeiders in en rondom Kiel gevestigd. 

Na het bombardement van mei 1943 was driekwart van de werf verwoest. 
In het boek "Als ik dat geweten had" van Jaap de Vlieger las ik over de bijna dagelijkse bombardementen op Kiel en omgeving. Ook de lagers worden regelmatig gebombardeerd. Uren zaten de mannen soms in de schuilkelders. Omdat de scheepswerven grotendeels verwoest werden en werken bijna onmogelijk was geworden, werden de dwangarbeiders veel ingezet om puin te ruimen, doden te bergen en de straten begaanbaar te maken in Kiel. 
Uiteindelijk viel er niet zo veel meer te bombarderen in Kiel. Zo'n 80% van de stad is na de oorlog verwoest. Het laatste bombardement was op 3 mei 1945


Op 5 mei 1945, werd Kiel bezet door de Engelsen en eindigt de dwangarbeid voor mijn opa. In het eerder genoemde boek "Als ik dat had geweten" van Jaap de Vlieger staat dat de dwangarbeiders niet meteen naar huis mochten. Pas na drie weken kregen ze toestemming om naar huis terug te keren. Een reis die zo'n vijf dagen duurde, ter voet, per auto en per trein. 
Bij aankomst in Nederland moesten de mannen nog ontluisd en medisch onderzocht worden. Niet alle dwangarbeiders kregen een warm welkom bij terugkeer. Ook hadden vele psychische klachten door de angst voor de nazi's, de dreigende bombardementen en de onzekerheid over het thuisfront. 

In 1946 is mijn opa van Winterswijk naar Enschede verhuisd waar hij uiteindelijk mijn oma heeft ontmoet. 


Het barakkenkamp in Flintbek werd geleid door lagerführer Heinrich Möller, uit Flintbek afkomstig.  Mijn opa raakte bevriend met Heinrich en heeft altijd contact gehouden met de kampleider. Hij kan geen slechte vent zijn geweest. Mijn opa is samen met mijn oma in elk geval één keer naar Kiel terug geweest waar hij ook een bezoek heeft gebracht aan Heinrich Möller en zijn vrouw Anne-Marie. Aan onderstaande foto's te zien is het een hele gezellige ontmoeting geweest. 

Opa en Oma in Kiel bij de fam. Möller




Mijn oma en Heinrich Möller

Heinrich Möller en zijn vrouw zijn zelfs nog op de bruiloft van mijn ouders geweest. Op de foto die na de ceremonie in het stadhuis is gemaakt staan ze als tweede vreemden tussen de ouders, broers en zussen van de bruid en bruidegom. Lang heb ik niet geweten wie die twee mensen op de foto waren. 

Misschien heeft mijn opa ze voor de bruiloft uitgenodigd (mijn ouders in elk geval niet) en hoewel het niet de bedoeling was, zijn ze de hele dag gast geweest op de bruiloft. Heel bijzonder, de lagerführer van je vader op je bruiloft... Mijn ouders hebben met mijn geboorte zelfs nog een felicitatiekaart van ze gehad. 


Helaas overleed mijn opa vier weken na mijn geboorte op 63 jarige leeftijd en heeft hij mij nooit zelf kunnen vertellen hoe het voor hem was in Kiel. Onlangs is de Collectie Arbeidseinsatz gedigitaliseerd en zo heb ik met behulp van boeken en de brieven van Petrus van Eekelen zo goed mogelijk geprobeerd die periode uit het leven van mijn opa te reconstrueren. Het moet een periode zijn geweest die zijn sporen heeft nagelaten in het leven van mijn opa.

maandag 27 november 2023

Verlanglijst

Het is bijna december, een tijd waarin de cadeaus je om de oren vliegen. Ook ik heb een verlanglijstje, alleen dan niet met cadeaus maar een verlanglijst wat betreft mijn stamboomonderzoek. Er zijn een aantal dingen die ik maar niet kan vinden tot mijn grote frustratie. Dingen die ik zo graag wil weten, ik heb ze hieronder genoteerd. Mocht iemand dit lezen en informatie voor me hebben dan hoop ik dat ze zich bij mij melden, dat zou dan een prachtig december cadeau zijn! 

  1. Ik probeer er achter te komen wie de vader was van Johannes van Adrichem (1793-1863) en zijn tweelingbroer Wijnandus Josephus (1793-1794). Bij Johannes' inschrijving in het Franse leger geeft hij als achternaam Buchet, de achternaam van zijn doopgetuige Wijnandus Jospehus Buchet. Ik heb mijn vaders Y-DNA laten testen en de meeste matches dragen de achternaam Munro. Is de Schotse Andrew Munro, een in Rotterdam woonachtige stadsarchitect de vader? Qua datum en leeftijd kan het, hij is mijn meest waarschijnlijke kandidaat tot nu toe.
  2. Er achter komen waar Joseph Fietjero (Vitjeroo, Fietjeroo, Fitiero, Fitjero, Tetjero, Fitsero, Fitero of een van de andere spellingsvarianten) oorspronkelijk vandaan komt. Hij kwam als soldaat uit het tweede bataljon van Colonel de Schepper, voor het laatst gelegerd in Harlingen, aan in Leeuwarden waar hij trouwde met Catharina Ombach. Dit is de eerste vermelding die ik van hem kan vinden. Zijn stamboek is helaas niet meer te vinden. Hij kon niet schrijven dus zijn achternaam is waarschijnlijk fonetisch. Komt het van het Franse Figerou? Dat lijkt me naar lang onderzoek het meest aannemelijk. Joseph bleef woonachtig in Leeuwarden maar mogelijk wel als soldaat want hij overleed in Haarlem in 1805 aan de Pleuris, 48 jaar oud. 
  3. De sterfdatum en -plaats van Frederik van Adrichem (geb. 6-11-1887, Enschede). Hij was de oom van mijn opa, die ook naar hem vernoemd is. In 1917 vind ik nog een bericht in de krant dat hij bij de Landstorm zit, hij is dan 30 jaar oud, daarna ontbreekt elk spoor. Geen huwelijk, geen kinderen, geen overlijden. Mogelijk overleed hij in Duitsland maar ook van een evt. verhuizing kan ik niks vinden. Hij lijkt in het niets te zijn verdwenen. 
  4. Een foto van Johannes Antonius Mölders en zijn vrouw Anna Christina Frenken. Zij zijn mijn betovergrootouders en de enige betovergrootouders waarvan ik geen foto heb kunnen vinden. Ze stierven in 1948 en 1934 in Lichtenvoorde en Winterswijk, maar woonden daarvoor in Bredevoort. Daar moeten toch foto's van zijn? Ook van hun dochter Johanna Antonia Mölders heb ik maar twee foto's. Ik ben zo benieuwd hoe ze er uit zagen omdat ik volgens mij het meest lijk op die kant van de familie. 
  5. Er achter komen of Johannes Houter daadwerkelijk geboren is in Bern, Zwitserland. Ook hij was soldaat. Mijn voormoeder Johanna Elisabeth Houter werd geboren in Veere. Maar een huwelijk van haar ouders heb ik niet kunnen vinden. De DTB boeken van voor 1788 zijn in de WOII verloren gegaan. Een volgende zoon, Johan David Houter werd geboren in Geertruidenberg (van hem ook geen spoor meer te vinden) waarbij vermeld staat "alhier in garnizoen". Als getuige staat vermeld Rosina Houter (moeder, zus?) en Johan David Boller. De zes kinderen daarna werden allen geboren in Rotterdam. Bij zijn overlijden in 1820 in Rotterdam wordt vermeld dat zijn geboorteplaats Bern is. Is dit Bern, Zwitserland? Ik kan hem in geen enkel Stamboek vinden (deze zijn ook niet compleet), alle mogelijke naamvarianten geprobeerd. Ook kan ik geen regiment vinden die op alle juiste (geboorte)plaatsen op de juiste (geboorte)data is geweest. Misschien toch maar eens naar Bern afreizen om te kijken of ik daar in het archief iets kan vinden.
  6. Ik zou graag een foto vinden van mijn oudmoeder Hendrikje Vitjeroo, mijn favoriete voorouder. Volgens de beschrijvingen moet het een klein opdondertje zijn geweest (1,40 m) die heel wat voor haar kiezen heeft gekregen in haar leven. Op haar 23e zwierf ze al bedelend door Nederland. Haar man (33 jaar) en dochter (8 mnd) stierven jong in de Ommerschans. Daar heeft ze met tussenposes 30 jaar gezeten en is daar opnieuw getrouwd en heeft er vier kinderen gekregen. Kinderen die niet allemaal op het rechte pad bleven. Haar jongste zoon werd er voor straf naar Nederlands-Indië gestuurd, stichtte daar een gezin en kwam nooit meer terug, hij overleed in Bandoeng. Haar tweede man overleed op 59 jarige leeftijd. Haar oudste zoon vertrok een maand na het overlijden van zijn vader vrijwillig naar Nederlands-Indië en moest na het plegen van diefstal weer terug en kwam in de gevangenis in Leiden terecht.  De oudste dochter overleed op 35 jarige leeftijd. Ze woonde in Leeuwarden, Hoorn, Amsterdam, Rotterdam, Rheine (Dld), in het armenhuis in Almelo, mogelijk ook in Enschede, Hellendoorn, de Maatschappij van Weldadigheid in  de Ommerschans, Avereest en Veenhuizen waarna ze tenslotte stierf in Hilversum. Een grotendeels zwervend leven vol ellende en armoede steeds maar weer op zoek naar werk en geld voor haar en haar gezin om in leven te blijven. Ze overleed in 1913 in Hilversum, 89 jaar oud, inwonend bij een andere oudere alleenstaande dame. Ik heb bewondering voor haar en haar doorzettingsvermogen om toch door te gaan, een kranig klein mensje stel ik me zo voor. De kans is klein dat er ooit een foto van haar is gemaakt en dat die dan ook nog bij mij terecht komt, maar een mens mag toch blijven hopen! 
  7. Is mijn stamgrootouder Adriaen Claesz van Adrichem (geboren ca. 1410 in Vlaardingen) ook daadwerkelijk een afstammeling van de familie van Adrichem die afstamt van het Huis van Brederode en van Teylingen? De missing link tussen beide families is ondanks pogingen van diverse verre familieleden nog nooit gevonden. 
  8. Zijn mijn voorouders Wolter Jansen (overleden 1736, Gendringen) en Albert Jansen (overleden 1748, Stadtlohn), beide afkomstig uit een familie van scherprechters verwant aan elkaar? Wolter geeft in 1708 aan dat zijn voorouders al meer dan 300 jaar het ambt van beul uitoefenen. Gendringen en Stadtlohn zijn beide grensdorpen en liggen nog geen 50 kilometer van elkaar vandaan. Het is niet ondenkbaar dat ze uit dezelfde beulsdynastie komen, er werd namelijk amper buiten de familie getrouwd en ook qua beroep had je weinig keuze dan beul of vilder te worden. 
  9. Wat is er gebeurd met de kinderen van Tanneke Helleput nadat ze verdronken is in de oude haven in Rotterdam op 30 jarige leeftijd? Wat deed ze überhaupt in Rotterdam terwijl ze in het Zeeuwse Hulst woonachtig was? En wat is er met Pieter gebeurd? Ook hij is nergens terug te vinden...
  10. Was mijn stamovergrootvader Erasmus Sijbrants Molenaar ook echt Molenaar? Hij was zoon van de Noorse Sijbrants Dircks en de Zweedse Engeltie Barents, geboren in de in die tijd bruisende immigranten stad Amsterdam. Hij woonde in Rotterdam toen hij als bosschieter vertrok met de V.O.C. naar Batavia waar hij op 49 jarige leeftijd overleed. Zijn vader Sijbrant was varensgezel en vier van zijn zeven kinderen dragen al ca. 150 jaar voordat achternamen werden ingevoerd door Napoleon, de achternaam Molenaar (Meulenaer of Mulder). Of was vader Sijbrant zelf de meester op een molen?
  11. Wanneer is mijn overgrootvader Herman Jozef de Vries (geboren 5-9-1899, Gronau (dld)) overleden? De gegevens van zijn overlijden zijn nog niet openbaar en in de familie heeft nog niemand mij het antwoord kunnen geven.
  12. Wat is er met mijn voorouder Antonius Jansen (9-5-1799, Stadtlohn (Dld)) die in 1847 naar Philadelphia, Amerika is vertrokken gebeurd? Hij is wel aangekomen in Amerika, maar vanaf daar ontbreekt elk spoor. Ook zijn kinderen hebben hem nooit meer gezien en wisten bij het aangaan van hun huwelijken niet wanneer hun vader was overleden. 
De verlanglijst was langer maar mede dankzij enkele van mijn lezers en verre verwanten hier heb ik toch ook al wat van die lijst kunnen oplossen. Wij weet kan ik ooit nog wat van bovenstaande lijstje afstrepen!
  1. Mijn betovergrootouders Johannes van Adrichem en Judith Langkamp kregen een gezicht dankzij foto's die ik van verschillende familieleden kreeg! 
  2. Ik vond de sterfdatum van Trijntje Kuipers. Ze is verwant doordat ze getrouwd was met de broer van een van mijn voorouders. De vrouw had een bijzonder leven en ik vond haar interessant genoeg om over te schrijven. Jaren heb ik gezocht naar haar met uiteindelijk per toeval de zo lang gezochte sterfdatum gevonden.
  3. Ik vond de Indische tak van de familie van Adrichem! Nog levende nazaten nog niet, maar dat ik nu weet hoe ze er uit zagen vind ik al fantastisch! 

zondag 22 oktober 2023

Het Indisch paspoortarchief

 

Onlangs werden de gegevens openbaar uit het Indisch Paspoortarchief. In het Indisch paspoortarchief zijn de aanvragen te vinden van inwoners van Nederlands-Indië die na de soevereiniteitsoverdracht het land wouden/moesten verlaten. Deze inwoners moesten een Nederlands paspoort hebben, hadden ze dat niet dan moesten ze deze aanvragen. De aanvragen van 1950-1959 zijn nu openbaar gemaakt. Helaas alleen de voorkant van het document en niet de achterkant waar privacygevoelige informatie op staat. 

Tot mijn grote geluk vond ik ook een aantal aanvragen van de Indische tak van de familie van Adrichem waarover ik HIER en HIER al eens schreef. Een tijd terug kreeg ik van iemand een foto toegestuurd waar vermoedelijk Paulina Tessensohn-van Adrichem op stond. Dat vond ik al een fantastische vondst.

Mogelijk Paulina van Adrichem
Nu vond ik ook nog eens de foto's van twee van drie zonen van Hendrik Wijnandus van Adrichem en zijn inlandse vrouw Estie. 

De oudste zoon is Hendrik. Hij kwam met het stoomschip "Waterman" op 19 januari 1958 naar Nederland. Volgens mijn gegevens is hij nooit getrouwd geweest. Zijn overlijdensdatum heb ik nog niet kunnen vinden. 
Opvallend vind ik dat hij de geboortedatum van zijn moeder niet weet. Haar geboortejaar en geboorteplaats zijn voor mij nieuwe informatie. Hendrik geeft aan dat zijn moeder is overleden.

S.S. Waterman

Johanna van Adrichem was de oudste dochter, van haar heb ik geen aanvraag kunnen vinden. Ik weet wel dat ze in 1980 is overleden in Den Bosch. Mogelijk is ze twee keer getrouwd geweest. Ik vond een vermelding van een verloving in 1927 in de krant met Harry Meelhuysen. Een huwelijk heb ik niet kunnen vinden. 


In haar overlijdensadvertentie staat vermeld dat ze weduwe is van L.A. Michael. Ook daar kan ik geen huwelijk of verdere gegevens over de mannen of eventuele kinderen vinden. 
Johanna is op 4 november 1962 genaturaliseerd. 


Het derde kind is Arie van Adrichem. Over hem weet ik eigenlijk niks behalve een geboortedatum. Ik heb gevonden dat hij tot 1935 in een suikerfabriek heeft gewerkt maar van een eventueel verblijf in Nederland, kinderen of een huwelijk of zijn overlijden heb ik niks kunnen vinden. Mogelijk is hij nooit naar Nederland gekomen. 

Het vierde kind is Johan. Johan kwam op 18 april 1958 met de MS "Sydney" naar Nederland. 
(hier bij moeder Estie zelfs geen geboortejaar, maar wel woonplaats bekend, hier leeft ze dus weer?!)

Johan trouwde mogelijk met Berta Wilhelmina Bresser, de weduwe van Gerard van Thiel. 
Een bewijs van een huwelijk heb ik niet kunnen vinden, wel een verloving in 1953. Maar in 1958 komt Johan als ongetrouwde man naar Nederland volgens de gegevens in het archief.

Zowel Johan van Adrichem als Bertha Wilhelmina Bresser overleden in Dodewaard. Op hun beide grafstenen word geen partner genoemd.  Ook van Johan heb ik geen kinderen kunnen vinden.

Van wie ik wel kinderen heb kunnen vinden is van de jongste dochter Paulina van Adrichem. 
Hier ook geen geboorte datum van moeder bekend en ook de geboorteplaats is anders dan de broers aangeven. Moeder Estie is hier ook nog in leven.

Paulina trouwde met Nicolaas Dirk Tessensohn.
Volgens een krantenartikel vertrokken Paulina en Nicolaas samen met twee kinderen in 1934 al naar Nederland. Waarschijnlijk zijn later weer naar Nederlands-Indië gegaan wat ik kom Nicolaas nog een keer aan in 1941 in Nederlands-Indië. Wanneer ze definitief naar Nederland zijn gekomen kan ik niet opmaken uit de gegevens uit het paspoortarchief.



aankomst in Den Haag
Ik vond in het paspoortarchief maar gegevens van één zoon. Deze zoon is geboren in 1933, het andere kind uit bovenstaande krantenartikel is dan waarschijnlijk een ouder kind. Paulina en Nicolaas trouwden in 1928 dus dat is heel aannemelijk. 
Paul Imeldus Deolatus Tessensohn. Paul was ten tijde van de aanvraag een jongeman van 21 jaar jong en had zich net verloofd. 
Zijn verloofde bevond zich nog in Drogheda, Ierland toen Paul verongelukte op 29 november 1954 op zee. Het schip waar hij als tweede machinist werkte verging tijdens een zware storm. Hierbij kwamen alle twaalf de bemanningsleden om. Het schip "Carpo" was met 639 ton Antraciet op weg van Swansea naar Amsterdam toen het in moeilijkheden kwam. Ze hadden mogelijk gered kunnen worden door een Liberiaanse tanker "Casino" die in de buurt was, maar weigerde hulp te verlenen. De kranten stond bol van berichten over de ramp en de nalatigheid van de Duitse kapitein van de "Casino". Het merendeel van de 35 koppige bemanning van de "Casino" keerde zich na de ramp tegen de kapitein. Ze vonden dat de kapitein meer had kunnen doen om de bemanning van de "Carpo" te kunnen redden. In de dagen na de ramp kwamen er melding binnen van aangespoelde lichamen en zo werden uiteindelijk alle twaalf opvarenden geborgen en geïdentificeerd.

Paul werd op 17 december 1954 begraven in Den Haag. 
Gegevens over het tweede kind die in het eerdere krantenbericht werd genoemd heb ik niet kunnen vinden.

Nicolaas Dirk Tessensohn overleed in 1970 in Den Haag. Paulina als weduwe achterlatend. Haar sterfdatum heb ik nog niet kunnen vinden. 

Zijn er geen verdere nazaten meer? Is ook deze tak van de familie van Adrichem uitgestorven? Ik raak steeds meer ontmoedigd dat ik nog nazaten ga vinden. De enige aanwijzingen zijn het genoemde tweede kind in het krantenbericht van 1938 en het feit dat in op Johan van Adrichem's grafsteen staat;

 "Hier rust in Jezus, 
onze lieve zorgzame vrind, oom en broer. 
Johan van Adrichem geb. 
3-12-1906 Overl. 3-2-1971."

Daar maak ik toch uit op dat een van de kinderen van Hendrik en Estie een kind heeft gekregen die in 1971 nog in leven was. 

 Moeder Estie blijft ook een raadsel. Ik hoop dat ze in Nederlands-Indië is achtergebleven bij zoon Arie en ze niet alleen is gebleven terwijl al haar kinderen naar Nederland zijn vertrokken. Ze heeft haar kinderen in elk geval nooit weer gezien. Mogelijk overleed ze in 1958. Dan zou ze een jaar of 84 zijn geworden als het geboortejaar 1874 klopt. Haar man Hendrik overleed al in 1912 aan Cholera. Hij werd maar 51 jaar. 


Stukje bij stukje puzzel in de levens van deze Indische tak bij elkaar. Ik blijf hopen dat er nazaten zijn, zo niet dan hoop ik dat ik ze met deze blogs weer een beetje tot leven weet te brengen zodat ze niet vergeten worden. Hopelijk opnieuw wordt vervolgd!

Oom Johannes en neef Johan. Ik zie toch wel enige gelijkenis.