Mijn opa, Johannes (Johan) Cornelis ten Barge was 25 jaar toen hij tijdens de tweede wereldoorlog te werk gesteld werd in Duitsland. Hij kreeg net als vele andere mannen een oproep voor de arbeitseisatz en moest zich melden. In de zomer van 1942 werd hij met vele andere jonge mannen vanuit Winterswijk en vele andere plaatsen in Nederland op de trein gezet richting Kiel, Duitsland. Eerste halte was in Bentheim waar de mannen zich moesten melden.
Johannes Cornelis ten Barge |
Mijn opa Johan kwam in lager Flintbek terecht, tien kilometer buiten Kiel. Een klein kamp waar plaats was voor zo'n 500 personen. Het lager bestond uit o.a. elf houten woonbarakken die bestonden uit drie kamers waar elk achtien personen konden slapen in negen stapelbedden. In het midden van elke barak stonden een grote kachel en twee houten tafels met houten banken en een paar kasten. Het merendeel van de mannen die in Flintbek zaten bestonden uit Nederlanders samen met enkele Belgen.
Barakken te Flintbek |
Mijn opa moest aan het werk bij DWK (Deutsche Werken Kiel) op de scheepswerf, vermoedelijk als lasser. Het bedrijf was een van de vele scheepswerven in Kiel die in groot tempo schepen maakten voor de oorlogsstrijd. Na 1944 maakte DKW voornamelijk secties voor onderzeeërs van het type XXI. In Hamburg en Weser werden de onderzeeërs vervolgens in elkaar gezet.
Vanuit het lager Flintbek liepen de dwangarbeiders elke dag naar het station om met de trein naar Kiel te worden vervoerd. Een wandeling van een kwartier. Waarna je in Kiel vanuit de haven met een bootje naar de scheepswerf werd gebracht.
Aangezien de Nederlanders en Belgen als mede "Germanen" niet echt als vijand werden gezien waren de lagers niet omheind en konden ze het kamp gewoon in en uit. Zo mocht je op bezoek bij familie en kennissen in andere lagers in de buurt. Ook werden er regelmatig variété avonden georganiseerd uiteraard met toestemming van de lagerführer. In 1943 hadden de mannen het weekend nog vrij, dat zou later veranderen.
Plattegrond van de Barak door P. van Eekelen |
Eten moest je ophalen in de kantine, waar je in een lange rij moest wachten. Het eten nam je mee terug naar je barak waarna je het zo snel mogelijk op at zodat je nog kon proberen of je nog een tweede keer in de rij kon gaan staan in de hoop dat er nog wat eten was. Het eten in het lager was in het begin niet slecht maar werd slechter naarmate de oorlog vorderde. Koolraap en koolsoep stonden bijna standaard op het menu volgens een van de voormalige dwangarbeiders, Petrus van Eekelen, destijds 20 jaar. Hij zat tegelijkertijd als mijn opa in het lager. In een brief die hij in 1993 schreef over zijn tijd in Flintbek verteld hij over zijn twee jaar in het kamp. "Nadat we onze kast hadden ingepakt, moesten we nog het bed opmaken. Deze bestond uit een matras en een deken. De matras was een blauw-wit gestreepte hoes die je moest vullen met stroken papier, en daar hebben we twee jaar op geslapen."
In de winter was het in de barakken erg koud ondanks de kachel. De kolen waren op rantsoen en 's avonds kropen de mannen zo dicht mogelijk bij de kachel. Ook hadden de mannen last van een luizenplaag, zo hardnekkig dat uiteindelijke iedereen ontluisd moest worden en overgebracht moesten worden naar een ander kamp zodat de barakken ook behandeld konden worden. Maar dat hielp maar voor korte duur door het gebrek aan hygiëne.
Bron: http://zwangsarbeiter-s-h.de/ |
Het saamhorigheidsgevoel was erg belangrijk in de kleine barakken. Samen probeerden ze de moed er in te houden al werd het steeds lastiger naarmate de oorlog langer duurde. Ook het in ongewisse zitten over je thuisfront was zwaar. Er werd wel post gestuurd naar huis, maar niet alles kwam aan en het duurde erg lang voor er bericht of pakketten terug kwam. Ook werd er gecensureerd, over de voortdurende angst voor luchtaanvallen kon je niet vertellen. Het bleef een oppervlakkige correspondentie.
tekst op de kaart, geschreven door mijn opa |
DWK werd voor driekwart verwoest op 14-5-1942. Op de achtergrond de restanten van de Kruiser Admiraal Hipper |
Opa en Oma in Kiel bij de fam. Möller |
Mijn oma en Heinrich Möller |
Heinrich Möller en zijn vrouw zijn zelfs nog op de bruiloft van mijn ouders geweest. Op de foto die na de ceremonie in het stadhuis is gemaakt staan ze als tweede vreemden tussen de ouders, broers en zussen van de bruid en bruidegom. Lang heb ik niet geweten wie die twee mensen op de foto waren.
Misschien heeft mijn opa ze voor de bruiloft uitgenodigd (mijn ouders in elk geval niet) en hoewel het niet de bedoeling was, zijn ze de hele dag gast geweest op de bruiloft. Heel bijzonder, de lagerführer van je vader op je bruiloft... Mijn ouders hebben met mijn geboorte zelfs nog een felicitatiekaart van ze gehad.
Helaas overleed mijn opa vier weken na mijn geboorte op 63 jarige leeftijd en heeft hij mij nooit zelf kunnen vertellen hoe het voor hem was in Kiel. Onlangs is de Collectie Arbeidseinsatz gedigitaliseerd en zo heb ik met behulp van boeken en de brieven van Petrus van Eekelen zo goed mogelijk geprobeerd die periode uit het leven van mijn opa te reconstrueren. Het moet een periode zijn geweest die zijn sporen heeft nagelaten in het leven van mijn opa.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten