Het is januari 1704, op de rede van Goeree liggen schepen uit Rotterdam te wachten op een gunstige wind die ze naar Oost-Indië zal brengen. Op het schip "Grimmestein" zit de 40 jarige Erasmus. De in Amsterdam geboren Erasmus is het middelste kind van de zeven kinderen van de Noor Sijbrant Dircks en de Zweedse Engeltie Barents.
Vader Sijbrant is naar Amsterdam gekomen als bootsgezel ontmoette er zijn vrouw Engeltje en is er nooit meer weggegaan. Varen is waarschijnlijk iets wat de mannen in de genen zit. Niet alleen vader Sijbrant heeft gevaren, ook Erasmus 3 jaar jongere broer Barent is al naar Oost-Indië geweest. Hij vertrok in 1689 als kwartiermeester naar de Oost vanuit Amsterdam op het schip "Moerkapelle".
Barents maandbrief van 14 gulden per maand staat op naam van zijn vader Sijbrant Dircks en zijn moeder Engeltie Barents, de schuldbrief van 250 gulden staat op naam van zijn moeder. Tot en met 1695 haalt zijn moeder het geld jaarlijks op. In 1696 zijn vader. In 1697 geen van beide meer, vermoedelijk zijn ze overleden. In 1698 komt Barent weer terug naar Nederland. Hij is dan bijna 10 jaar weggeweest.
Waarom gaat Erasmus ook met de VOC naar Oost-Indië? In tegenstelling tot zijn broer is hij wel getrouwd. Hoewel de verhalen van zijn broer avontuurlijk moeten hebben geklonken is de reis naar Batavia niet een zonder gevaren. Eenmaal getekend bij de VOC ben je voor minimaal 5 jaar in dienst, de heen- en terugreis niet meegerekend. En dan is het nog maar de vraag of je überhaupt ooit nog terugkomt.
Erasmus neemt het risico toch. Misschien heeft hij door geldzorgen weinig keus. Hij laat zijn vrouw Emmetje en zijn jonge kinderen achter in Rotterdam als het schip op 3 januari 1703 uitvaart.
In de dagen voor vertrek werd het aanmonsteren onder luid getrommel van de tamboer aangekondigd. De tamboer marcheerde door straten van de stad en de toekomstige zeelieden werden naar het Oost Indië huis gebracht. Daar stonden duizenden mannen te wachten. Er vertrok twee á drie keer per jaar een vloot, waarvoor per schip honderden mannen nodig waren. Er moesten schippers mee om leiding te geven, stuurmannen om te navigeren, bosschieters voor het geschut, timmerlieden voor onderhoud, chirurgijns, kok, provoosten e.d.
Voor vertrek heeft Erasmus een maandbrief voor zijn vrouw Emmetje afgesloten. Hiermee kon ze jaarlijks drie maand salarissen van Erasmus krijgen ter financiële ondersteuning. De gage die Erasmus elke maand ontvangt is 14 gulden. Deze maandbrief kon alleen worden afgesloten voor verwanten in de eerste graad. Bij onvoldoende saldo kreeg deze uitbetaling voorrang op andere schuldeisers.
Ook sloot Erasmus een schuldbrief af. Dit is een obligatie, een overdraagbare schuldbekentenis van maximaal 300 gulden. Net als de maandbrief had ook deze schuldbrief voorrang bij onvoldoende saldo. De werknemer in Azië kreeg dit gekort op zijn uitbetaling.
De schuldbrief van Erasmus is gericht aan Jan Sijmons. Waarom Erasmus bij hem een schuld heeft weet ik niet, vaak waren dit zogenaamde "zielverkopers", logementhouders die voor de VOC mensen aanbracht en ze tijdens de wachttijd voor aanmonstering kost en inwoning verstrekte maar tegen hoge prijzen en slechte omstandigheden.
Vaak werden de aankomende bemanningsleden door de logementhouders voorzien van een scheepskist en een uitrusting die ze nodig hadden voor de reis. Zo vertrokken de meesten al met een schuld naar de Oost. De twee manden gage die ze voor vertrek kregen was vaak niet voldoende om de schulden te voldoen. Om die reden sloten ze een schuldbrief af en hadden de logementhouders recht op een deel van de gage van de zeelieden.
Oost-Indisch huis, Rotterdam, 1700. |
De mannen namen hun scheepskist mee, gevuld met kleding, zeep en spiegel, pijp en tabak, lepels, kan en kroes, naaigerei en als je lezen kon, een bijbel, pen en papier, jenever, kazen, hammen en brood, genoeg voor de eerste weken aan boord.
Zal het afscheid van Erasmus en zijn gezin zwaar zijn geweest? Niet wetend of ze elkaar ooit nog weer zullen zien? Zijn jongste dochter was op moment van vertrek nog maar 6 maanden. Zijn enige zoon was 5 jaar.
Toen het schip "Grimmestein" op 3 januari vertrok vanuit Goeree had het aan boord 319 zeevaarders, 122 soldaten en 8 passagiers. Een totaal van 449 personen. Het schip legde op 6 januari aan in het Engelse Portsmouth. Twee zeevaarders sloegen hier meteen al op de vlucht. Op 17 januari vertrok het schip weer op weg naar Kaap de Goede Hoop.
Het leven aan boord van het schip was zwaar. De dagelijkse werkzaamheden bestonden uit op de uitkijk staan, wachtlopen, het bedienden van de zeilen. Ze teerden het schip, hielden het schoon en repareerden het waar nodig. Hadden ze vrije tijd dan hingen ze in hun hangmatten van zeildoek op het benedendek of als het weer goed was zaten ze boven op het dek.
Benedendeks was het krap, donker en slecht geventileerd. Er waren veel ongedierte, ratten, vlooien, luizen waren er in overvloed. De omstandigheden op het dek werden steeds slechter naarmate de reis langer duurde. De stank van de mannenlichamen, het drinkwater dat steeds meer begon te stinken, de geur van de uitwerpselen van de dieren en soms ook van de bemanningsleden. Bij mooi weer konden de luiken open, maar bij slecht weer moesten ze gesloten worden en werden de omstandigheden steeds onaangenamer.
De zeelieden kregen drie keer per dag een warme maaltijd, maar dit eten was erg eentonig. Proviand was vaak bedorven in de warme vochtige ruimtes en het gebrek aan vitamine C en schoondrinkwater zorgde voor scheurbuik en andere ziekten. De mannen waren ingedeeld in vaste groepen waarmee men at. Deze "bakken" bestonden uit zo'n 7 man die tijdens de reis uit een gezamenlijke bak aten.
Niet alles was echter kommer en kwel. Er werd veel spellen aan boord gespeeld en er werd gedanst en gezongen, muziek gespeeld en soms was er ook feest aan boord. Er werden toneelstukken opgevoerd
Op 26 mei 1704, na 144 dagen varen kwam de "Grimmestein" aan op Kaap de Goede Hoop. Hier konden de voorraden worden aangevuld. Schoon drinkwater, vers fruit, groente en vlees. Na een maand voor anker te hebben gelegen vertrok op donderdag 19 juni het schip weer.
Kaap de Goede Hoop |
Na nog eens 64 dagen varen bereikte het schip op 22 augustus 1704 eindelijk zijn eindbestemming, Batavia. 232 Dagen na het verlaten van Nederland.
Batavia, het hoofdkwartier in Azië, de centrale ontmoetingsplek van alle schepen van de VOC.
Kasteel Batavia |
Veelal waren de muren van het hospitaal het eerste wat de mannen in dienst van de VOC zagen toen ze Batavia bereikten. Velen kwamen ziek aan of werden ziek door de verandering van het voedsel en het klimaat. Alleen in het binnen-hospitaal in Batavia overleden tijdens de VOC periode 160.000 personen die in dienst waren getreden van de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Gemiddeld zaten er op de heenreis 206 mensen op het schip, op de terugreis was het aantal erg geslonken tot gemiddeld 109 personen.
Tussen 1602 en 1795 gingen er 4721 schepen van de VOC naar Azië. Met aan boord in totaal 973.000 Europeanen. Een een enorm aantal. Slechts 366.900 opvarenden zouden uiteindelijk terugkeren naar de Republiek.
Degene die nog wel gezond waren na de lange reis werden verdeeld over de barakken in de stad. Ze kregen een paar dagen vrij om te wennen aan alle indrukken en de stad bezichtigen.
De bevolking van Batavia was net als in Amsterdam een ware smeltkroes van nationaliteiten. Er woonden Chinezen, Europeanen, Mestiezen (nakomelingen van Europese mannen en Aziatische vrouwen), Javanen en Balinezen. Die laatste twee woonden echter buiten de poorten. De helft van de bevolking bestond uit slaven.
Na deze eerste vrije dagen kregen de nieuwkomers hun plaats en functie aangewezen. Ze werden gevraagd naar hun ambacht of werden na exercitie doorgestuurd naar andere handelsposten. Op de tientallen schepen die de onderlinge handel in Azië onderhielden bevonden zich nog een paar duizend matrozen. Erasmus was een van de matrozen. Hij bleef op het schip "Grimmestein" tot 25 oktober 1704 waarna hij overging op het schip "Schaapsherder".
De VOC-soldaten waren niet in het bezit van uniformen. Kleding was duur en ze gingen armoedig gekleed. En vaak hadden ze zelfs geen kousen en schoenen. Het moet een bont gezelschap zijn geweest. De een met een rood vest, de ander blauw, de een met blote benen, de ander zonder schoenen, rokjassen in allerlei kleuren.
Erasmus was Luthers. Deze religie mocht tot in de 18e eeuw niet openlijk beleden worden. Hierdoor mochten ze ook geen hoge ambten bekleden. Wat de functie van Erasmus was toen hij eenmaal in Oost-Indië aankwam heb ik niet terug kunnen vinden. Wel weet ik dat hij tot 1706 op het schip "Schaapsherder" verbleef. In de periode dat Erasmus op dit schip verbleef ging het o.a. naar Java, Samarang en de Coromalkust. In 1706 werd Erasmus overgeplaatst naar het schip "Gent". Dit schip voerde o.a. naar Perzië via Goa. Tot januari 1708 blijft dit het schip waar Erasmus op verblijft. Het is dan inmiddels al vier jaar geleden dat Erasmus van huis vertrok.
Eenmaal per jaar haalt zijn vrouw Emmetje de gage van drie maanden waar ze recht op heeft op, volgens de maandbrief . Voor ontvangst van deze 42 gulden moet ze haar handtekening zetten. Uit het soldijboek blijkt echter dat Emmetje niet kan schrijven. Er staat een kruis op de plek waar haar handtekening had moeten staan. " Kruis is van Emmetje Molenaer" staat erbij geschreven.
Kruis van Emmetje Molenaar |
Deze 42 gulden is omgerekend 470 euro waard in deze tijd. Een gezin had in die tijd gemiddeld 195 gulden per jaar nodig om van rond te komen. Naast de gewone baantjes als naaister, schoonmaaksters werden sommige van deze vrouwen die achterbleven ook "zielverkopers" voor de VOC om hun inkomen op de maandbrief aan te vullen. Bedeling kwam vaak voor. Ook de kinderen moest als ze oud genoeg waren werken om het hoofd boven water te houden.
Als uit de boeken bleek dat de zeeman zijn tijd had uitgediend kreeg hij toestemming om terug te keren naar de Republiek. Hij ontving een recommandatiebrief van de VOC en liet op het soldijkantoor zijn rekening opmaken en zijn privé zaken afhandelen. Vaak verkochten ze wat ze niet meer nodig hadden aan kleding en bezittingen en sloegen voedsel in voor de terugweg.
Persoonlijke souvenirs, handelswaar, maar ook ingelegde vis of groente om het eentonige eten aan te vullen werden meegenomen voor vertrek. De rariteitenkabinetten waren in die tijd erg populair. Er was veel interesse in de exotische voorwerpen zoals schelpen, kristallen, edelstenen, narwaltanden, opgezette dieren en inheemse planten. Denk aan hierbij bijvoorbeeld aan de verzameling die Rembrandt had. Dit soort rariteiten werden veelal meegenomen door de soldaten en matrozen om in eenmaal thuis te verkopen zodat er extra inkomen mee kon worden verworven. Ook kleine dieren als apen en papegaaien waren populair om mee te nemen om ze met winst te verkopen, als ze in leven bleven... Het beeld van zeelieden met een papegaai op de schouder was niet ongewoon in Amsterdam in die tijd. Maar ook dieren als nijlpaarden, luipaarden en struisvogels werden meegenomen door de hoge heren, vaak als cadeau voor prinsen, stadhouders en andere hoogwaardigheidsbekleders.
De retourvloten verlieten Batavia tussen november en januari. Op 12 februari 1708 was het voor Erasmus zover. Hij ging aan boord van de "Duivenvoorde". Ruim vijf jaar nadat hij Nederland verliet kon hij weer op de terugweg naar huis. De terugtocht duurde gemiddeld iets korter dan de heenreis. Er waren minder opvarenden aan boord waardoor en de zeestromen waren gunstiger.
Aan boord voerden zich ook zogenaamde "impotenten". Dit waren chronisch zieken die weer terug gingen naar Europa. Maar ook gevangenen die afgevoerd werden naar Robbeneiland en op Kaap de goede hoop achter gelaten werden.
Aan boord van de Duivenvoorde dit maal 105 passagiers, bestaand uit; 74 zeelieden, 17 soldaten, 5 impotenten en 5 overige passagiers.
Hoewel meer gehard dan op de heenreis door de zware leefomstandigheden en het tropenklimaat was de terugreis niet makkelijk. Op 7 juli 1708, 146 dagen na vertrek kwam de "Duivenvoorde" aan in Kaap de Goede Hoop voor de nodige verversingen.
46 Dagen lang hadden de zeemannen weer vaste grond onder de voet toen de schepen weer werden bevoorraad voordat ze aan hun laatste etappe op weg naar huis gingen.
Het laatste gedeelte van de reis zou echter een stuk langer duren dan voorzien. In plaats van dat het schip rechtstreeks naar Nederland ging, werd het opgeroepen om naar Falmouth, aan het begin van het Engelse Kanaal te gaan. Daar kwam het op 15 december 1708 aan. Vanuit daar slechts een paar dagen reizen tot de haven van Rotterdam. Het schip verbleef hier echter enkele maanden. Ik heb echter niet kunnen vinden waarom ze daar waren.
Toen de Duivenvoorde eindelijk vanuit Falmouth vertrok en de rede in zicht was maakten de zeelieden uitzinnig kabaal door te schreeuwen en op pannen en potten te slaan. Blij weer thuis te zijn.
Lag het schip op de rede voor anker dan kwamen er bewindhebbers aan boord om de opvarenden van hun eed aan de compagnie te ontslaan. Hiermee stopte ook de berekening van de gage.
Op 6 april 1709 was het eindelijk zover en konden de mannen met kleine scheepjes van boord om aan land te worden gebracht. De lading werd van boord gehaald door de sjouwers, dit kon nog dagen duren. Ook de kisten van de zeelieden zouden later van boord worden gehaald. Bijna 14 maanden nadat de terugreis begon.
Hoe prettig het ook was om weer in Europa te arriveren de lange reis, ziekte, kou en gebrek aan goede kleding eisten zijn tol. De mannen moesten vanaf de kade nog uren lopen naar Middelburg. Een teruggekeerde boekhouder schreef dat ze er uit zagen als doden. Grote groepen vrouwen van lichte zeden zwermden om ze heen, klaar om ze te verleiden en om te zorgen dat ze hun gage er meteen weer door heen brasten.
Degene die weer gezond en veilig terug waren gekomen konden na enkele dagen naar het Oost-Indisch huis om zijn kist op te halen. Na enkele weken konden de mannen zich laten uitbetalen. De soldijboeken, waarin alles keurig werd bijgehouden vermelden dat Erasmus op 24 april 1709 de 158,74 gulden op komt halen waar hij nog recht op heeft. Zijn handtekening gezet voor ontvangst van het geld.
Handtekening Erasmus Molenaar |
Erasmus kon nu weer naar huis, naar zijn vrouw en kinderen. Vijf jaar en drie maanden had hij zijn gezin niet gezien. Zouden ze hem nog herkend hebben na al die jaren afwezigheid? Zijn jongste dochter was een half jaar oud bij vertrek en zal geen herinneringen aan hem hebben gehad van de periode voordat hij wegging.
De mannen die terugkeerden uit de Oost moet mager, maar rood verbrand zijn geweest van de vele uren in de zon. Gekleed in de bonte oosterse kleding die in Batavia normaal was. Hun gedrag en taal ruw na het zoveel jaar in mannelijk gezelschap te hebben geleefd. Erasmus is vast als een hele andere man teruggekomen dan dat hij voor vertrek moet zijn geweest.
Zou hij zijn zoontje Dirk die bij terugkomst 10 jaar was verteld hebben over de olifanten, tijgers en neushoorns die er leefden? Over de avonturen die had beleefd. Over al die verschillende culturen, het Chinese vuurwerk, het wajangspel, de tempels. Al die verschillende kleding, smaken, muziek, flora en fauna. Het moet hebben geklonken als een sprookje en de kinderen moeten aan zijn lippen gehangen hebben.
Veel zeelieden wisten niet hoe snel ze in de bordelen moesten komen, waar ze hun geld aan drank en vrouwen uitgaven. Het salaris dat hen was uitbetaald er zo doorheen jagend.
Zou Erasmus ook een van die mannen zijn geweest? Zou hij meteen naar huis zijn gegaan? Naar zijn gezin en aan zijn vrouw het geld hebben gegeven? Zeker is dat hij op zijn vrouw zijn behoeftes heeft bevredigd. Ruim negen maanden na zijn thuiskomst werd dochter Pleuntie geboren.
Een jaar nadat Erasmus naar Oost-Indië vertrok gagingat ook jongere broer Barent opnieuw naar Oost-Indië. Barent was intussen getrouwd, de maandbrief was dit keer voor zijn vrouw Grietje. Barent gebruikte inmiddels de achternaam "Mulder". Erasmus de achternaam "Molenaar". Een andere benaming voor hetzelfde beroep. Ook jongste broer Hans gaat zich uiteindelijk "Mulder" noemen. Misschien toch een aanwijzing van het beroep van zijn vader?
Het is 8 januari 1705 als Barent als matroos met het schip de "Unie" naar Batavia vaart. Hij komt er 8 september aan, een reis van 243 dagen. Maar zoals zovelen wordt ook Barent ziek. Hij overlijd nog geen twee maanden na zijn aankomst in Batavia.
Dat Erasmus zijn broer is verloren in het verre Batavia houdt hem niet tegen om op 10 januari 1712 voor een tweede keer naar Batavia te gaan. Ditmaal als Bosschieter. Hij is belast met het afvuren van het kanon. Zijn gage is dit keer 12 gulden per maand. Emmetje is weer de begunstigster van de maandbrief. Ene Jan Jacobsz is dit keer in bezit van twee schuldbrieven, een voor 200 en een voor 50 gulden.
Erasmus vaart dit keer uit met het schip de "Standvastigheid". Ook nu vaart het schip uit vanaf de rede van Goeree. Op het schip 340 zeevaarders, 171 soldaten, 16 passagiers en 5 verstekelingen. Maar liefst 532 in totaal. Ik mag hopen dat dit een veel groter schip was!
Op 28 mei 1712, 139 na vertrek, komt het schip aan op de Kaap. Het water is weer aangevuld, verse fruit, groente, vlees en andere benodigdheden ingeslagen. Na 20 dagen vertrekt het schip op weg naar Batavia, waar het op 9 september 1712 aankomt. 243 Dagen na vertrek uit Nederland.
Op 24 september mag Erasmus van boord van schip en heeft hij eindelijk vaste bodem onder zijn voeten.
Wat Erasmus dan niet weet is dat zijn dochter Pleuntie, die verwekt is na zijn eerste thuiskomst dan al is overleden. Het meisje werd slechts 3 jaar oud. Bij haar overlijden word het gezin vermeld als wonend "aan de Rotte". Zoals gewoon in die tijd werd Pleuntie begraven in Hillegersberg. Ze wordt begraven buiten de kerk, en er is geen kleed om haar kist te bedekken. Al had zijn vrouw Emmetje kunnen schrijven, dan nog kan het meer dan een jaar duren voordat het volgende schip met post Batavia bereikte. Erasmus zal niet op de hoogte zijn geweest van dit overlijden.
En dan wordt Erasmus zelf ook ziek. Op 15 juli 1713 wordt hij opgenomen in het Batavia Hospitaal. Hij knapt blijkbaar weer op want hij gaat aan boord van de "IJsselmonde". Het schip vaart naar Cheribon en later naar Padang. Hier blijft hij tot 5 december 1713, dan vaart het schip weer terug naar Batavia. Op de laatste dag van het jaar 1713 overlijd Erasmus, slechts 49 jaar oud. Zijn gezin zal hem nooit weerzien...
Emmetje blijft alleen, 38 jaar oud, met haar twee overgebleven kinderen achter. Zoon Dirk is dan 15 jaar oud, dochter Engeltje is 10 jaar.
Hoe kwam je er in die tijd achter dat je dierbare was overleden? Lezen kon Emmetje niet en de post kon er jaren over doen. In 1713 en 1714 heeft Emmetje nog de jaarlijkse 3 maanden gage van Erasmus op kunnen halen blijkt uit het soldijboek. Pas in 1715 is de administratie op order en zijn de nieuwe gegevens uit Batavia verwerkt in het soldijboek. Kwam Emmetje er bij het ophalen van de gage pas achter dat haar man overleden was? Je kunt je in deze tijd van supersnelle communicatie nauwelijks iets bij voorstellen.
Soldijboek Erasmus Molenaar |
Hoewel ze met haar 38 jaar nog jong genoeg is, hertrouwd Emmetje nooit meer. Ze blijft nog veertig jaar alleen. Dochter Engeltje sterft in 1735, slechts 32 jaar oud. Aan de Binnenweg in Cool sluit op 9 september 1752 ook Emmetje voorgoed haar. Ze is dan 78 jaar oud.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten