woensdag 28 september 2016

Johannes van Adrichem

14 Augustus 1858, een mooie zomerdag.
In de bedelaarskolonie Ommerschans wordt ’s avonds om 10 uur een baby geboren. Het is een jongetje en hij wordt, zoals in die tijd gebruikelijk, vernoemd naar zijn grootvader Johannes. Op 16 augustus gaat zijn vader Johannes Huibert aangifte doen van de geboorte bij de gemeente Ommen. Vader Johannes Huibert is een Kolonist, en in verband met vluchtgevaar moet er een veldwachter mee om aangifte te doen van de geboorte. Een aanwezige klerk wordt de tweede getuige.

Ommerschans

Moeder van het kleine ventje is Hendrikje Vitjeroo. Een vrouw die op haar 31e al haar man en dochtertje was verloren. Beide overleden in de Ommerschans.  9,5 Maand na het overlijden van haar man Jacobus beviel Hendrikje van dochter Johanna Catharina Vitjeroo. Vader onbekend...

In 1857 als Hendrikje voor de 2e keer en Johannes Huibert voor de 5e keer, wordt ontslagen uit de Ommerschans, tref ik ze beide aan in het bevolkingsregister van Avereest. In Wijk L nr 2, het is dan oktober 1857, wonen ze er samen met nog een aantal mensen. 
Dochter Johanna Catharina Vitjeroo, die dan twee jaar is, staat er niet bij.  Misschien sloeg hier de vonk over, want amper 1 maand later, op 3 november 1857 trouwen Hendrikje en Johannes Huibert met elkaar.
Drie dagen na hun huwelijk vertrekt het kersverse echtpaar naar Amsterdam volgens de notities in het bevolkingsregister van Avereest. Drie maanden later, het is dan 11 februari 1858 en buiten is het bijna 4 graden onder nul, wordt het stel weer opgezonden richting Ommerschans vanuit Assen. Hendrikje is dan al zwanger van baby Johannes.

Ik vraag me af, waarom vanuit Assen? Zijn ze nooit in Amsterdam aangekomen? Ik heb ze daar namelijk niet kunnen vinden. Zijn ze vrijwillig richting de Ommerschans vertrokken? Hebben ze zich bewust laten oppakken zodat ze met dat koude weer, zwanger en met een twee jarige dochtertje een warme plek om te wonen hadden? Johannes Huibert was aan zijn rechterzijde mank en zal niet veel hebben kunnen werken. Hoe erbarmelijk de situatie ook was in de Ommerschans, blijkbaar nog altijd beter dan bedelen in de kou met een klein kindje.

Maar goed, ze worden weer opgenomen, Hendrikje bevalt van zoon Johannes. Johannes Huibert wil dan ook Johanna Catharina Vitjeroo erkennen als zijn dochter, maar zij blijkt nooit geregistreerd te zijn bij de burgerlijke stand in Ommen. Via de rechtbank wordt, drie jaar na haar geboorte, Johanna Catharina alsnog geregistreerd in het supplementair geboorte register van de Stad Ommen. Johannes Huibert lukt het niet om haar te erkennen, want de rest van haar leven houdt ze de achternaam Vitjeroo.

De familie doet het goed in de Ommerschans. Zo goed dat ze een hoeve mogen betrekken, horend bij de Ommerschans. Johannes Huibert is dan vrijboer. Hij bewoond een klein boerderijtje met een stukje land waar hij gewassen op moet telen. Het is hoeve nr 18. (Nu Zelhorstweg 10, Vinkenbuurt) In deze hoeve wordt ook zoon Hendrik Wijnandus Arie geboren op 28 april 1861. 



Op 11 juli 1861 vertrekt het gezin naar Veenhuizen. Daar wordt nog een dochter geboren. Ze noemen haar Gerhardina. Ze wordt geboren op 5 juni 1863 en van de geboorte wordt aangifte gedaan in Norg. Een hele tijd lijkt het goed te gaan.

Onderwijs is verplicht in de koloniën, dus de kinderen leren lezen en schrijven. Ongeletterdheid in de onderste laag van de bevolking is erg groot, veel van hun leeftijdsgenootjes zullen dan ook nooit leren schrijven. Johannes, Hendrikus en Gerhardina wel. 

Alles werd bij gehouden in de Ommerschans. Dus ook wat kleine Johannes elke dag te eten kreeg. Kinderen van 2 tot 12 jaar kregen 3/5 van een portie eten. Eén portie eten bestond uit: 3 kop aardappelen of 2,5 kop aardappelen met 1 kop knollen of met 0,5 kop wortelen of verse kool, bonen, erwten. Of Soep voor het middageten. Daarbij kregen ze schapen-, rund-, of varkensvlees, of spel en boter. Voor het avondeten kregen ze roggebrood. Ontbijt kregen ze niet.- Vanaf 12 jaar kregen ze 4/5 van een portie omdat ze vanaf deze leeftijd moesten werken. 

Ook qua kleding is exact bekend wat ze aanhadden. De mannen en jongens boven de 6 jaar droegen een pet een regenbuis, een voerlaken broek, een hemd, een halsdoek, kousen en klompen. Tot 6 jaar liepen de jongens met een rok of jurk en een gebreide must. De "verpleegden" zoals ze genoemd werden sliepen in een hangmat en hadden "een stroozak, een hoofdkussen, een bedlaken, een wollendeken en 1 katoenendeken". 

Het zal niet makkelijk zijn geweest opgroeien in een strafkolonie. Gezinnen werden uit elkaar gerukt. Mannen bij de mannen, vrouwen bij de vrouwen en kinderen op een aparte zaal. Het was een vergaarbak voor invaliden, wezen, mensen die niet wilden werken, arbeidsongeschikten en ander uitschot. Op de slaapzalen werden open tonnen gebruikt als wc, overal krioelde het van het ongedierte. Schurft en oogziektes waren de gewoonste zaken. Je moest voor je vertrek een bepaald bedrag bij elkaar verdienden. Werken vanaf je 12e, en dan het constant verplaatsen, vanuit de Ommerschans naar een hoeve als je goed je best deed of naar een arbeidersgezin woninkje in Veenhuizen. En als je het bedrag bij elkaar had mocht je vertrekken om met je gezin weer door het land te trekken op zoek naar bestaansmiddelen en een plek om te wonen. 


Het hielp niet dat er een stigma ruste op de voormalige bewoners van de Kolonie van Weldadigheid. Werk vinden was niet makkelijk, helemaal niet als je een voormalig kolonist was. Dat kon je beter verzwijgen. En met een handicap zal het nog moeilijker zijn geweest. Misschien dat ze daarom keer op keer (vrijwillig?) terugkeerden naar de Ommerschans?  

Vanaf april tot november 1870 werkt dochter Johanna Catharina als dienstbode bij de boekhouder Lerouy in Veenhuizen. Ze is dan nog maar 15 jaar.

Ik weet niet wanneer het gezin weer ontslagen is uit Veenhuizen maar op 29-12-1870 wordt opnieuw het hele gezin opgezonden vanuit Assen. Buiten vriest het 8 graden, er is moeilijk aan werk te komen, en dat drijft ze met een gezin met vier kinderen weer naar Assen, waarna ze weer opgenomen worden in de Ommerschans. Het is dan al de 7e keer dat Johannes veroordeeld en opgezonden wordt. 

Vanuit de Ommerschans gaat het gezin weer naar een arbeidersgezinhuisje in Veenhuizen. Twee jaar zullen ze er blijven. Als de oudste dochter 17 en de jongste 7 jaar wordt het gezin opnieuw ontslagen. Het is de dag voor kerst en voor de laatste keer loopt het gezin de weg af, weg van Veenhuizen en de Ommerschans en ze zullen er nooit weer terugkeren.  Johannes Huibert heeft er dan met tussenpozen maar liefst 30 jaar gezeten. Zijn zoon Johannes is dan 14 jaar.

De weg naar Veenhuizen


Tussen 1872 en 1874 ben ik het gezin even kwijt. Een aantekening in het bevolkingsregister van de volgende woonplaats vermeld dat ze in Hellendoorn hebben gewoond. Ik heb ze in het bevolkingsregister van Hellendoorn niet gevonden, maar zelf vermoed ik dat ze misschien in Nijverdal hebben gewoond.

Want in 1836 stichtte Thomas Ainsworth met samenwerking van de Nederlansche Handel-Maatschappij, Nijverdal als fabrieksdorp. De naam Nijverdal komt van de woorden nijverheid en Reggedal. Ze stichten er een fabriek met een weverij en een spinnerij. Thomas Ainsworth overleed en in 1850 opende de gebroeders Salomson de Koninklijke Stoom Weverij. Het was in 1854 de enige draaiende stoomweverij in Nederland en had maar liefst 360 getouwen. De gebroeders trokken wevers aan uit heel Nederland. Bijvoorbeeld van het eiland Schokland en uit de Koloniën van Weldadigheid. Waarschijnlijk is Johannes Huibert hier ook op afgekomen en zoons Johannes en Hendrik zullen er wel gewerkt hebben. Ook zijn broer Wijnandus woonde een tijd in Hellendoorn en zijn overlijden in het Drentse Veenoord wordt in Hellendoorn geregistreerd. 

In 1874 duikt het gezin van Adrichem op in Hilversum. Ook hier stond een grote textielfabriek. Net buiten het dorp aan de (Gooische) vaart werd speciaal voor de arbeiders van de fabriek huizen gebouwd. Al snel kreeg het de naam “het rode Dorp” Regelmatig stroomde er namelijk rood verfwater door de straten, afkomstig van de fabriek.
Het Rode dorp had een eigen cultuur. Het stond bekend om zijn vechtpartijen, kroegjes en onafhankelijke mentaliteit. Zoon Hendrik heeft er ook het een en ander uitgevreten, maar daarover volgt meer in een andere blogpost.

Graven aan de vaart. Bron: oudhilversum.nl
Het rode Dorp Hilversum Bron: oudhilversum.nl
De textielfabriek in Hilversum. Foto van vóór 1874! Bron: oudhilversum.nl

De lonen in de fabriek waren redelijk, de mannen werkten 66 uur per week. Dat was een stuk minder dan de handwevers die wel 78 uur per week werkten. Er was een ziekenfonds, en ze hadden hun eigen huisje. Net toen het voor het gezin een beetje voor de wind leek te gaan, overleed vader Johannes Huibert in 1878 op slechts 58 jarige leeftijd. 
Ineens was zoon Johannes, 19 jaar oud, de man in huis en zou hij nog harder hebben moeten werken om voor zijn moeder, broertje en zusje te zorgen. 
Halfzus Johanna Catharina was toen al getrouwd met Abraham de Roo en woonden in Rheine, Duitsland. Moeder Hendrikje ging bij dit gezin wonen toen Johannes op 20 jarige leeftijd in Militaire Dienst moest. Hij kwam terecht bij het regiment Grenadiers Jagers in Den Haag. Hier was Johannes Hoornblazer.

"Oefenig der recruten op de achterplaats" Oranjekazerne Den Haag

Koning Willem I richtte op 7 juli 1829 het regiment Grenadiers Jagers op. De koning zag de Grenadiers Jagers als een keurkorps dat een voorbeeld voor de rest van het leger was. Omdat het korps in Den Haag, in de directe nabijheid van de koning, gelegerd was, werden de Grenadiers Jagers als een garderegiment (elite-eenheid) beschouwd, dat in geoefendheid en uitstraling een voorbeeld moest zijn voor de andere infanterie-eenheden.
De Grenadiers Jagers werden gestationeerd in de beide residenties van de koning ’s-Gravenhage en Brussel, de laatste omdat Nederland en België toen verenigd waren. Ze dienden ‘onder het oog des Konings’. Zij hadden daarom vanaf hun oprichting een speciale band met het Oranjehuis en met ’s-Gravenhage. Zij waren gelegerd in de befaamde Oranjekazerne midden in de stad. Deze kzerne werd gebouwd in de tuin van de Koninklijke Bibliotheek, die aan het Lange Voorhout was. In maart 1919 brandde deze kazerne af. Waar de kazerne heeft gestaan, bevindt zich nu het Louis Couperusplein.

Oranjekazerne Den Haag

In dienst ging het er waarschijnlijk anders aan toe dan hij gewend was geweest in het rode dorp, waar diefstal misschien wel orde van de dag was. Johannes was nog maar net in dienst toen hij al werd veroordeeld. “Diefstal van goederen, in Oegstgeest, waarbij hij als Sausgarde geplaatst was. Jegens twee personen gepleegd. Veroordeeld door Hoog Militair gerechtshof. Staf, 5 jaren kruiwagenstraf. Ten eersten maal gestraft. Overgenomen en ingeschreven 15-12-1879.  14-11-1883 einde straf op last van der Commissie van Administratie". Aldus de inschrijving in de gevangenis te Hoorn. 

Gevangenis Hoorn. Thans Gevangenishotel


Hij was op dat moment een 21 jarige man van 1,582 cm lang. Hij had bruin haar en wenkbrauwen, blauwe ogen en een ovaal gezicht. Zijn voorhoofd was rond, en hij had een gewone mond en neus en een ronde kin. Zijn kleur was gezond en hij had geen baard of andere bijzondere kenmerken.

Nadat hij zijn straf uitgezeten had kwam Johannes richting Enschede. Ook hier was een bloeiende textielindustrie en kon hij aan de slag als wever.

Skyline Enschede

In Enschede woonde Judith Langkamp. Judith was ongehuwd en had een zoon van 2 jaar. Albert Frederik genaamd. Johannes en Judith touwden op 25 maart 1886. Bij dit huwelijk wettigde Johannes Albert Frederik. Zeven maanden na hun huwelijk werd dochter Johanna Huberta geboren in Ibbenburen, Duitsland. In de grensregio rond Enschede was een bloeiende textielindustrie. 
Maar dat Johannes moeilijk vast werk kon vinden is wel te zien aan de geboorte plaatsen waar de kinderen geboren werden. 

Dertien maanden na de geboorte van Johanna Huberta werd zoon Frederik geboren aan de Emmastraat in Enschede. Zoon Hendrik/Heinrich volgde in 1889 in Schüttorf (Dld).

Johannes halfzus Johanna Catharina woonde nog steeds in Rheine en stierf daar op de veel te jonge leeftijd van 35 jaar. Ze liet 3 kinderen van 5,7 en 10 jaar oud achter. Haar man Abraham de Roo overleed 6 jaar later. De kinderen waren toen 11, 13 en 17 jaar oud. Johannes werd voogd van de drie zonen van het echtpaar. Ze woonden bij ze in tot ze op eigen benen konden staan.

Het zal een drukke bedoening zijn geweest in het huisje van de familie van Adrichem, want intussen waren ook dochters Albertina Frederika (1892), Barendjen (1894) en Alberdina (1896) geboren in Nordhorn. Helaas overleed de oudste zoon Albert Frederik in 1891 op 7 jarige leeftijd in Enschede.

afdakswoningen

Eenmaal weer in Enschede ging het gezin wonen aan de Sebastopol, nummer 28. De Sebastopol stond bekend als een vergaarbak voor mensen die aan de onderkant van de samenleving verkeerden. Eigenlijk net zoals in het Rode Dorp in Hilversum.
Sebastopol geplaagd door grote sociale problemen. Het drankmisbruik was er groot en vanwege de armoede werden er veel schimmige handeltjes bedreven. Met de hygiëne en algemene woonomstandigheden was het in de huizen niet al te best gesteld. Riolering en stromend water ontbraken en de woningen waren vochtig en overbevolkt. 
Het Enschede van rond 1900 was zeer dynamisch, mensen kwamen en vertrokken, er was een constante stroom werkzoekenden uit heel Nederland. Tussen de vele nieuwkomers bevonden zich ook een groot aantal kleurrijke figuren die niet behoorden tot de groep gewone fabrieksarbeiders: ambulante handelaren, orgeldraaiers, voddenkoopmannen enzovoort. En dus ook een voormalig kolonist uit de Ommerschans. In dit huis aan de Sebastopol werd dochter Judith (1900) en zoon Johannes (1903) geboren.
Sebastopol
Sebastopol
Het leven was zwaar voor ze. Op de persoonskaart die ik bij het CBG heb aangevraagd staan Albertina Frederika, Barendjen en Frederik na 1907 niet meer op. Ik ben bang dat ze alle drie in Duitsland zijn overleden. Vier van de 9 kinderen verliezen op jonge leeftijd moet echt verschrikkelijk zijn geweest. En dan de constante zorg om je gezin onderdak en te eten te geven. Om rond te komen was Johannes courantenbezorger en volgens de familieverhalen ook Hannekemaaier.
Wikipedia leert mij dat Hannekemaaiers seizoenarbeiders waren (voornamelijk uit Duitsland) die in de zomer te voet naar Nederland kwamen om op het te land werken. De term hannekemaaier is afkomstig van de naam Johannes, doorgaans afgekort tot Hannes en is ontleend aan de dag van traditionele in-dienst-treding, Sint Johannesdag (24 juni). 

Hannekemaaiers


Een lichtpuntje in het leven van Johannes en Judith moet de geboorte van hun eerste kleinkind zijn geweest. Dochter Johanna Huberta (die overal vermeld wordt als van Andrichem) beviel van zoon Reinder. Uiteindelijk kreeg Johannes maar liefst 17 kleinkinderen. En tijdens zijn leven werden er nog 8 achterkleinkinderen geboren. Johannes' moeder Hendrikje Vitjeroo overleed in 1913 in Hilversum op de mooie leeftijd van 89 jaar. Ze was toen al bijna 30 jaar weduwe.

Het gezin ging wonen aan de Getfertweg. Het huis stond pal naast textielfabriek Scholten. Deze joekel van een fabriek had aan de Getfertweg een vrij gesloten straatwand. Waar de voormalige oprit van de Ambulances van het MST was, lag het ketelhuis gevestigd. Op 10 meter hoogte een gigantische stoomketel, gewoon in de open lucht. 
Stoomketel Textielfabriek Scholten Haaksbergerstraat


Het was in de 50er jaren heel gewoon om met de stoomfluit tijdsignalen te geven. Die waren bestemd voor het personeel om ze er aan te herinneren dat het werk moest beginnen of eindigen. Ook werd er een oproepsysteem gebruikt voor personeel. 4 á 5 Toontjes snel achter elkaar waren te horen over het hele fabrieksterrein en dus ook in de wijde omgeving.  Het moet een soms een kakafonie van stoomfluiten, signalen en bellen van de sprinklerinstallaties zijn geweest daar aan de Getfertweg. Denk daarbij gevoegd de rook en stank die de fabrieken uitbraakten en je begrijpt dat het Enschede van 50 jaar geleden een totaal andere sfeer ademde. 

Textielfabriek Scholten

Na het overlijden van zijn vrouw Judith Langkamp op 78 jarige leeftijd woonde hij bij dochter Judith van Adrichem aan de Floresstraat. Later kwam Johannes kwam in het oude Mannenhuis aan de Molenstraat in Enschede te wonen. Achterkleinkinderen kunnen zich nog herinneren dat ze geld naar hun overgrootvader moesten brengen. 
Tehuis voor oude mannen en vrouwen, Molenstraat Enschede
Volgens mijn vader was hij een hoge leeftijd nog een energiek man die zo over een bankje sprong. Op een koude decemberavond kreeg Johannes ruzie en vertrok uit het mannenhuis waarna hij de volgende dag op een bankje in het Volkspark is gevonden. Hij had de hele nacht in de kou gezeten. Johannes liep een longontsteking op waar hij uiteindelijk aan is overleden. Hij werd maar liefst 97 jaar, niet slecht voor een kolonisten zoon!  

Johannes is pas in 1955 overleden, fotografie was al lang uitgevonden. Ik ben overtuigd dat er ergens een foto van hem moet zijn en misschien ook wel van zijn vrouw Judith. Ik wil zo ongelofelijk graag zien hoe deze man er uit ziet! Dus ik blijf maar speuren naar verre familieleden en wie weet kan ik hier ooit een foto van hem hier laten zien, dat zou geweldig zijn. Vind je ‘m eerder dan ik, Let me know! 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten