donderdag 29 september 2022

Zuiderzeesteunwet, deel II, KP4

December 1927, mijn overgrootvader Evert Mossel is 42 jaar, net zo oud als ik nu ben. Hij heeft, zelfs voor die tijd, een heel groot gezin. Samen met zijn vrouw Marie Ruiten heeft hij de monden van 13 kinderen te voeden. Als visser was het in die tijd al niet makkelijk om genoeg geld te verdienen om al die kinderen groot te brengen. Nu wordt de Zuiderzee, waar Evert dagelijks op vist met zijn schuit de KP4, afgesloten met een dijk en kan hij zijn beroep niet meer uitoefenen. 

Evert en Marie

Evert vist op de Zuiderzee op paling, spiering, haring en garnalen. Dat levert ongeveer 23 gulden per week op. En nu valt dat inkomen weg. Evert is alleen naar de lagere school geweest en ging zoals normaal was in die tijd al vanaf 8 jarige leeftijd met zijn vader mee de zee op om te vissen. Zo heeft hij zijn vak geleerd en hij heeft ook nooit iets anders gedaan. Hoe gaat hij nu aan een andere baan komen? De zorgen die Evert en Marie hierover hebben gehad moeten groot zijn geweest. 

De rijksdienst voor uitvoering van de Zuiderzeensteunwet waarover ik in de vorige post heb geschreven zorgde niet alleen voor een tegemoetkoming, maar kon ook voorzien in een opleiding, hulp bij het zoeken van een baan e.d. En dat heeft Evert hard nodig.

Als Evert in december 1927 zijn eerste aanvraagformulier voor de Zuiderzeesteunwet instuurt staat er in dat hij op dat moment al bezig is om een baan in de textiel te krijgen in Enschede. Enschede was in die tijd een van de grootste textielsteden van Nederland. Er werkten op het hoogtepunt ca. 50.000 mensen in de textielindustrie. 

De oudste dochter van Evert en Marie, Zus genoemd, is dan 18 jaar. Ze helpt haar moeder in de huishouding. Die hulp is hard nodig met 13 kinderen. Jans, de tweede dochter is 16 jaar, zij werkt in een Emaillefabriek en verdient 10 gulden per week. Zoon Anton, 15 jaar, werkt bij zijn vader en gaat elke dag met hem mee vissen. Zoon Rein is 14 en zit niet meer op school volgens de papieren, maar heeft nog geen werk. De andere kinderen; Kees van 12, Jaap van 11, Annie van 10, Bart van 8, Katrien van 7 en Jo van 6 jaar gaan naar school. De jongste drie dochters, Toni van 5, Marie van 3 en Ada van 1 jaar zijn nog te jong om naar school te gaan en zijn thuis bij moeder en Zus. 

De oudste kinderen Mossel

Evert is volgens het dossier nog werkkrachtig genoeg en hij probeert in de textiel een baan te vinden voor hem en zijn oudste kinderen. Op elk inschrijfformulier staat ook een advies van de Burgermeester van Kampen. Op Everts formulier heeft hij het volgende geschreven; "Aanvrager is als Zuiderzee-Visscher belanghebbende. Geadviseerd wordt aanvrager te steunen bij zijn pogen om te werk te worden gesteld op een textielfabriek. In verband met zijn groot kindertal zal aanvrager in de textiel-industrie zeer goed op zijn plaats kunnen zijn."

In februari 1929 probeert Evert een tegemoetkoming te krijgen om dat hij vanaf november niets meer verdiend. Het vriest, het is koud, de schuit ligt vast in het ijs. Hij heeft op dat moment een eigen huis met een hypotheek van 1200 gulden. Hij hoopt dat de tegemoetkoming maar eenmalig nodig zal zijn en hij het daarna op eigen kracht verder te kunnen. De aanvraag wordt goedgekeurd, hij ontvangt tot begin maart 6 gulden per week.

In april 1928 schrijft de secretaris der Generale Commissie Zuidersteunwet een brief naar de eerder genoemde Burgermeester van Kampen. "Naar aanleiding van uw advies, gesteld op de aanvragen van J. en E.J. Mossel, heb ik de eer u te verzoeken, Uwe medewerking te verleenen, dat aanvragers zich als werkzoekende laten inschrijven bij den correspondent der arbeidsbemiddeling en door hen een formulier 0.0 wordt ingevuld voor hulp ter verkrijging van werk." (Jacob Mossel is de twee jaar jongere broer van Evert en wil met zijn gezin ook naar Enschede).

Snel gaat het allemaal niet. Eind mei krijgen Evert en zijn broer eindelijk de benodigde formulieren toegestuurd. Intussen probeert Evert ook geld te krijgen als tegemoetkoming, maar dat verzoek wordt afgewezen. In juli krijgt hij bericht dat zijn aanvraag in behandeling is genomen. In april 1929 worden er verdere inlichtingen aan de burgermeester van Kampen gevraagd. In juli wordt hij in het register van werkzoekenden geregistreerd. Hij is dan al anderhalf jaar bezig met de aanvraag. 

Ook broer Kees die in 1918 als knecht bij zijn vader Antonius op de KP 24 meevoer doet een aanvraag. Hij verliet in 1920 de visserij om in een zuivelfabriek te gaan werken. Hij wil graag een tegemoetkoming ontvangen voor een opleiding voor zijn kinderen. (Die hij uiteindelijk niet krijgt.)

Waar het Evert nog niet is gelukt werk te vinden in Enschede, zijn het zijn oudste dochters Zus en Jans al wel gelukt. Zus is dan 19 jaar en Jans 17 en ze zijn beide al enkele maanden in Enschede aan het werk in een textielfabriek. Ze wonen aan de de Bouterstraat 3. Voor Evert ligt het wat moeilijker om naar Enschede te gaan. Er is wel werk voor hem en zijn mee vissende zoon Antoon en zoon Rein, die inmiddels in een sigarenfabriek werkt, maar het lukt hem niet om een huurhuis te krijgen, een voorwaarde voor een verhuizing naar Enschede. De Generale Commissie en de Burgermeester van Kampen zijn druk in overleg met de Burgermeester van Enschede om een woning voor Evert en zijn gezin te vinden. Bouwvereniging "Ons Huis" heeft in Glanerbrug bijna een aantal woning klaar en Evert hoopt dat hij daar een woning krijgt. Ondertussen wordt door de Generale Commissie ook nog geprobeerd Evert naar Eindhoven te krijgen. Er zijn ook banen bij Philips voor hen. Maar omdat dochters Jans en Zus al in Enschede werken heeft Evert "niet de minste lust" om naar Eindhoven te gaan. 

Batjanstraat

Op 24 juni 1929 is het eindelijk zover. Evert en Marie hebben een huis weten te bemachtigen aan de Batjanstraat 59 in Enschede. Het gezin vertrekt met de 11 kinderen die nog in Kampen zijn per trein naar Enschede. De reiskosten bedragen 24 gulden en 15 cent. De rest van hun bezittingen zijn per vrachtauto van de firma Lodewijks te Oldebroek naar Enschede gebracht. Volgens de commissie de goedkoopste optie. De kosten hiervoor bedragen 35 gulden. Om in de textielfabriek van te kunnen werken heeft Evert werkpakken nodig. Hij heeft er twee aangeschaft voor 6,40 per stuk. Opgeteld heeft hij 71 gulden en 95 cent uitgegeven om naar Enschede te komen. Een flink bedrag in die tijd. Geld dat Evert op dat moment niet heeft. Omdat er nogal spoed achter de verhuizing zit heeft het Rooms Katholieke armenbestuur te Kampen dit voorgeschoten. Ook 88 gulden die nodig zijn om de eerste drie maanden huur te betalen zijn door het bestuur voorgeschoten. De burgermeester van Kampen vraagt aan de commissie van de Zuiderzeesteunwet het geld aan hem uit te betalen zodat hij dit weer aan het armenbestuur kan terug betalen. Er zijn wel voorwaarden aan verbonden. Als Evert binnen één jaar zonder gegronde redenen de fabriek verlaat moet hij alsnog de kosten zelf betalen.

Evert Mossel aan de Vluchtestraat

Niet alleen Evert heeft werk gevonden in Enschede, ook oudste zonen Antoon en Rein kunnen aan het werk in de textielfabriek. Omdat Evert een lening had bij de Kredietvereniging van de Zuiderzee om zijn schuit de KP4 te kopen en er nog een schuld van 821 gulden open staat krijgt de kredietvereniging van de Zuiderzee de KP4 ter beschikking. De KP4 met de naam "de goede verwachting" was een half gedekte schuit van 14 ton en werd gebouwd in 1906. Evert had 10 haringnetten, 4 botnetten, 8 gaande en staande spieringnetten en 34 haringfuiken. Ook had hij nog 10 span en 3 kuilen. De netten werden opgeruimd, de schuit bleef liggen in de haven tot deze in 1933 werd verkocht voor 350 gulden.

Afscheid nemen van je schuit, je woonplaats en de zee waar je zoveel tijd van je leven hebt doorgebracht om te gaan werken in een lawaaierig en stoffige textielfabriek moet heel moeilijk zijn geweest. Uiteraard was het heel hard werken als visser, maar je was de hele dag buiten, weids uitzicht, wind in je haren. Een enorm contrast met de hele dag opgesloten te zitten in een donkere fabriek. Wel zal hij zin gezin vaker hebben gezien nu hij elke avond thuis kwam in plaats van de hele week op zee te zitten. 


Evert gaat aan het werk bij een van de grootste textielfabrieken van Enschede, van Heek, aan de Lage Bothofstraat in Enschede. Hij gaat er 20 gulden per week verdienen. In 1932 werken zeven van zijn kinderen ook in de textielindustrie, maar het gaat slecht in de textiel branch. In het dossier van Evert staat dat er verwacht wordt dat enkele van hen doordoor binnen kort  en er staat in het dossier dat er verwacht wordt dat enkele van hen binnenkort hun baan gaan verliezen. Toch blijkt alles in kannen en kruiken te zijn nu Evert en zijn kinderen in de textielindustrie aan het werk zijn. Er komen geen nieuwe papieren bij in het dossier tot 1954. Evert mag met pensioen!

Evert is inmiddels 69 jaar. Kinderen Toni, Ada en Bart wonen nog thuis, hoewel Bart op dat moment al wel getrouwd is. Toni werkt bij Ramie Union en helpt in de huishouding. Ze verdient 18,47 gulden per week. Ada werkt bij Baurichter en verdiend goed, 34, 83 per week. Ze betaald 10 gulden kostgeld per week aan haar ouders.  Bart is zonder baan en betaald ook 10 gulden kostgeld. Evert ontvangt 9 gulden per week pensioen van van Heek en 90 gulden per maand uit de Noodwet Ouderdomsvoorziening, een voorloper van de AOW.

In 1962 heeft Evert nog steeds een schuld van ruim 300 gulden bij de Kredietvereniging van de Zuiderzee. Dit wordt geleidelijk aan verrekend met de geldelijke tegemoetkoming die hij ontvangt. Dat echt alles wat maar enigszins in het nadeel of voordeel op financieel gebied kan zijn voor Evert moet worden doorgegeven. Regelmatig kom ik in het dossier berekeningen tegen op blaadjes van scheurkalenders. 

Bij de oprichting van de rijksdienst voor uitvoering van de Zuiderzeesteunwet werd verwacht dat de klus in 5 jaar geklaard zou zijn. Was je jonger dan 40 jaar dan kreeg je immers maximaal 5 jaar een uitkering. Vissers ouder dan 65 jaar kregen levenslang een uitkering, maar aangezien die levensverwachting minder hoog was dan nu dachten ze dan na 10 jaar het aantal snel af zou nemen. Van de 14000 dossiers die er in totaal werden aangelegd, kregen er in 1955 nog 1600 mensen nog steun uit de Zuiderzeesteunwet. In 1975 waren dit nog maar een paar gevallen die door één ambtenaar kon worden verzorgd. Evert was een van die gevallen. In 1975 werd besloten de rijksdienst ter uitvoering van de Zuiderzeesteunwet op te heffen. In 1974 verzoekt de Sociale Dienst in Enschede dan ook om de overmaking van geldelijke tegoeden naar Evert door de Sociale dienst te laten lopen. Vanaf dat moment zitten er bijna alleen nog maar salarisgegevens van personeelsadministratie in het dossier.

Evert en Marie

Op 4 september 1975 verhuizen Evert en Marie van de Christian Huygensstraat 54 in Enschede waar ze dan al een tijd wonen, naar het bejaardencentrum Ariëns aan het Redemptoristenpark in Glanerbrug. Waar Evert in november 1977 overlijd op 92 jarige leeftijd. Zijn 109 pagina's tellend dossier wordt gesloten.

Ik heb me lang afgevraagd wat er na de verkoop van de KP4 met de schuit is gebeurd. Ik heb in de Schokkererf terug kunnen vinden dat de KP4 later is overgenomen door ene Ruth Woning. In 1955 kreeg men in Kampen genoeg van alle aftandse scheppen en wrakken die in de haven lagen. Ze werden verbannen naar het Gat van Seveningen. Dit is een diepe plas aan de IJssel bij Kampen. Een zandafgraving van de jaren vijftig. Hier verdwenen de schuiten onder water en zo ontstond op die plek een Botter kerkhof. Veertig jaar later heeft de Stichting tot Behoud van Kamper Botters op die plek een onderzoek uitgevoerd met als doel nog bruikbare onderdelen te vinden voor de KP32 waar ze op dat moment bezig waren met restauratie. Er werden aan de westkant van het Gat, wat vroeger de Zwemsloot heette, vier wrakken gevonden. Drie daarvan waren bijna helemaal verrot. Dit waren de KP4, de KP6 en een botter met een onbekend nummer. Met lage waterstand kon je nog een stukje van de plecht, het zeilwerk en de spanten van één van de botters boven water uitsteken...



Geen opmerkingen:

Een reactie posten