Dankzij de Schokkervereniging en dan met name dankzij Bruno Klappe en wijlen zijn vader Ab Klappe weet ik veel over mijn Schokker voorouders. De verhalen in het Schokkererf geven vaak heel mooi het tijdsbeeld weer. Hoe zwaar het leven was op het kleine maar zo geliefde eiland midden in de Zuiderzee. De gebeurtenissen door de pastoors opgeschreven in hun dagboeken zijn meestal niet de vrolijkste verhalen. Eén verhaal dat me altijd heel erg is bijgebleven is het trieste lot van mijn voorouders Jacob Coridon en zijn zoon Evert.
Woensdag 18 februari 1807. De weersvoorspellingen beloofden voor die dag weinig goeds maar de grote armoede en de slechte vangsten dwongen de vissers op Schokland om toch met hun schuiten de zee op te gaan. Met zijn vijfenzeventig jaar is Jacob Coridon al aardig op leeftijd. Toch besluiten hij en zijn veertigjarige zoon en diens 11 jarige zoon Jantje die dag ondanks de slechte weersvoorspellingen om uit te voeren met hun schuit. Die middag trok de wind behoorlijk aan. Bovendien was er zware jachtsneeuw waardoor de vissers al snel niet meer wisten waar ze waren.
De vissers uit Emmeloord gingen vaak richting noorden en de vissers uit Ens richting zuiden. Hierdoor zagen de Emmeloorders die avond kans om op tijd weer richting Schokland te varen. De vissers uit Ens hadden dat geluk niet. Die nacht was ijskoud en de wind was aangewakkerd tot een heuse storm. De vissers uit Ens, die vaak leden onder zware armoede hadden waren niet alleen vaak niet voldoende bemand maar hadden ook geen eten of brandstof aan boord. Dat werd een aantal vissers die nacht fataal.
Zo ook op de schuit van de familie Coridon. Gedurende die koude stromachtige nacht lukte het Evert en zijn vader niet meer om het vele water overboord te pompen. Ze waren volledig uitgeput door de armoede, de kou en vermoeidheid. Ze konden niet anders dan hun schuit aan de zee en wind ten prooi geven. Ze beseften dat hun einde naderde. "Zij wekten elkander tot berouw over hun zonden, vroegen elkander vergeving, zegden elkaar vaarwel en zoo ontsliep Evert biddende" staat er in het dagboek van Pastoor Doorenweerd. Ik zie het bijna voor me, vader en zoon die elkaar om vergeving vroegen en vaarwel kusten. Een ontzettend triest beeld.
Vader Jacob ging in de kooi liggen en de 11 jarige kleinzoon Jantje kroop ook bij zijn opa. Hij ging tussen diens benen liggen waarna ook zijn opa Jacob overleed. De schuit dobberde nu doelloos op de woeste zee en spoelde uiteindelijk aan op het strand van Doornspijk.
De volgende dag bleek wat de storm had aangericht. Schepen waren vergaan en lijken dreven in het rond. Toen het weer was bedaard vond de burgermeester van Doornspijk op het strand de aangespoelde schuit. Met gevaar voor eigen leven keek hij in de schuit en zag de levenloze lichamen van Jacob en zijn zoon Evert. Hij meende echter in de benen van het jongetje nog wat beweging te zien. Hij hees de jongen op zijn schouder en spoedde naar huis. De dokter werd erbij geroepen en na enige uren lukte het om de jongen bij bewustzijn te krijgen. De 11 jarige Jantje overleefde die nacht. Zijn opa en vader werden begraven in Doornspijk.
In de krant stond hierover het volgende artikel:
Doornspijk, den 19 Februari.
Eene daad van moed en menschlievendheid, alhier op heden
verrigt, verdient bekend te worden. Twee Visschers-Schuiten van het Eiland
Schokland waren door den geweldigen storm van gisteren onder gezegde Eiland van
hunne Dreggen geslagen, en daar er geene Zeehavens dan die van Elburg langs den
geheelen Zuidwal zijn en deze Haven niet genoeg uitgebragt is om die bij
noodweer te kunnen aandoen, tot boven dit Zeedorp voortgedreven, geraakten
aldaar op eene droogte, en werden op eenen goeden afstand van den wal in den
vroegen morgen ontdekt door den Burgemeester van dit Dorp, Willem Reiersen Vos
genaamd, die daarvan terstond aan den Schout van het Ambt kennis gaf, en met
zijn Zoon in het woeden van den storm, geene andere hulpmiddelen bij de hand
hebbende, inmiddels in Zee liep, en met levensgevaar elk een der Schuiten
beklommen, alwaar zij drie arme Visschers vonden, leggende in het water en die
reeds geheel verstijft waren en geene teekens van leven meer gaven.
Onder dezen bevond zich een Grijsaard van 75 Jaren, met het
hoofd alleen boven water liggende, en boven op denzelven een Jongeling van 12
Jaren, die mede schijnbaar dood was, doch welke nog eenige teekens gaf van nog
niet lang dood geweest te zijn. Welken Jongeling de evengemelde Burgemeester
uit het water trok, op zijne schouders nam, met denzelven in Zee sprong, en met
levensgevaar aan Land bragt, alwaar aan denzelven, op order van den Schout,
door Doctor en Chirurgijn, aan het Huis van den Burgemeester de gepaste
middelen geappliceerd zijnde, langzamerhand bij het leven wierd terug gebragt,
en des middags om 4 uren weder zijne zinnen en spraak terug bekwam, terwijl de
overige ongelukkigen mede oogenblikkelijk afgehaald, doch bevonden werden reeds
lang gestorven te zijn.
Blijkende uit de afgegeven verklaring van den geredden
Jongeling, dat zijn oude Grootvader en Vader, Jacob en Evert Coridon genaamd,
na den geheelen dag gezworven en met pompen de Schuit boven water gehouden te
hebben, door honger, koude en vermoeidheid reeds des avonds te voren om 8 uren
in zijne tegenwoordigheid waren gestorven, en dat hij bedwelmd op het Lijk van
zijnen Grootvader gevallen zijnde, in dien toestand was gebleven bijna 24 uren,
eer hij wederom bij zijne kennis gekomen was.
Uiteindelijk kwamen er in totaal acht mannen afkomstig van Schokland om tijdens deze storm.
- De 36 jarige Bruins Pieters Sul strandde met zijn schuit bij de monding van de Eem en bezweek door kou en honger.
- De 31 jarige Jan Pieters van der Molen had de hele winter koorts gehad en was te zwak om de ontberingen van die nacht te doorstaan. Hij liet zijn hoogzwangere vrouw en twee kinderen achter.
- De 72 jarige Jacob Gerrits en zijn 45 jarige zoon Jan Jacobsen verdronken in de woeste zee.
- De 46 jarige Cobus Jansen Kok die met twee kleine jongens aan boord was bezweek ook van kou, honger en uitputting. De twee kinderen werden bij toeval door een andere visser gered. Cobus werd ook in Doornspijk begraven.