14 Augustus 1858, een mooie zomerdag.
In de
bedelaarskolonie Ommerschans wordt ’s avonds om 10 uur een baby geboren. Het is
een jongetje en hij wordt, zoals in die tijd gebruikelijk, vernoemd naar zijn
grootvader Johannes. Op 16 augustus gaat zijn vader Johannes Huibert aangifte
doen van de geboorte bij de gemeente Ommen. Vader Johannes Huibert is een
Kolonist, en in verband met vluchtgevaar moet er een veldwachter mee om
aangifte te doen van de geboorte. Een aanwezige klerk wordt de tweede getuige.
Ommerschans |
Moeder van het kleine ventje is Hendrikje Vitjeroo. Een
vrouw die op haar 31e al haar man en dochtertje was verloren. Beide overleden
in de Ommerschans. 9,5 Maand na het
overlijden van haar man Jacobus beviel Hendrikje van dochter Johanna Catharina Vitjeroo.
Vader onbekend...
In 1857 als Hendrikje voor de 2e keer en Johannes Huibert voor de 5e keer, wordt ontslagen uit de Ommerschans, tref ik ze beide aan in het bevolkingsregister van Avereest. In Wijk L nr 2, het is
dan oktober 1857, wonen ze er samen met nog een aantal mensen.
Dochter Johanna
Catharina Vitjeroo, die dan twee jaar is, staat er niet bij. Misschien sloeg hier de vonk over, want amper 1
maand later, op 3 november 1857 trouwen Hendrikje en Johannes Huibert met
elkaar.
Drie dagen na hun huwelijk vertrekt het kersverse echtpaar
naar Amsterdam volgens de notities in het bevolkingsregister van Avereest. Drie maanden later, het is dan 11 februari 1858 en buiten is het bijna 4 graden
onder nul, wordt het stel weer opgezonden richting Ommerschans vanuit Assen.
Hendrikje is dan al zwanger van baby Johannes.
Ik vraag me af, waarom vanuit Assen? Zijn ze nooit in
Amsterdam aangekomen? Ik heb ze daar namelijk niet kunnen vinden. Zijn ze vrijwillig richting de Ommerschans vertrokken? Hebben ze zich bewust laten oppakken zodat
ze met dat koude weer, zwanger en met een twee jarige dochtertje een warme plek
om te wonen hadden? Johannes Huibert was aan zijn rechterzijde mank en zal niet
veel hebben kunnen werken. Hoe erbarmelijk de situatie ook was in de Ommerschans, blijkbaar nog altijd beter dan bedelen in de kou met een klein kindje.
Maar goed, ze worden weer opgenomen, Hendrikje bevalt van
zoon Johannes. Johannes Huibert wil dan ook Johanna Catharina Vitjeroo erkennen
als zijn dochter, maar zij blijkt nooit geregistreerd te zijn bij de burgerlijke
stand in Ommen. Via de rechtbank wordt, drie jaar na haar geboorte, Johanna Catharina
alsnog geregistreerd in het supplementair geboorte register van de Stad Ommen. Johannes Huibert lukt het niet om haar te
erkennen, want de rest van haar leven houdt ze de achternaam Vitjeroo.
De familie doet het goed in de Ommerschans. Zo goed dat ze
een hoeve mogen betrekken, horend bij de Ommerschans. Johannes Huibert is dan
vrijboer. Hij bewoond een klein boerderijtje met een stukje land waar hij
gewassen op moet telen. Het is hoeve nr 18. (Nu Zelhorstweg 10, Vinkenbuurt) In
deze hoeve wordt ook zoon Hendrik Wijnandus Arie geboren op 28 april 1861.
Op 11 juli 1861 vertrekt het gezin naar Veenhuizen. Daar
wordt nog een dochter geboren. Ze noemen haar Gerhardina. Ze wordt geboren op
5 juni 1863 en van de geboorte wordt aangifte gedaan in Norg. Een hele tijd lijkt
het goed te gaan.
Onderwijs is verplicht in de koloniën, dus de kinderen leren
lezen en schrijven. Ongeletterdheid in de onderste laag van de
bevolking is erg groot, veel van hun leeftijdsgenootjes zullen dan ook nooit leren schrijven. Johannes, Hendrikus en Gerhardina wel.
Alles werd bij gehouden in de Ommerschans. Dus ook wat
kleine Johannes elke dag te eten kreeg. Kinderen van 2 tot 12 jaar kregen 3/5
van een portie eten. Eén portie eten bestond uit: 3 kop aardappelen of 2,5 kop
aardappelen met 1 kop knollen of met 0,5 kop wortelen of verse kool, bonen,
erwten. Of Soep voor het middageten. Daarbij kregen ze schapen-, rund-, of varkensvlees,
of spel en boter. Voor het avondeten kregen ze roggebrood. Ontbijt kregen ze
niet.- Vanaf 12 jaar kregen ze 4/5 van een portie omdat ze vanaf deze leeftijd
moesten werken.
Ook qua kleding is exact bekend wat ze aanhadden. De mannen en
jongens boven de 6 jaar droegen een pet een regenbuis, een voerlaken broek, een
hemd, een halsdoek, kousen en klompen. Tot 6 jaar liepen de jongens met een rok
of jurk en een gebreide must. De "verpleegden" zoals ze genoemd
werden sliepen in een hangmat en hadden "een stroozak, een hoofdkussen,
een bedlaken, een wollendeken en 1 katoenendeken".
Het zal niet makkelijk zijn geweest opgroeien in een
strafkolonie. Gezinnen werden uit elkaar gerukt. Mannen bij de mannen, vrouwen bij de vrouwen en kinderen op een aparte zaal. Het was een vergaarbak voor invaliden, wezen, mensen die niet wilden werken, arbeidsongeschikten en ander uitschot. Op de slaapzalen werden open tonnen gebruikt als wc, overal krioelde het van het ongedierte. Schurft en oogziektes waren de gewoonste zaken. Je moest voor je vertrek een bepaald bedrag bij elkaar verdienden. Werken vanaf je 12e, en dan het constant verplaatsen, vanuit de Ommerschans naar een hoeve als je goed je best deed of naar een arbeidersgezin woninkje in Veenhuizen. En als je het bedrag bij elkaar had mocht je vertrekken om met je gezin weer door het land te trekken op zoek naar
bestaansmiddelen en een plek om te wonen.
Het hielp niet dat er een stigma
ruste op de voormalige bewoners van de Kolonie van Weldadigheid. Werk vinden was niet makkelijk, helemaal niet als je een voormalig kolonist was. Dat kon je beter verzwijgen. En met een handicap zal het nog moeilijker zijn geweest. Misschien dat ze daarom keer op keer (vrijwillig?) terugkeerden naar
de Ommerschans?
Vanaf april tot november 1870 werkt dochter Johanna
Catharina als dienstbode bij de boekhouder Lerouy in Veenhuizen. Ze is dan nog
maar 15 jaar.
Ik weet niet wanneer het gezin weer ontslagen is uit
Veenhuizen maar op 29-12-1870 wordt opnieuw het hele gezin opgezonden vanuit
Assen. Buiten vriest het 8 graden, er is moeilijk aan werk te komen, en dat
drijft ze met een gezin met vier kinderen weer naar Assen, waarna
ze weer opgenomen worden in de Ommerschans. Het is dan al de 7e keer
dat Johannes veroordeeld en opgezonden wordt.
Vanuit de Ommerschans gaat het
gezin weer naar een arbeidersgezinhuisje in Veenhuizen. Twee jaar zullen ze er
blijven. Als de oudste dochter 17 en de jongste 7 jaar wordt het gezin
opnieuw ontslagen. Het is de dag voor kerst en voor de laatste keer loopt het
gezin de weg af, weg van Veenhuizen en de Ommerschans en ze zullen er nooit weer
terugkeren. Johannes Huibert heeft er
dan met tussenpozen maar liefst 30 jaar gezeten. Zijn zoon Johannes is dan 14 jaar.
De weg naar Veenhuizen |
Tussen 1872 en 1874 ben ik het gezin even kwijt. Een
aantekening in het bevolkingsregister van de volgende woonplaats vermeld dat
ze in Hellendoorn hebben gewoond. Ik heb ze in het bevolkingsregister van
Hellendoorn niet gevonden, maar zelf vermoed ik dat ze misschien in Nijverdal
hebben gewoond.
Want in 1836 stichtte Thomas Ainsworth met samenwerking van de
Nederlansche Handel-Maatschappij, Nijverdal als fabrieksdorp. De naam Nijverdal
komt van de woorden nijverheid en Reggedal. Ze stichten er een fabriek met een
weverij en een spinnerij. Thomas Ainsworth overleed en in 1850 opende de
gebroeders Salomson de Koninklijke Stoom Weverij. Het was in 1854 de enige draaiende
stoomweverij in Nederland en had maar liefst 360 getouwen. De gebroeders
trokken wevers aan uit heel Nederland. Bijvoorbeeld van het eiland Schokland en
uit de Koloniën van Weldadigheid. Waarschijnlijk is Johannes Huibert hier ook
op afgekomen en zoons Johannes en Hendrik zullen er wel gewerkt hebben. Ook
zijn broer Wijnandus woonde een tijd in Hellendoorn en zijn overlijden in het Drentse Veenoord wordt in Hellendoorn geregistreerd.
In 1874 duikt het gezin van Adrichem op in Hilversum. Ook
hier stond een grote textielfabriek. Net buiten het dorp aan de (Gooische) vaart werd speciaal voor de arbeiders van de fabriek huizen gebouwd. Al snel kreeg
het de naam “het rode Dorp” Regelmatig stroomde er namelijk rood verfwater door de
straten, afkomstig van de fabriek.
Het Rode dorp had een eigen cultuur. Het
stond bekend om zijn vechtpartijen, kroegjes en onafhankelijke mentaliteit. Zoon
Hendrik heeft er ook het een en ander uitgevreten, maar daarover volgt meer in
een andere blogpost.
Graven aan de vaart. Bron: oudhilversum.nl |
Het rode Dorp Hilversum Bron: oudhilversum.nl |
De textielfabriek in Hilversum. Foto van vóór 1874! Bron: oudhilversum.nl |
De lonen in de fabriek waren redelijk, de mannen werkten 66
uur per week. Dat was een stuk minder dan de handwevers die wel 78 uur per week
werkten. Er was een ziekenfonds, en ze hadden hun eigen huisje. Net toen het
voor het gezin een beetje voor de wind leek te gaan, overleed vader Johannes
Huibert in 1878 op slechts 58 jarige leeftijd.
Ineens was zoon Johannes, 19 jaar
oud, de man in huis en zou hij nog
harder hebben moeten werken om voor zijn moeder, broertje en zusje te zorgen.
Halfzus Johanna Catharina was toen al getrouwd met
Abraham de Roo en woonden in Rheine, Duitsland. Moeder Hendrikje ging bij dit gezin wonen toen Johannes op 20 jarige leeftijd
in Militaire Dienst moest. Hij kwam terecht bij het regiment Grenadiers Jagers
in Den Haag. Hier was Johannes Hoornblazer.
"Oefenig der recruten op de achterplaats" Oranjekazerne Den Haag |
Koning Willem I richtte op 7 juli 1829 het regiment
Grenadiers Jagers op. De koning zag de Grenadiers Jagers als een
keurkorps dat een voorbeeld voor de rest van het leger was.
Omdat het korps in Den Haag, in de directe nabijheid van de koning, gelegerd
was, werden de Grenadiers Jagers als een garderegiment (elite-eenheid)
beschouwd, dat in geoefendheid en uitstraling een voorbeeld moest zijn voor de
andere infanterie-eenheden.
De Grenadiers Jagers werden gestationeerd in de beide
residenties van de koning ’s-Gravenhage en Brussel, de laatste omdat Nederland
en België toen verenigd waren. Ze dienden ‘onder het oog des Konings’. Zij
hadden daarom vanaf hun oprichting een speciale band met het Oranjehuis en met
’s-Gravenhage. Zij waren gelegerd in de befaamde Oranjekazerne midden in de
stad. Deze kzerne werd gebouwd in de tuin van de Koninklijke Bibliotheek, die aan het Lange Voorhout was. In maart 1919 brandde deze kazerne af. Waar de kazerne heeft gestaan,
bevindt zich nu het Louis Couperusplein.
Oranjekazerne Den Haag |
In dienst ging het er waarschijnlijk anders aan toe dan hij
gewend was geweest in het rode dorp, waar diefstal misschien wel orde van de dag
was. Johannes was nog maar net in dienst toen hij al werd veroordeeld. “Diefstal
van goederen, in Oegstgeest, waarbij hij als Sausgarde geplaatst was. Jegens
twee personen gepleegd. Veroordeeld door Hoog Militair gerechtshof. Staf, 5
jaren kruiwagenstraf. Ten eersten maal gestraft. Overgenomen en ingeschreven
15-12-1879. 14-11-1883 einde straf op
last van der Commissie van Administratie". Aldus de inschrijving in de
gevangenis te Hoorn.
Gevangenis Hoorn. Thans Gevangenishotel |
Hij was op dat moment een 21 jarige man van 1,582 cm lang. Hij had bruin haar en wenkbrauwen, blauwe ogen en een ovaal gezicht. Zijn voorhoofd was rond, en hij had een gewone mond en neus en een
ronde kin. Zijn kleur was gezond en hij had geen baard of andere bijzondere
kenmerken.
Nadat hij zijn straf uitgezeten had kwam Johannes richting
Enschede. Ook hier was een bloeiende textielindustrie en kon hij aan de slag
als wever.
Skyline Enschede |
In Enschede woonde Judith Langkamp. Judith was ongehuwd en
had een zoon van 2 jaar. Albert Frederik genaamd. Johannes en Judith touwden op
25 maart 1886. Bij dit huwelijk wettigde Johannes Albert Frederik. Zeven maanden na hun huwelijk werd dochter Johanna
Huberta geboren in Ibbenburen, Duitsland. In de grensregio rond Enschede was
een bloeiende textielindustrie.
Maar dat Johannes moeilijk vast werk kon vinden
is wel te zien aan de geboorte plaatsen waar de kinderen geboren werden.
Dertien maanden na de geboorte van Johanna Huberta werd zoon Frederik geboren aan de
Emmastraat in Enschede. Zoon Hendrik/Heinrich volgde in 1889 in Schüttorf (Dld).
Johannes halfzus Johanna Catharina woonde nog steeds in
Rheine en stierf daar op de veel te jonge leeftijd van 35 jaar. Ze liet 3
kinderen van 5,7 en 10 jaar oud achter. Haar man Abraham de Roo overleed 6 jaar later. De kinderen waren toen 11, 13 en 17 jaar oud. Johannes werd
voogd van de drie zonen van het echtpaar. Ze woonden bij ze in tot ze op eigen benen konden staan.
Het zal een drukke bedoening
zijn geweest in het huisje van de familie van Adrichem, want intussen waren ook dochters Albertina Frederika (1892), Barendjen (1894) en Alberdina (1896) geboren
in Nordhorn. Helaas overleed de oudste zoon Albert Frederik in 1891 op 7 jarige
leeftijd in Enschede.
afdakswoningen |
Eenmaal weer in Enschede ging het gezin wonen aan de
Sebastopol, nummer 28. De Sebastopol stond bekend als een vergaarbak voor mensen die aan
de onderkant van de samenleving verkeerden. Eigenlijk net zoals in het Rode Dorp in Hilversum.
Sebastopol geplaagd door grote sociale problemen. Het
drankmisbruik was er groot en vanwege de armoede werden er veel
schimmige handeltjes bedreven. Met de hygiëne en algemene woonomstandigheden
was het in de huizen niet al te best gesteld. Riolering en stromend water
ontbraken en de woningen waren vochtig en overbevolkt.
Het Enschede van rond
1900 was zeer dynamisch, mensen kwamen en vertrokken, er was een constante
stroom werkzoekenden uit heel Nederland. Tussen de vele nieuwkomers bevonden
zich ook een groot aantal kleurrijke figuren die niet behoorden tot de groep
gewone fabrieksarbeiders: ambulante handelaren, orgeldraaiers, voddenkoopmannen
enzovoort. En dus ook een voormalig kolonist uit de Ommerschans. In dit huis
aan de Sebastopol werd dochter Judith (1900) en zoon Johannes (1903) geboren.
Sebastopol |
Sebastopol |
Het leven was zwaar voor ze. Op de persoonskaart die ik bij
het CBG heb aangevraagd staan Albertina Frederika, Barendjen en Frederik na 1907
niet meer op. Ik ben bang dat ze alle drie in Duitsland zijn overleden. Vier van de 9 kinderen verliezen op jonge leeftijd moet echt
verschrikkelijk zijn geweest. En dan de constante zorg om je gezin onderdak en te eten te geven. Om rond te
komen was Johannes courantenbezorger en volgens de familieverhalen ook
Hannekemaaier.
Wikipedia leert mij dat Hannekemaaiers seizoenarbeiders
waren (voornamelijk uit Duitsland) die in de zomer te voet naar Nederland
kwamen om op het te land werken. De term hannekemaaier is afkomstig van de naam
Johannes, doorgaans afgekort tot Hannes en is ontleend aan de dag van
traditionele in-dienst-treding, Sint Johannesdag (24 juni).
Hannekemaaiers |
Een lichtpuntje in het leven van Johannes en Judith moet de
geboorte van hun eerste kleinkind zijn geweest. Dochter Johanna Huberta (die
overal vermeld wordt als van Andrichem) beviel van zoon Reinder. Uiteindelijk
kreeg Johannes maar liefst 17 kleinkinderen. En tijdens zijn leven werden er nog 8 achterkleinkinderen geboren. Johannes' moeder Hendrikje Vitjeroo overleed in
1913 in Hilversum op de mooie leeftijd van 89 jaar. Ze was toen al bijna 30
jaar weduwe.
Het gezin ging wonen aan de Getfertweg. Het huis stond pal
naast textielfabriek Scholten. Deze joekel van een fabriek had aan de Getfertweg een vrij gesloten straatwand. Waar de voormalige oprit van de Ambulances van
het MST was, lag het ketelhuis gevestigd. Op 10 meter hoogte een gigantische
stoomketel, gewoon in de open lucht.
Stoomketel Textielfabriek Scholten Haaksbergerstraat |
Het was in de 50er jaren heel gewoon om met de stoomfluit
tijdsignalen te geven. Die waren bestemd voor het personeel om ze er aan te
herinneren dat het werk moest beginnen of eindigen. Ook werd er een
oproepsysteem gebruikt voor personeel. 4 á 5 Toontjes snel achter elkaar waren
te horen over het hele fabrieksterrein en dus ook in de wijde omgeving. Het moet een soms een kakafonie van
stoomfluiten, signalen en bellen van de sprinklerinstallaties zijn geweest daar
aan de Getfertweg. Denk daarbij gevoegd de rook en stank die de
fabrieken uitbraakten en je begrijpt dat het Enschede van 50 jaar geleden een
totaal andere sfeer ademde.
Textielfabriek Scholten |
Na het overlijden van zijn vrouw Judith Langkamp op 78 jarige
leeftijd woonde hij bij dochter Judith van Adrichem aan de Floresstraat. Later kwam Johannes kwam in het oude
Mannenhuis aan de Molenstraat in Enschede te wonen. Achterkleinkinderen kunnen
zich nog herinneren dat ze geld naar hun overgrootvader moesten brengen.
Tehuis voor oude mannen en vrouwen, Molenstraat Enschede |
Volgens
mijn vader was hij een hoge leeftijd nog een energiek man die zo over een
bankje sprong. Op een koude decemberavond kreeg Johannes ruzie en vertrok uit
het mannenhuis waarna hij de volgende dag op een bankje in het Volkspark is
gevonden. Hij had de hele nacht in de kou gezeten. Johannes liep een longontsteking
op waar hij uiteindelijk aan is overleden. Hij werd maar liefst 97 jaar, niet
slecht voor een kolonisten zoon!
Johannes is pas in
1955 overleden, fotografie was al lang uitgevonden. Ik ben overtuigd dat er
ergens een foto van hem moet zijn en misschien ook wel van zijn vrouw Judith. Ik
wil zo ongelofelijk graag zien hoe deze man er uit ziet! Dus ik blijf maar
speuren naar verre familieleden en wie weet kan ik hier ooit een foto van hem hier
laten zien, dat zou geweldig zijn. Vind je ‘m eerder dan ik, Let me know!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten