Vorig jaar was ik voor de tentoonstelling over het leven van Frida Kahlo in Assen. Opnieuw een bezoek brengen aan het Drents Archief voor vervolgonderzoek naar de familie van Adrichem stond al lang op mijn lijstje. Ik besloot het bezoek aan de tentoonstelling te combineren met een bezoek aan het archief waar ik graag de vonnissen van de rechtbank te Assen in wilde zien over het gezin van Adrichem. Deze gegevens zijn niet online te bekijken en het archief ligt op loopafstand van het museum, dus twee vliegen in één klap. Een dag van te voren heb ik de documenten die ik wilde zien gereserveerd en deze lagen, heel fijn, bij aankomst al op me te wachten.
Drents Archief |
Dat het gezin van Johannes Huibert van Adrichem lang in de koloniën van Weldadigheid heeft gezeten was me al bekend, maar ik was heel erg benieuwd wat ze nu hadden gedaan om daar te recht te komen.
Het eerste vonnis was van Johannes Huibert van Adrichem, negenendertig jaar, geboren in Rotterdam en Hendrikje Vitjeroo, vierendertig jaar oud, geboren in Leeuwarden en laatst wonend in Amsterdam, beide zonder beroep. Ze hadden op dat moment één dochter, Johanna Catharina Vitjeroo, twee jaar oud, geboren in de Ommerschans.
Op 23 januari 1858 verklaard de heer G. Boekhout, veldwachter te Havelte, onder ede dat Johannes Huibert en Hendrikje bij hem aan de woning om brood hebben gevraagd.
In het vonnis staat vervolgens; Artikel 227 en 207 in het Wetboek van strafvordering en artikel 52 van dat strafregt, mitsgaders van artikel 19 van de wet van 29 Junij 1854, welke artikelen, voor zooverre hieronder ingevoegd, luiden; Artikel 19 "Die bedelende wordt gevonden in eene plaats, voor welke een openbare inrigting ter voorkoming van bedelarij bestaat, wordt gestraft met een gevangenisstraf van veertien dagen tot zes maanden. De Regter kan gelasten, dat landloopers en bedelaars, na het uiteinde der gevangenisstraf naar een bedelaarsgesticht of werkhuis zal worden overgebragt."
Ze worden veroordeeld voor eenvoudige bedelarij en krijgen een gevangenisstraf van veertien dagen en opzending naar een bedelaarsgesticht. Johanna Catharina Vitjeroo wordt met haar twee jaar vrijgesproken omdat ze "niet heeft gehandeld met het oordeel des onderscheids" Dit oordeel des onderscheids wordt benoemd in een artikel "Wanneer de beschuldigde beneden de zestien jaren oud is , zal hij, indien het uitgemaakt is, dat hij zonder oordeel des onderscheids gehandeld heeft, vrijgesproken worden, maar hij zal naar gelang de omstandigheden aan zijn nabestaanden teruggegeven worden of in een verbeterhuis gebragt worden". Met oordeel des onderscheids wordt zoiets bedoeld als het beoordelingsvermogen of iets goed of slecht is. Wordt gedacht dat de gedaagde dit niet kon beoordelen op dat moment dan wordt diegene vrijgesproken. Zo ook de tweejarige Johanna Catharina, die uiteraard hiervoor te jong was. Ze wordt aan haar ouders teruggegeven en hoewel vrijgesproken gaat ook zijn veertien dagen naar een correctiehuis en daarna naar een bedelaarsgesticht. In dit bedelaarsgesticht moeten ze de kosten terug verdienen die zijn gemaakt voor deze zitting. In dit geval is dat twee gulden en zesenvijftig ééntweede cent.
Rechtbank Assen |
Mijn eerste gedachte was, wat dom on nu juist bij een veldwachter te gaan bedelen. Maar toen bedacht ik me dat dit niet de eerste keer was dat Johannes Huibert en Hendrikje naar een bedelaarsgesticht gezonden zouden worden. Ze hebben elkaar tenslotte leren kennen in de Ommerschans waar dochter Johanna Catherina ook is geboren. Het was al Johannes Huiberts zesde keer dat hij opgezonden werd. Mijn vermoeden was dat het een bewust handelen was. Een manier om te zorgen dat ze weer werden opgezonden zodat ze weer een onderdak, kleding en eten hadden. Ze moesten er wel hard voor werken maar het was beter dan met een klein kindje bedelend door Amsterdam zwerven. Johannes Huibert had een mank been en werk vinden zal voor hem moeilijker zijn geweest. Als beroep gaf hij aan schrijver te zijn. Dit zal geen boekenschrijver zijn geweest, maar vermoedelijk iemand die brief of documenten schreef voor instanties of ongeletterden. Het geeft wel aan dat hij zelf lang genoeg onderwijs heeft genoten en de taal voldoende machtig was in schrift.
Het gezin wordt eerst opgezonden naar de Ommerschans waar ze uiteindelijk een hoeve gaan beheren aan de nu Zelhorstweg 10 in Vinkenbuurt (Ommen). In 1861 wordt het gezin opgezonden naar Veenhuizen. Waarna ze na een aantal jaar hun schulden hebben afgelost en weer in vrijheid worden gesteld.
Het volgende vonnis kom ik pas in 1870 tegen. Het gezin was inmiddels flink uitgebreid. Het is 28 december 1870, en in de rechtbank staan Johannes Huibert van Adrichem, volgens opgave eenenvijftig jaar oud, geboren te Rotterdam en zijn vrouw Hendrikje Fitjeroo, volgens opgave zevenenveertig jaar oud, geboren te Leeuwarden en hun kinderen Johanna Catherina Fitjeroo, volgens opgave van de eerste persoon, Johannes Huibert dus, is dit kind ook van hem en is ze geboren voor het huwelijk van Johannes Huibert en Hendrikje. Ik dacht dat Johanna Catharina een dochter kon zijn van Hendrikjes eerste echtgenoot Jacobus de Haan. Hendrikje bevalt namelijk acht maanden na het overlijden van haar eerste man Jacobus. Ook heb ik gedacht dat er mogelijk nog een andere vader kon zijn geweest, maar hier geeft Johannes Huibert aan dat hij de vader is. Hendrikje en Johannes moeten dan al een relatie hebben gekregen voor Hendrikjes eerste man Jacobus overleed.
Johanna Catharina is in 1870 zestien jaar oud en geboren in de Ommerschans. Het tweede kind is Johannes, volgens opgave dertien jaar oud, geboren in de Ommerschans. Derde kind is Hendrik Wijnandus Arie van Adrichem, elf jaar oud en ook geboren in de Ommerschans. Het vierde kind is de tien jarige Gerhardina, zij is geboren in Veenhuizen. De plek waar ze ook allemaal als laatst gewoond hebben. Allen zijn ze zonder beroep.
Op tweede kerstdag 1870, het was buiten -5 graden, werden de drie jongste kinderen bedelend aangetroffen door de veldwachter van Assen, alle drie vroegen ze hem om een cent. Dit moet wel bewust zijn geweest, als je kijkt naar het eerder genoemd artikel 19. De kinderen onder de zestien worden er op uitgestuurd om te bedelen, dochter Johanna Catharina van zestien jaar niet. Wel wordt dit strafbaar feit gepleegd met oordeel des onderscheids. Dat betekend dat ze oud genoeg zijn om te weten wat ze doen en daarom wordt het hele gezin veroordeeld tot een dag gevangenisstraf en met het hele gezin opgezonden naar een bedelaarsinrichting. De kosten voor het geding zijn twee gulden en drieëndertig eentweede cent. Ik vind het een triest beeld, drie kinderen van tien, elf en dertien jaar oud er op uitsturen om te bedelen bij de veldwachter zodat je veroordeeld wordt en weer een dak boven je hoofd krijgt. He gezin zal uiteindelijk twee jaar in Veenhuizen blijven. Het is wel de allerlaatste keer dat het gezin een zogenaamde lijfsdwang krijgt opgelegd. Op tweede kerstdag 1872 worden ze vrijgelaten en zullen ze nooit meer in de koloniën van weldadigheid terug keren.
Wie ook meerdere keren veroordeeld wordt voor bedelen in Assen is de oudste zus van Johannes Huibert van Adrichem. In 1863 wordt Johanna Maria van Adrichem, geboren te Rotterdam, laatst gewoond hebben te Amsterdam, naaister van beroep, veroordeeld wegens bedelen. Ze heeft aan de H. Meffert te Assen gevraagd om een aalmoes. Ze moet veertien dagen naar een correctiehuis en daarna wordt ze opgezonden naar een bedelaarsgesticht. Ze moet één gulden en zevenentachtig eentweede cent betalen voor de kosten voor het geding.
In 1874 duikt er weer een vonnis van haar op. Johanna Maria is dan vijfenveertig jaar en opnieuw zonder beroep en laatst verpleegd te Veenhuizen. Ze bedelt opnieuw bij de eerder genoemde heer Dremes om een cent. Ze moet dit keer zevenennegentig cent betalen voor het geding nadat ze haar gevangenisstraf van een dag en haar verpleging in een bedelaarsinrichting heeft uitgezeten. In 1878 is ze negenenveertig jaar en laatste woonplaats is Veenhuizen. Nu vraagt ze aan H. Lodekamp om een cent. In 1882 tref ik haar voor de laatste keer aan, ze is dan tweeënvijftig jaar. En weer volgt dezelfde straf. Opvallend is dat alle "misdrijven" zijn gepleegd in december. Ik heb het nagekeken en elke keer lag de temperatuur rond het vriespunt. Ik probeer me voorstellen hoe wanhopig je moet zijn om bij de veldwachter te gaan bedelen, wetend wat de consequentie hiervan is. Ondanks de slechte omstandigheden moeten de Ommerschans en Veenhuizen aanlokkelijker zijn geweest dan in vrijheid te leven onder armoedige omstandigheden. Het is in deze tijd, ondanks de crisissen waar we nu mee te maken hebben, bijna niet voor te stellen hoe het moet zijn om zo te moeten leven. We klagen hard, maar vroeger was echt niet alles beter.
Ik vraag me nog wel af of Johannes Huibert zijn zus Johanna Maria of hun andere broer Wijnandus nog eens is tegengekomen in zijn omzwervingen of tijdens zijn periodes in Veenhuizen en de Ommerschans. Hij heeft er tenslotte met tussenpozen bijna dertig jaar gezeten. En ook Johanna Maria en Wijnandus gingen erin en eruit. Als Johanna Maria overlijd, in 1888 in Amsterdam, alleen, zonder ooit een man of kinderen te hebben gehad, is er sprake van een onbeheerd nalatenschap. Ik hoop ooit dit in te kunnen zien, om te kijken wat en of er iets is nagelaten en of iemand, misschien Johannes Huibert het ooit heeft opgeëist.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten