Op mijn werk bij de Bibliotheek Enschede beschikken we over de Twente Collectie. Een prachtige collectie bestaand uit alleen maar boeken over Twente. Deze zijn niet uitleenbaar maar wel in te zien. Twee keer per week zorgen vrijwilligers voor de openstelling van de collectie. Met een van hen kan ik uren praten over stamboomonderzoek. Een gezamenlijke hobby. Onlangs vond hij in een boek een verhoor van Gradus Japink die wever was bij de firma Arntzenius in Goor.
Deze Gradus Japink is een directe voorouder van mij man en zoons. Ik doe niet veel onderzoek naar de stamboom van de kant van mijn man en zoons. Dit is echter een geweldige vondst die heel veel informatie geeft over het leven van Gradus en zijn gezin. Het "verhoor" of eigenlijk meer een soort interview uit augustus 1890 geeft een mooi tijdsbeeld van de wevers in die tijd die niet in de grote stad maar in de kleine dorpen woonden. Het geeft voor mij echt een schat aan informatie over het dagelijks leven van hem en zijn gezin en de woonomstandigheden in die tijd. Ik ben erg blij met de vondst. En is te mooi om hier niet te delen.
Gradus is met zijn vrouw Janna Willemina Nijland en hun acht kinderen (twee andere kinderen overleden er in Goor op 1 jarige leeftijd) naar Enschede gekomen. In 1930 overleed Gradus op 80 jarige leeftijd, hij woonde op dat moment aan de Voortsweg. Zijn vrouw Janna overleed al in 1912.
Zijn zoon Johannes is de opa van mijn schoonvader. Hij en zijn vrouw Johanna Elfers liggen begraven op de Westerbegraafplaats en af en toe breng ik het graf nog een bezoekje. Het graf van zijn broer Gerhardus Japink en zijn vrouw Gerritdina Elfers ligt er pal achter. De zussen Gerritdina en Johanna stierven slechts enkele dag na elkaar in mei 1948. Over de oudste zoon Gerhardus wordt in het interview hieronder gesproken. Hij en zijn broer Gerrit Jan zijn de 16- en 17 jarige zoons die ook bij dezelfde firma werken. Johannes was op dat moment 14 jaar, mogelijk zat hij toen nog op school, hoewel zijn broers op 12 jarige leeftijd al van school gingen om te werken.
Johannes Japink (1876-1958) |
Hieronder volgt het "verhoor" van Gradus. Ik heb het verhoor letterlijk overgenomen waarbij V. staat voor vraag en A. voor antwoord.
Verhoor van Gradus Japink, oud 41 jaar, wever bij de firma Arntzenius, Jannink & co, te Goor.
Vragen 9031 t/m 9
9031. De Voorzitter: Zijt gij al lang bij de firma werkzaam?
A. 17 jaar
9032. V. Waar zijt gij vroeger werkzaam geweest?
A. Bij ten Doesschate.
9033. V. Gij werkt zeker op vier touwen?
A. Ja.
9034. V. Met een hulp?
A. Ja.
9035. V. Is dat soms een eigen kind van u?
A. Neen.
9036. V. Kunt gij den hulp zelf kiezen?
A. Neen, die wordt door den baas aangewezen.
9037. V. Hoe gaat het met de uitbetaling van het loon? Krijgt gij alles in handen voor uw hulp en voor u zelf?
A. Ja.
9038. V. Hoeveel kunt gij in de week maken?
A. Dat is ongelijk; f5,50, f6, f7, ik heb zelfs wel eens f7,60 gehad, maar door elkander krijg ik f6. Ik ben een van de beste wevers en werk op vier breede touwen.
9039. V. Zijn er niet veel wevers, die meer verdienen?
A. Neen, in de gehele fabriek geen tien.
9040. V. Waarvan hangt het af of men meer of minder verdient?
A. Dat hangt voor het grootste gedeelte af, of men vlug of minder vlug met het werk overweg kan.
9041. V. Moet gij wel op boomen wachten?
A. Dikwijls.
9042. V. Hoe lang dan wel?
A. Dikwerf één dag, soms twee dagen, en het is ook wel voorgekomen van drie of vier dagen.
9043. V. Moest gij dan op één boom wachten?
A. Ook wel eens op twee, maar dan mag men den hulp wegzenden.
9044. V. Lijdt gij door het wachten op boomen grote schade?
A. Zeker, want men wordt per stuk betaald; hoe meer men dus weeft, hoe meer geld men krijgt. En moet men op boomen wachten, zodat men niet werken kan, dan wordt daarvoor geen vergoeding gegeven.
9045. V. Gij werkt dagelijks elf uren, met een schaftttijd van anderhalf uur, niet waar?
A. Ja.
9046. V. Is die schafttijd lang genoeg om tehuis te gaan eten en tijdig terug te zijn?
A. Ja.
9047. V. Woont gij dicht bij de fabriek?
A. Een tien minuten er van af.
9048. V. Werkt uwe vrouw ook in de fabriek?
A. Neen, vroeger wel, toen de kinderen klein waren. Nu heb ik evenwel een jongen van zestien en een van 17 jaar.
9049. V. Werken die op de fabriek?
A. Ja, net zoolang als ik.
9050. V. Wanneer gij met uwe kinderen thuis komt, vindt gij dan zeker de pot gekookt?
A. Ja.
9051. V. Wordt er bij u aan huis kookgas gebruikt?
A. Neen.
9052. V. Maken de arbeiders daar niet vaak gebruik van?
A. Neen, bij de arbeidende klasse wordt het niet of zeer zelden gebruikt.
9053. V. De heer van Alphen: Waarom niet? Het is toch gemakkelijk, niet waar?
A. De menschen zijn bang voor de kosten, zij vreezen meer te zullen verbranden, dan zij betalen kunnen.
9054. V. De voorzitter: Hoe laat wordt de fabriek ’s Zaterdags stop gezet?
A. Om 12 uur.
9055. V. Hebt gij dan nog een uurtje werk om de touwen schoon te maken?
A. Ja.
9056. V. Worden de touwen dan dadelijk door de touwbaas nagezien?
A. Ja, wie klaar is roept den baas; deze heeft ze in een kwartiertje nagezien. Sommigen beginnen al vóór 12 uur met het schoonmaken, tijdens het werk, maar dat acht ik te gevaarlijk.
9057. V. Wordt er wel eens een boete opgelegd, als de touwen niet in orde zijn?
A. Daarover hebben wij niet te klagen.
9058. V. Hebt gij in het geheel niet te klagen over de boeten?
A. Neen.
9059. V. Worden zij wel opgelegd voor weeffouten?
A. Ja, maar dan zijn zij ook dubbel en dwars verdiend, en dan nog maar een kleinigheid, acht of tien cents.
9060. V. Doet gij nog aan den landbouw?
A. Neen.
9061. V. De heer van Alphen: hebt gij eene koe?
A. Neen.
9062. V. De voorzitter: hoeveel verdienen uwe kinderen?
A. F2,50, f3, soms f5. Door elkanderen brengen wij samen ongeveer f7 in de week thuis.
9063. V. Brengen zij dat geld getrouw thuis?
A. Ja.
9064. V. Hebben de jongens op school goed geleerd?
A. Ja.
9065. V. Zijn zij tot hun dertiende jaar op school gebleven?
A. Neen, op hun twaalde jaar zijn zijn er af gegaan. Toen kregen zij reeds het bewijs van den meester, dat zij goed onderwijs genoten hadden.
9066. V. In de fabriek worden kinderen eerst met hun dertiende jaar aangenomen. Wat hebt gij uwe jongens tusschen het twaalfde en dertiende jaar laten doen?
A. Ze zijn direct in de fabriek gegaan. De tweede was omtrent dertien jaar.
9067. V. Is er dus voor uwe jongens eene uitzondering gemaakt?
A. Ja.
9068. V. Gaan uwe jongens nog wel naar de herhalingsschool?
A. Ja, tot hun zestiende jaar; de oudste gaat er niet meer heen, want die is zeventien geweest. Die avondschool is wel wat vermoeiend voor die kinderen. Als een volwassen man den geheelen dag gewerkt heeft, dan maakt hij, dat hij naar huis komt, maar die kinderen moeten dan nog van zeven tot half negen ’s avonds naar school, en dan is het geen wonder, dat zij bij de warmte van het licht en den kachel dikwijls in slaap vallen.
9069. V. Gelooft gij, dat zij toch op de herhalingsschool profiteeren?
A. Ja, dat wel.
9070. V. Geniet gij ziekengeld, wanneer gij ziek zijt?
A. Ja, uit de bus.
9071. V. Wat betaalt gij daarvoor?
A. Zes cents per week.
9072. V. Zijt gij ook lid van de zieken- en begrafenisbus van het nut?
A. Ja.
9073. V. Hoeveel betaalt gij daarvoor?
A. Drie cents per week voor ieder lid van het huisgezin.
9074. V. Krijgt gij daarvoor geneeskundige hulp van dokter ten Doesschate en vrij medicijnen?
A. Ja, en als een volwassene sterft zes gulden begrafenisgeld.
9075. V. Is dokter ten Doesschate altijd bereidwillig om te helpen?
A. Ja.
9076. V. Hebt gij wel met ziekte te kampen gehad?
A. Ja, ik heb eens eene pleuris gehad, en toen deed de dokter zeer zijn best. Er is nu een nieuwe dokter, en velen uit de bus zijn naar hem toegegaan, maar ik ben bij dr. Ten Doesschate gebleven, ik heb mij altijd best bij hem bevonden.
9077. V. Zijn er goede bazen op de fabriek?
A. Jawel.
9078. V. Zijn zij onpartijdig tegenover den eene en den ander?
A. Ja, daar is geen klagen over?
9079. V. Gebeuren er wel eens ongelukken met de spoelen?
A. Ja, dat gebeurt wel. Ik heb wel eens een jongen gehad, die eene spoel uit mijn getouw in het oog gekregen heeft, zonder dat het mijne schuld was. Ook krijgt men dikwijls spoelen tegen de wangen of borst.
9080. V. De heer van Alphen: is dat jongetje naar Utrecht geweest om te genezen?
A. Neen, hij is behandeld door den dokter uit Delden.
9081. V. en kan hij nu weer den kost winnen?
A. Ja, hij is in fabriek aan het weven.
9082. De Voorzitter: is het nog al luchtig in de fabriek?
A. Dag mag wel zoo wezen. Vroeger, toen wij een baksteenen vloer hadden, waaruit altijd vocht opsloeg, was het veel koeler. De tegenwoordige vloer van Portland cement is altijd kurkdroog.
9083. De heer Reeling Brouwer: Wordt de grond niet besproeid met een gieter?
A. Neen, slechts eene enkele maal besprenkelen wij zelven in ons eigen belang den grond onder ons getouw, door middel van eene koffiebus, gevuld met water.
9084. De voorzitter: op de apprêteerderij is het warm; maar daar verblijven immers geen arbeiders?
A. Juist.
9085. V. Is het ’s avonds erg warm, als het gas op is?
A. ’s Winters is het aangenaam, maar in den herfsttijd is het wel wat te warm.
9086. V. Hoe geschiedt het tillen van den boomen van de wagentjes op de weefstoelen?
A. Uit de hand. De wevers helpen elkander. Als ik een boom krijg, dan helpt mijn naaste buurman mij om hem er op te leggen.
9087. V. Is de last op die wijze niet te zwaar?
A. Neen.
9088. V. Gij zijt een weinig hardhoorig; zijt gij dit al lang?
A. Ik heb het verleden week gekregen bij het roggeoogsten: toen heb ik mij wat verhit en dit is mij naar het hoofd getrokken.
9089. V. Het komt dus niet van het werken in de fabriek?
A. Neen.
9090. De heer van Alphen: Wat hebt gij voor eene woning? Eene huurwoning?
A. Ja.
9091. V. wat moet gij daarvoor geven?
A. F40 ’s jaars.
9092. V. Hebt gij daar nog een stuk grond bij?
A. Een klein hoekje.
9093. V. Hoe is het in het algemeen met de huren; betalen anderen meer of minder dan gij?
A. Er zijn woningen van f60, ook van f30 en f25.
9094. V. Die van f25 zijn zeker kleine kamertjes voor eenloopende personen?
A. Ja, met ééne bedstede; oude menschen wonen er wel.
9095. V. Hoe is het met het drinkwater; is dit nog al goed?
A. Ja.
9096. V. Zijn er in Goor nog woningen met den aardappelenkelder onder den bestede?
A. Ja.
9097. V. Is dat bij u ook het geval?
A. Neen.
9098. V. Komen er nieuwe arbeiderswoningen bij?
A. Niet veel, maar bij den oude woningen worst nog wel eens een kamertje bijgebouwd.
9099. V. Is er geen gebrek aan woningen, nu er meer menschen in Goor komen werken?
A. Er komen nog al menschen van den boerenstand in Goor wonen en die gaan in de leegstaande woningen. Ik ga binnenkort ook verhuizen: mijne nieuwe woning is grooter.
Wijnkamp te Goor waar Gradus in 1890 zal komen te wonen. |
9100. V. Hebt gij in die nieuwe woning gelegenheid om den landbouw uit te oefenen?
A. Ja.
9101. V. Zijn er in de laatste tijd vele woningen bijgebouwd?
A. Een stuk of tien, twaalf.
9102. V. Staan zij onder ééne kap of afzonderlijk?
A. Zij staan alle afzonderlijk.
9103. De heer Reeling Brouwer; zijn er ook arbeiders met eigen woningen?
A. Enkelen.
9104. V. Bestaat er eene spaarkas voor wevers, die wat overhouden?
A. Een enkele wever houdt wel eens wat over, vooral vroeger werd er veel verdiend bij de Twentsche Stoombleekerij, maar nu thans niet meer.
9105. V. bevalt de nieuwe regeling der werkuren u beter, dan de vroegere?
A. Ja, veel beter.
9106. V. Waarom vooral?
A. Omdat er in Goor vele arbeiders zijn, die nog een stukje land hebben. Nu kunnen zij daarop vooral ’s avonds na den fabrieksarbeid nog wat werken.
9107. V. Is het ook beter voor de vrouwen, die in de fabriek werken?
A. Jawel, want als zij ’s avonds thuiskomen, en ’s Zaterdags ook, kunnen zij het huishouden nog wat opknappen.
9108. V. Gij meent derhalve, dat de tijd, dien zij ’s avonds overhouden, nuttiger te gebruiken is dan de tijd voor acht uur ‘s morgens?
A. Zeker.
9109. De Heer van Alphen; Hebt gij bij de nieuwe regeling geen schade geleden?
A. Neen.
X Handmerk van G. Japink die verklaart niet te kunnen schrijven.
P. van Nispen
J.D. Vergens, Voorzitter
Van Alphen.
N. Reeling Brouwer
P. van Nispen, Adj.-secretaris.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten