Het is 3 augustus 1714. In Rotterdam komen twee jonge mensen
bij de Notaris van Lieshout. Het zijn de 29 jarige Sijbrant Corstiaens van
Adrichem en zijn 27 jarige vrouw Anna Cornelis van der Meer.
Het stel is 2,5 jaar getrouwd en ze hebben een zoon,
Cornelis, die over twee dagen twee jaar oud zal worden en een dochter van negen
maanden oud, Adriana genaamd.
Sijbrant is ziek en bedlegerig, en blijkbaar zo ziek dat hij
niet weet of hij wel oud zal worden en daarom maken hij en zijn vrouw Anna, die
nog wel `gesond van Lighame` is, hun
testament op. Sijbrant en Anna wonen op dat moment in IJsselmonde, aan de
Jongmansteeg waar Sijbrant geboren is. Anna komt uit Rotterdam. En woonde voor
haar huwelijk aan de Rotte.
In dit testament verklaren Anna en Sijbrant dat de eerst
stervende de langst levende tot enige erfgenaam maakt. Hoewel ik niet alles kan
lezen of begrijp wat er in het testament staan, maak ik uit wat ik wel kan
lezen op dat voor de kinderen van dit echtpaar of van de kinderen die een van
de twee met een andere echtgenoot “met
godes zegen” zal worden geboren alimentatie zal moeten worden betaald,
zodat deze kinderen naar school kunnen gaan en een vak kunnen leren. Ze moeten
een eerlijk ambacht of exercities kunnen leren. Als ik het goed heb begrepen
krijgen deze kinderen een bedrag van 25 gulden vanaf hun geboorte tot aan hun
dood of tot deze kinderen gaan trouwen.
![]() |
Testament pagina 1 |
![]() |
pagina 2 |
![]() |
pagina 3 |
![]() |
pagina 4 |
Ook worden er twee voogden benoemd in het geval beide ouders
komen te overlijden. Dit zijn Dirk Corstiaan van Adrichem, de negen jaar oudere
halfbroer van Sijbrant. En Cornelis Jans de Rooij.
Ik vind het een bijzonder testament. Er worden geen goederen
in verdeeld naar ik heb kunnen lezen, maar het gaat puur om de toekomst van de
kinderen. Ze vinden het blijkbaar erg belangrijk dat de kinderen naar school
gaan en een vak kunnen leren. Dat zowel Anna als Sijbrant ook naar school zijn
geweest blijkt wel uit hun handtekeningen.
Waar bij de handtekening van één van
de getuigen alleen een moeizame “Ik”
staat zijn de handtekeningen van het echtpaar duidelijk aanwezig. Die van Anna
is een beetje bibberig en onduidelijk, maar die van Sijbrant is krachtig en
netjes.
Ik nam zomaar aan dat als je kon lezen in de 18e
eeuw, je dan ook kon schrijven. Nadat ik me een beetje heb verdiept in het
onderwijs van de 18e eeuw en het blijkt dat dat niet het geval is.
In de 18e eeuw was er niet zo veel keuze in
scholen. De meeste kinderen gingen naar de Neder-Duitse school en als je dat
niet kon betalen dan ging je naar de armenschool. De rijke kinderen gingen naar
de Latijnse school.
Ik denk dat zowel Sijbrant als zijn kinderen naar de
Neder-Duitse school zijn geweest. Het gezin was niet arm. Anna en Sijbrant
konden bij hun huwelijk de verplichte leges van zes gulden betalen en ze hadden
ook genoeg geld om een testament op te laten maken.
Het onderwijs dat er werd gegeven werd vaak in het woonhuis
van de meester gedaan. Als er al een kachel stond moesten de kinderen van huis
turf meenemen om het daar warm te laten worden. Er waren geen tafels en waren
die er wel dan deed je je schrijfwerk staand. Soms stonden er wel bankjes maar
vaak was ook dit niet het geval. De kinderen hadden een soort houten schooltas.
Dit was een kistje of laatje waar hun schoolbenodigdheden in zaten en die ze
konden gebruiken als knietafeltje om op te schrijven en die na gebruik aan de
muur konden worden gehangen.
Schooljaren waren er ook niet. Kinderen, soms al vanaf een
jaar of twee, konden naar school worden gebracht wanneer het de ouders
uitkwamen. Alle leerlingen zaten bij elkaar in één lokaal. En tot een jaar of
tien zaten jongens en meisjes naast elkaar, daarna werden ze gescheiden van
elkaar gehouden. Oudere kinderen hielpen de jongeren. Er waren geen klassen,
dus kon je ook niet blijven zitten. Kinderen leerden hardop en de klassen waren
groot en druk, dus het zal er erg lawaaierig zijn geweest. Tot een jaar of
twaalf ging je naar school en daarna ging je werken om daar een vak te leren.
Gemiddeld kregen kinderen een jaar of zes onderwijs.
De kinderen gingen zes dagen per week naar school en de
lesdagen waren in de winter zo’n 2 á 3 uur per dag, in de zomer wat langer. In
de middag hadden de kinderen twee uur pauze. Rond Kerst, Pasen en Pinksteren
waren er vakanties en ook voor de jaarlijkse Kermis kreeg je vrij.
De lesdagen begonnen en eindigden met een gebed. De lezen
bestonden dan voornamelijk uit Godsdienst, lezen en schrijven.
De kinderen leerden eerst het alfabet spellen. Hier voor
werd het Groot ABC boek gebruikt, ook wel bekend als de Hanenboekjes. Er was
niet maar een alfabet om te leren. Net zoals nu was er een alfabet met kleine
letters en een met hoofdletters, maar daarnaast bestond er ook nog het gotisch
schrift. Er waren geen spelling regels. Of je woorden nu met CK of een KC een S
of Z schreef, dat maakte niet zo veel uit.
![]() |
Hanenboekje |
Kon een kind spellen dan mochten ze spellend leren lezen.
Bijv. R-O-O-S. Hadden de kinderen dit onder de knie dan mochten ze lezend
lezen, dus ROOS. Pas als een kind dit vlot kon dan ze leren schrijven. Dit was
meestal vanaf een jaar of acht.
Er werd geschreven met inkt en met een ganzenpen. Kinderen
moesten ook mooi leren schrijven omdat je er later je geld mee kon verdienen,
maar leren schrijven met een ganzenveer en inkt was een moeilijke techniek. Het
schoolgeld wat de ouders moesten betalen steeg ook als de kinderen leerden
schrijven, er moesten nu extra kosten betaald worden voor inkt, papier en de
ganzenpennen. Potloden bestonden er in die tijd nog niet en leien werden over
het algemeen gebruikt om op te rekenen als men dat vaak op school gaf, want dat
was nog lang niet overal algemeen aanvaard.
![]() |
Klaslokaal met houten schooltassen aan de muur |
Als je ’s ochtends op school kwam dan kreeg je van de
meester een opdracht. Twee keer per dag werd dit nagekeken werd je overhoord.
Als je ongehoorzaam was werd je gestraft met een roede of plak.
Ook de vader van Sijbrant; Corstiaen Sijbrants van Adrichem
kon lezen en schrijven. Ik vond zijn handtekening om meerdere notariële aktes
waar hij als getuige optrad.
![]() |
Handtekening van Corstiaen Sijbrands van Adrichem, bijna 350 jaar geleden! |
Deze Corstiaen, was Meester Scheepmaker. Een beroep van Sijbrant heb ik niet kunnen vinden, maar zowel zijn halfbroer Dirk en diens zonen waren scheepmaker of scheepstimmerman.
![]() |
Scheepstimmermannen aan het werk |
Zou Sijbrant na zijn lagere school dit vak van zijn vader
hebben geleerd? In de 18e eeuw waren in IJsselmonde de scheepstimmerwerven
niet weg te denken. Er waren er maar liefst negen in dat kleine dorp. Sijbrants
vader, Corstiaen, was Meester scheepmaker dus hij moet lid zijn geweest van de
gilde van Scheepstimmerlieden en Mastenmakers.
![]() |
IJsselmonde |
Om lid te kunnen worden van een gilde moest een leerstuk
laten zien aan het bestuur van de gilde. Een soort proefwerk om te laten zien
dat je je vak verstond. Werd dit
leerstuk aanvaard dat kon je in dienst treden als leerling. Om een stap verder
te komen moest men een nog moeilijkere werkstuk maken, doorstond je dit dan
werd je gezel.
![]() |
Scheepstimmerwerf te Rotterdam |
Het zwaarste examen moest je afleggen om meester te worden.
Hiervoor moest je het zogenaamde meesterstuk maken. Was je hierin geslaagd en
had je het entreegeld van de gilde betaald dan mocht je jezelf voortaan
“Meester-Scheepmaecker” noemen. Het was de gewoonte dat elke nieuwe meester een
groot feest gaf te ere van zijn titel. In Rotterdam werden dan vanaf de trappen
van het stadhuis de wijzigingen van de keuren van de gilde afgeroepen waarbij
het voltallige gilde verplicht aanwezig moest zijn.
![]() |
Stadhuis te Rotterdam |
Als meester mocht je je als zelfstandige vestigen. Hij kon
dan zijn eigen scheepstimmerwerf beginnen. Als meester mocht je van de gilde
niet meer dan twee leerlingen aannemen.
Meester Corstiaen van Adrichem had twee
zonen. Ik vind het een logische gedachte dat zowel Dirk als Sijbrant zijn
leerlingen zijn geweest.
Leerlingen moesten in de regel leergeld betalen, loon
ontvingen zij meestal niet. Het was dus het voordeligst om bij je vader in de
leer te gaan.
Vader Corstiaen, die in 1709 schepen van Oost-IJsselmonde was,
overleed in 1717. Sijbrants moeder Ariaantje Roest overleed al in 1712.
Zes jaar na het tekenen van het testament leeft Sijbrant
echter nog steeds. Tussen de notariële aktes vind ik een schuldbekentenis.
Sijbant leent in 1720 tweehonderd gulden van Aert Arents Visser. Ik kan niet
uit de schuldbekentenis opmaken waarvoor hij dit bedrag heeft geleend.
Sijbrant
en Anna hebben dan inmiddels zes kinderen gekregen waarvan er dan nog drie in
leven zijn. Is het uitbreidende gezin op zoek naar een groter huis? Of
misschien wil Sijbrant wel een eigen bedrijf beginnen? Of zit het gezin in de financiële problemen?
Niet alleen het gezin van Sijbrant en Anna wordt steeds
groter ook het gezin van zijn halfbroer Dirk en diens vrouw Neeltje neemt in
grootte toe.
Dit echtpaar krijgt maar liefst acht kinderen die allemaal in
leven blijven.
Ook Dirk en Neeltje stellen een testament op. Hierin staat een
hele specifieke verdeling van de goederen, huizen, loodsen en de scheepswerf
die het gezin bezit. Zo gaan er twee dekens, twee kussens en ander beddengoed
naar de jongste dochter terwijl de scheepswerf gaat naar drie van de vijf
zoons. En er worden flinke bedragen onder de acht kinderen verdeeld. Als voogd van
de kinderen wordt oom Sijbrant benoemd.
Sijbrant en Anna krijgen nog eens twee kinderen.
Het gezin bestaat in 1725 dan uit;
Cornelis, 13 jaar oud.
Adriana, 12 jaar oud
Corstiaen, 5 jaar oud
Johannis, 3 jaar oud
Neeltje, 1 jaar oud.
Eerder hebben Sijbrant en Anna al zoon Korstiaen begraven
die maar 26 dagen oud mocht worden, hier na kwam er nog een zoon met de naam Korstiaen die één jaar oud
werd. De kleine Neeltie werd voor haar 5e jaar begraven. Het jongste zusje Neeltje werd naar haar vernoemd.
De zonen Cornelis en Johannis stappen in het huwelijksbootje
en krijgen kinderen. Sijbrant en Anna worden grootouders. Maar dan gebeurd er
weer iets wat het leven van het stel aardig op de kop zal hebben gezet.
In 1752
overlijd Corstiaen, de 31e jarige zoon van Sijbrant en Anna. Het
gezin woont dan al niet meer in IJsselmonde maar in Rotterdam, op de cingel onder Cool.
![]() |
Coolsingel gezien vanaf de Delftse Poort |
Corstiaen is ongehuwd en woont ook op de singel,
vermoedelijk nog bij zijn ouders.
Ook dochters Adriana en Neeltje blijven de
rest van hun leven ongetrouwd.
Vreemd is ook dat van de acht kinderen van
halfbroer Dirk er ook vijf ongehuwd zullen blijven terwijl ze allemaal flink ouder dan zestig jaar oud zullen worden. Het is me een raadsel waarom…
Anna, huisvrouw van Sijbrant van Adrighem, is maar druk met
alle nazaten die geboren worden. Maar liefst tien keer is ze getuige bij de doop
van haar kleinkinderen. Tot Anna die in 1714 nog zo gesond van lighame was,
op 20 december 1770 komt te overlijden.
Anna, Annettie, Annigie of Annetje
zoals ze ook genoemd werd, werd 86 jaar oud.
Anna werd de volgende dag van haar huis aan de singel onder Cool, naar de Hillegersberg gebracht waar ze in de Hillegonda kerk werd begraven.
In deze tijd werd er heel veel waarde gehecht aan het
geloof. De kerk stond hier symbool voor en daarom werden de dierbaren in de 18e
eeuw nog in de kerk begraven, en dan zo dicht mogelijk bij het altaar zodat de
heiligheid daarvan zou afstralen op de overledene. Hoe dichterbij het altaar
hoe duurder de tarieven voor het begraven. Ongedoopte kinderen mochten niet in
gewijde grond liggen, evenals zelfmoordenaars. Zij moesten buiten de kerk begraven
worden.
Graven in de kerk werden niet geruimd en de kerken raakte
langzaam aan overvol. Het steeds opnieuw oplichten van de stenen veroorzaakte
verzakkingen van de vloer waardoor in de kerken soms een indringende stank
hing. (Hier komt de term ‘rijke stinkerd’ vandaan)
Tegen het eind van de 18e
eeuw kregen de mensen steeds meer inzicht in het belang van hygiëne en vond men
het niet meer verantwoord om doden in de kerken te begraven.
Pas 59 jaar na het opmaken van zijn testament blaast
Sijbrant zijn laatste adem uit in zijn huis aan de Coolsingel, op de
respectabele leeftijd van 87 jaar.
De buren speelde tot in de 20e eeuw een belangrijke rol bij
de voorbereiding en uitvoering van een begrafenis. Van de directe verwanten
werd verwacht dar zij zich op de achtergrond hielden, anders zou er
“zielewraak” dreigen.
De buren losten de familie af tijdens het waken aan het
sterfbed, soms nog tot aan de dag van de begrafenis. De buren zorgden ook voor het
afleggen van de dode, waarbij de ogen en mond moesten worden gesloten en het doodshemd bij de overledene werd omgedaan en om de ledematen werd heen genaaid.
Een luik van het huis werd uit zijn hengsels gehaald en op de grond gezet, als merkteken dat dit een sterfhuis was. De rest van de luiken van het huis werden gesloten, de gordijnen gingen dicht, de spiegels in huis werden afgedekt en klokken werden stilgezet. Ook bij de naaste buren werd er een luik op de grond gezet als teken van rouw.
![]() |
De aanzegger of aanspreker |
De aanzegger ging rond om te vertellen dat er een sterfgeval was. De aanzeggers, meestal de naaste buren, gingen op pad met een lijst en
klopten met een stok op de zelden gebruikte voordeur en wachtten totdat
iedereen buiten was voordat ze hun zegje deden. Soms werden zelfs de huisdieren, het vee en de bijen op de hoogte gebracht dat de baas dood was.
De dorpstimmerman kreeg de opdracht een kist te maken. Nadat
de overledene in de kist was gelegd kwam daarover een zwart rouwlaken van de
diaconie. Dit kleed werd gemaakt van kostbare stof. Hoe rijker de stof, hoe duurder de huur er van was. De kosten van het
kleed van Sijbrant waren één gulden. Dit was het goedkoopste kleed, was je armlastig dan werd je zonder kleed begraven. Er waren ook kleden van drie of zes gulden.
Op de dag van de begrafenis van Sijbrant was het buiten niet
alleen koud, maar ook donker en betrokken. Een weerspiegeling van de stemming
van de familie en de buren.
Het uitdragen van de kist gebeurde ook door de
buren. Hierbij zorgden ze er voor dat de voeten van de overledene het eerst naar buiten gingen.
Daarna werd de kist op een wagen met paarden ervoor gezet. Op het platteland
namen de in een zwarte mantel gekleedde vrouwelijke familieleden op de wagen
plaats. Onder de burgerij was het een gewoonte dat alleen de mannen mee gingen
om de dode te begraven.
De stoet met familie en buren vertrok zo van de Coolsingel,
via een zogenaamde lijkweg naar de Hillegondakerk te Hillegersberg. Tegenwoordig een voettocht van een uur.
Zodra de stoet in het zicht kwam
van de kerk werden de klokken geluid. Sijbrant werd net als zijn vrouw begraven
in de kerk. De totale kosten van de begrafenis bedroegen f5,10 gulden volgens zijn vermelding in de begraafboeken.
De kist werd neergelaten in een gat in de vloer van de kerk
waarna deze weer werd toegedekt en de predikant sprak een lijkreden uit. Een
grafsteen met inscriptie zoals we die nu kennen kregen ze niet.
Na de begrafenis keerde men terug naar het sterfhuis voor
een rouwmaal. Dit was het laatste deel van de ceremonie voor de omstanders. "Uitvaart is zuipvaart" luid een oud gezegde.
Je kunt je voorstellen dat het er veel
gegeten, gedronken en gelachen werd. Na dit rouwmaal kwam het gewone leven weer
op zijn beloop.
Voor de kinderen van Sijbrant brak er een tijd van rouw aan.
Voor ouders, kinderen en echtgenoten was dit een tijd van één jaar en zes
weken. Voor broers en zussen een half jaar, voor ooms en tantes drie maanden en
voor neven en nichten zes weken.
Mannen droegen in de rouwtijd een zwarte jas,
vest en hoed. Ook vrouwen verschenen in het zwart. Na de zware rouw bestond er
ook nog een periode van halfrouw en lichte rouw, die tot een jaar of langer kon
duren.
De Hillegondakerk waar Sijbrant in 1773 begraven werd,
bestaat nog steeds. Misschien liggen Sijbrant en Anna er nog steeds...