zaterdag 18 september 2021

De Robben

In mijn eerdere post over mijn voorouder Reinerus Ruiten, schreef ik al over de "vertelselties" van Mie Ruiten-Zalm, de schoondochter van Reinerus Ruiten. In de opnames die het Meertens instituut in 1954 van haar maakte, kwam niet alleen zij aan het woord, maar ook de in Kampen geboren Jan Karel (1874-1956). Jan Karel was sigarenmaker, hij had echter een hekel aan zijn werk en was liever visser geworden, maar zijn vrouw was het hier niet mee eens. Toen hij de kans eens kreeg om mee te varen, greep hij die met beide handen aan. 

Evert Mossel

Jan liep op een middag tijden lunchtijd in de haven van Kampen toen hij mijn overgrootvader Evert Mossel tegenkwam, die blijkbaar, net als zijn vader "de Robbe" werd genoemd. Evert vroeg aan hem of hij misschien een knecht wist om met hem mee te varen. Toen Jan hier ontkennend op antwoorde vroeg Evert hem of Jan zelf niet met hem mee wou. Jan wilde dit heel graag maar was bang voor ruzie met zijn vrouw. Hij bedacht een plan, vroeg Evert om al vast klaar te gaan liggen en het zeil te hijsen en ging naar huis om zich om te kleden zonder dat zijn vrouw dit zou zien. 


Het plan liep gesmeerd en Jan wist het huis weer te verlaten zonder dat zijn vrouw hem had gesnapt. Toen Evert en Jan Karel op de Zuiderzee aankwamen  had Jan het gevoel had in de hemel te zijn.

Na twee dagen vissen kwamen de heren weer de haven van Kampen in varen. Jan nam een emmer vol bot mee naar huis. Zijn vrouw was echter niet zo blij hem weer te zien en ze greep de emmer vis en gooide de hele inhoud door de gang naar buiten. Voorlopig zou Jan Karel dus toch maar weer sigaren blijven maken. 

Schijnbaar kroop het bloed toch waar het niet gaan kon en was Jan Karel in 1925 toch nog een tijdje visser van beroep. Er werd ook wel eens gevist op plaatsen waar dit niet mocht. Jan Karel viste een tijdje bij Jaap Mossel op de KP 44. Jaap was ook een zoon van "Toon de Robbe", en de broer van Evert. Hoewel officieel verboden, viste Jan Karel toch graag "binnen de lijn" De reden; je ving er drie keer zoveel als waar het wel toegestaan werd. 


De kerk en vuurtoren op de Zuidpunt

"De Robben"; Jaap, Evert en hun vader "de Oude Robbe", lagen een keer op een vrijdag aan op Schokland, bij de kerk op het Zuidpunt. Jan Karel bij Jaap Mossel op de KP44 en Evert en zijn vader op de KP4 van Evert of de KP 24 van Antonius Mossel. Het was een zonnige dag met een zuidoostelijk windje, maar blijkbaar niet zo'n geschikte dag om uit te varen, er was niet veel te doen.. 's Avonds tegen een uur of vijf kwam er eindelijk een windje in de zeilen. De heren overlegden waar ze naar toe zouden varen. 

Evert en de Oude Robbe gingen richting het Zuiden. Ze vroegen wat Jaap en Jan Karel naar toe gingen, meer een retorische vraag want ze wisten heel goed wat Jan wilde. Jan en Jaap zouden iets te noorden van "de Ketel" blijven. En dat deden ze in eerste instantie dan ook keurig. Tot een uur of 11 's avonds het begon te donderen. De meeste Schokkers gingen "de Ketel" binnen. Jan en Jaap lieten de zeilen zakken en zouden het onweer, dat redelijk snel overwaaide, afwachten. 

Toon de Robbe

Toen de lucht weer op was geklaard gingen Jan en Jaap stiekem binnen de lijn vissen. Het was ze bijna gelukt de buit binnen te halen toen ze een licht op hen af zagen varen. Het bleek "Jan de Buffel" te zijn, een politieagent. Snel probeerden ze nog bij hem uit de buurt de blijven maar Jan de Buffel was veel sneller omdat hij geen ruim vol vis had. Toen de politieagent zo dichtbij was dat hij ze kon identificeren riep hij ze de fok neer te leggen. Dat was Jaap echter niet van plan. "Aj 'ier an boord komt, sloa 'k oe de 'arsens in met de dolle!" riep hij naar de agent. 

Jan verteld hierna prachtig in het Schokkers hoe ze dankzij een gelukje toch nog uit handen van de politieagent wisten te blijven en hij ze zo niet kon betrapen op het stropen. Wel kregen ze een boete voor het varen zonder licht en een boete vanwege brutaliteit vanwege de dingen die ze dan agent toeriepen. Jaap moest bij terugkeer in Kampen nog vijf dagen zitten, maar blijkbaar was het het het waard want Jan karel besluit zijn verhaal met de woorden; "maar dat stropen, oh jongens, da's mooi! Maar dat was een gezellig werk, hoor!"

Antonius Mossel, bijgenaamd "de Paus" en "de Oude Robbe"

Het blijven pareltjes, de verhalen die elk kwartaal weer in de Schokkererf staan. Ik weet hoeveel werk het kost om dit soort verhalen uit te zoeken, daarom plaats ik hier niet het hele en originele verhaal. Ook de Schokkervereniging vergrijst en om te kunnen voortbestaan blijven ze nieuwe (en jonge) leden nodig hebben. Wil je dus horen hoe Jan Karel over bovenstaand stukje verteld? Meld je dan HIER aan als lid bij de Schokkervereniging. Voor slechts 16,50 per jaar krijg je elk kwartaal het blad Schokkererf toegestuurd.