Op 9 december 1842 werd Aart
Pieter Jacobus Johannes van Adrichem geboren aan de Keizerstraat in Amsterdam. Hij was het eerste kind van zijn moeder
Catharina van Haarlem, maar het zesde kind van zijn vader
Johannes vanAdrichem. Hij werd vernoemd naar zijn opa Aart van Haarlem, en de broers van zijn
opa Pieter en Jacobus van Haarlem. Vader Johannes van Adrichem was de laatste
in het rijtje die vernoemd werd.
Zijn vader was al 48 jaar toen
hij geboren werd, zijn moeder slechts 27 jaar. Niet veel ouder dan zijn half
broer
Johannes Huibert. Het leeftijdsverschil met zijn twee oudere broers was
enorm groot, meer dan 20 jaar. Zijn jongste zusje was 12 jaar en zij zal vast
hebben geholpen met de zorg voor haar kleine broertje.
|
Amsterdam. De dam in 19e eeuw. |
Aart’s vader was bij zijn geboorte nog Luitenant-Geweldige bij de Marine. Zijn moeder was winkelierster. Toen
zijn vader in 1850 met pensioen ging, ging de financiële situatie van het gezin
hard achteruit. Stond het complete gezin van 1838 tot februari 1851, bijna 13
jaar dus, nog op de Keizersgracht vermeld, na februari 1851 bleef het gezin
trekken van de ene naar de andere woning. Vermoedelijk pakten ze steeds de boel
weer bij elkaar als ze een woning konden krijgen die weer een paar dubbeltjes
goedkoper was.
Aart’s broers Johannes en
Wijnandus zijn dan allebei al eens opgepakt voor het bedelen in Haarlem en
hebben al meerdere keren in de Ommerschans gezeten. Het is in het jaar 1850 ook
dat zowel Johannes Huibert, Wijnandus en Johanna Maria meerdere keren in het
ziekenhuis liggen. Alle drie zijn ze ziek. In het bevolkingsregister staan ze
nog steeds als gezin ingeschreven maar de patiëntengegevens zeggen heel wat
anders. Ze geven alle drie een ander woonadres op dan waar ze mee ingeschreven
staan in het bevolkingsregister. Omdat de bewoners zelf de veranderingen in de
woonsituatie door moeten geven en dat vaak niet doen is het soms lastig om aan
al deze gegevens een touw vast te knoppen…
Uit de gegevens van
bevolkingsregister hebben ik het volgende kunnen reconstrueren.
In februari van 1851 verhuisd het
gezin naar de Nieuwe Zijdsvoorburgwal 283. Niet naar een woning, of een kamer,
maar naar de kelder…
|
Kelderwoning |
Rond 1850 wonen er zo’n 20.000
Amsterdammers in de 5000 kelderwoningen die de stad telt. Deze kelderwoningen
bestaan uit één klein kamertje van zo’n 15 m2 waar het hele gezin in moet
wonen, slapen en koken. Er is geen daglicht, geen riool, geen water, geen
stroom. Op een emmer in de hoek doe je je behoefte. De stank moet
verschrikkelijk zijn geweest. Het is er vochtig, het condens loopt langs de
muren omlaag. En het grondwater is zo hoog dat je soms eerst de woning leeg
moet pompen. Ouders liggen in de bedstee, de kinderen vaak in een la eronder of
onder de keukentafel. In de winter zijn er niet genoeg dekens en liggen de
kinderen onder een aantal kledingstukken. In een kelder woonden vaak twee
gezinnen, de kamers gescheiden door een dun muurtje. Vaak kun je niet rechtop staan in de woning.
Gelukkig wonen ze er niet lang. In
december van dat zelfde jaar gaat het gezin naar de Recht Boomsloot 73, hier
trekken ze in bij Opa en Oma van Haarlem, de ouders van Aart’s moeder,
Catharina van Haarlem. Vader Johannes staat vermeld als afwezig te Rotterdam.
Eerst dacht ik voor zijn werk, maar hij is dan al met pensioen. Misschien is
hij daar aan het zoeken naar een betere woning.
|
omgeving Recht Boomsloot (Jacob Olie) |
In mei 1852 verhuist het gezin
naar een eigen plekje aan de Recht Boomsloot. Dit keer op nummer 67, hier
houden ze het een jaar uit waarna ze verhuizen naar de Haringpakkerij 242. Deze
straatnaam werd ontleed aan de haringhandel in de 16
e eeuw. Na het
overlijden van Prins Hendrik in 1879 werd deze straat hernoemd tot de Prins
Hendrikkade. Had je in de 19
e eeuw nog uitzicht vanuit je woning op
het IJ, nu kijk je naar het in 1881 gebouwde Centraal Station vanuit diezelfde woning.
|
Haringpakkerij met uitzicht op het IJ |
Tot augustus 1856 blijft het gezin hier wonen. Daarna vertrekt het gezin naar
de Elandsgracht. Dit is ook zeker geen verbetering. De Elandsgracht ligt in de
Jodenbuurt en was een ware sloppenwijk. Nu is de gracht gedempt, maar destijds
was het een open riool. De tonnen waar de mensen hun behoefte op deden werden
geleegd in de gracht en afval werd er in gedumpt. Bij laag water stond de gracht
droog en in deze tijd kunnen we ons niet meer voorstellen hoe het er geroken
moet hebben. Achter de huizen aan de gracht waren steegjes waar vele krotten
gebouwd waren, uit het zicht en alleen te bereiken via smalle spleten tussen de
woningen door.
|
Elandsgracht |
Blijkbaar wou het gezin er graag
weer weg en na zeven maanden kregen ze de kans en vertrokken ze naar de Regulierdwarsstraat
244 waar het gezin tweeënhalf jaar blijft wonen, deze buurt bevalt beter, want
ze verhuizen naar het huis ernaast. Aart
wordt 18 jaar en vindt een baan als palfrenier, of wel een koetsbediende. Aart
schrijft zich in voor de Nationale Militie maar wordt niet ingeloot. Maar dan
overlijdt vader Johannes op 69 jarige leeftijd in 1863, en meteen gaat Aart het
huis uit. Waar zijn moeder blijft heb ik niet kunnen vinden.
Aart gaat wonen
aan de Bloemstraat. Hij woont in bij de koetsier Hendrik Peperkoorn en zijn
vrouw. Aart is dan stalknecht. Zijn moeder overlijdt twee jaar later in 1865 op 49
jarige leeftijd.
In 1866 gaat Aart toch in dienst. Hij is plaatsvervanger
voor Klaas Plevier uit Barsingerhorn. Hij ontvangt hiervoor 6 gulden en 90
cent.
Aart is dan lang; 1 ellen, 5 palmen, 6 duimen en 6
strepen. Zo’n 1,56 m. Hij heeft een
ovaal gezicht met bruine ogen en blond haar en wenkbrauwen. Zijn mond en neus
zijn gewoon, zijn voorhoofd hoog en zijn kin rond.
Hij komt terecht bij het 7e regiment infanterie,
Op 16 mei 1867 wordt hij overgenomen en komt bij het 4e regiment
infanterie en wordt als marinier 3 klasse geëngageerd voor 6 jaar. Als handgeld
krijgt hij maar liefst 60 gulden.
Hij gaat aan boord van het schip de Java en vertrek naar
Oost Indië waar hij op 29 december 1868 aankomt. In 1869 gaat hij over aan
boord van de Juno en later aan de Timor.
In 1872 gaat hij over aan de van Speijk. Van 13 tot 15 november 1872
wordt hij ontscheept en neemt hij deel aan de expeditie naar Pangkadjene (West
kust van Celebes) In 1873 gaat hij aan boord van de Prinses Amalia. Waarna hij
op 18 februari vanuit Oost Indië weer vertrekt naar Nederland op het Nederlands Stoomschip Prins Hendrik. Hij komt weer terecht op het wachtschip te Willemsoord. Op 16 mei 1873 heeft
hij zijn jaren in dienst er op zitten.
Hij vindt een baan als huisbediende bij de bekende
Amsterdamse Abraham Carel Wertheim.
Hij ontmoet Alida Wilhelmina Monfrooij en de twee willen
samen trouwen. Op 22 april 1874 mag Alida zichzelf mevrouw van Adrichem noemen.
De twee gaan wonen aan de Sarphatistraat 114 en na 4 maanden wordt hun eerste
kindje geboren. Alida was dus al hoogzwanger op het moment van trouwen. Het kindje
is een meisje en ze noemen haar Catharina Antje.
|
Sarphatistraat |
Amper 4 maanden later is Alida opnieuw zwanger
en het gezin verhuisd in mei 1876 naar de Nieuwe Oostenburgerdwarsstraat
5. In november van dat jaar komt hun
tweede dochter Anna Wilhelmina ter wereld.
Aart is dan 33 jaar. Net als zijn vader verhuisd ook Aart vaak met zijn
gezin.
|
De woonadressen van Aart. |
|
Persoonskaart Aart Pieter Jacobus Johannes van Adrichem |
Zo wonen ze vanaf juli 1878 aan de Utrechtsedwarsstraat 53.
Aart is dan van beroep koetsier. In mei 1881 vertrekt het gezin naar een woning
een paar deuren verderop. De Utrechtsedwarsstraat nr. 138 bewonen ze tot
september 1881. Daarna lijken ze wat
meer op stand te gaan wonen als ze aan de Keizersgracht nr. 335 komen te wonen,
maar in februari 1882 vertrekken ze alweer.
De Quellijnstraat 121 is tot september 1882 het adres,
waarna ze naar de Daniël Stalpertstraat 67 vertrekken. Blijkbaar bevalt dat
goed want tot 1888 verhuizen ze meerdere keren in die straat. Van nummer 67
naar 61 en daarna naar nummer 17.
|
Rechts de Daniël Stalpertstraat |
Dan komt Aart’s halfzus Johanna Maria te overlijden. In de
krant wordt een advertentie geplaatst waarin gezocht wordt naar haar erfgenamen.
Aart is de enige die dan nog leeft. Maar ik heb nog niet kunnen achterhalen of
hij aanspraak op de erfenis heeft gemaakt. De akte's van de notaris worden op dit moment gedigitaliseerd.
Aart heeft een goede baan, hij werkt al die tijd nog voor de
heer A.C. Wertheim. Het Joodse bankiers gezin woont aan de Herengracht 615.
|
Herengracht 615 |
|
Herengracht 615 |
Aart is de “herenoppasser” van de heer Wertheim. De mannen moet een goede band
hebben gehad na al die jaren dagelijks met elkaar doorbrengen. Abraham Wertheim
was een rijke man, en hoewel zeer vermogend hield hij niet van uiterlijk vertoon.
|
Abraham Wertheim |
Hier onder enkele passages:
"Hij troostte den ongelukkige en hielp waar hij kon.
Toen hij allengs ouder en een man van vermogen werd, vormde zich die zachte
drang tot en zeer ernstigen plicht. Hij aanvaardde het 'rijk' zijn, maar
slechts onder de voorwaarde, dat men de verplichting van die positie
aannam."
“Ontelbaar velen kwamen aanspraak maken op zijn mildheid
en zijn hulp. Hij zond niemand weg zonder raad of steun. Hij bleef onder
allerlei omstandigheden getrouw aan de opwelling van het hart. Een menigte
brieven viel, vooral in den winter, dagelijks in zijn huis. Niet één bleef
ongelezen of onbeantwoord. Hoe dikwijls zijn huisgenoten hem ook vroegen, die
briefwisseling, zoo eentonig en afmattend, aan andere handen toe te vertrouwen,
Wertheim was daartoe niet te bewegen.”
“Hij weerde niemand af: stond ze allen te woord. Hij
vroeg niet naar geloof of gezindheid. Individueel hielp hij: terwijl zijn
linkerhand niet wilde weten, wat de rechterhand deed.”
|
Abraham Carel Wertheim. |
Hier uit maak ik op dat Abraham Wertheim een zachtaardige
man was, en hij hulp wou bieden aan ieder die het nodig had.
Misschien had
Aart al te vaak zijn hulp nodig gehad, of schaamde hij zich dat hij het niet
langer financieel kon reden, en zo kan ik nog wel wat redenen bedenken, maar
feit is dat Aart na 20 jaar trouwe dienst begon zijn werkgever te bestelen.
Het eerste wat hij stal was een gouden potloodpen. Dit was rond 15 augustus 1894. Het ging hem waarschijnlijk makkelijker af dan hij dacht en op 7 november stal hij enkele gouden knoopjes en een week later een broek. Amper 10 dagen later nog eens twee broeken.
|
Abraham Carel Wertheim |
Aart had oppasser van de heer Wertheim de zorg voor de
kleding van Abraham. Dit gaf hem de mogelijkheid op de verschillende
kledingstukken die om de een of andere reden niet gebruikt werden of niet geschikt
voor het seizoen waren uit de ongesloten kasten te halen waarin hij ze
eigenlijk moest opbergen. Ook stal hij
voorwerpen uit een lade van een ongesloten kast in de slaapkamer van Abraham
Wertheim.
Misschien had Aart door deze diefstallen voorlopig even
genoeg geld om zich te kunnen reden want hij hield zich hier na een tijdje stil. Op 9 april stal hij
echter weer een jas en in de maand die volgde nog eens twee jassen, een vest en een broek.
Aart stal echter niet alleen de kleding van de heer
Wertheim, maar ook sieraden van Mimi Wertheim, de dochter des huizes. Op 16
april stal hij een Russisch horloge met manchetten. Twee weken later miste Mimi een gouden broche.
|
Mimi Wertheim |
Ook het neefje van Abraham,
Philip Kohnstamm, die op dat moment bij het gezin inwoonde, werd het
slachtoffer van de vingervlugge vingers van Aart. In de slaapkamer van Philip stond een wastafel met daaronder een lade. Na 28 december waren hieruit vier gouden knoopjes verdwenen.
|
Philip Kohnstamm |
Aart werd steeds brutaler en in februari 1895 stal hij van
zijn werkgever nog eens een viertal gouden knoopjes en twee gouden medaillons. Al
die voorwerpen moesten onopvallend worden meegenomen van uit de Herengracht
naar het woonhuis van Aart. Dit deed Aart door de stofdoeken die hij gebruikte
in het huis van de heer Wertheim te stelen en daar de kleding en sieraden in
te wikkelen. Dit waren zeven witte doeken en twee doeken met rode
randjes.
De sieraden, de kleding maar ook de doeken bracht Aart naar
de
stadsbank van leening. Het geld dat hij hiervoor ontving gebruikte hij voor
zichzelf, waarschijnlijk om zijn gezin te eten te kunnen geven, de huur te betalen of turf kopen om zijn kamer te verwarmen.
|
Stadsbank van lening |
De familie begon dingen te missen en kregen argwaan. In april 1895, Aart was toen al 21 jaar in trouwe dienst,
werd hij opgepakt door de politie. Op het bureau werden hem de doeken, de
sieraden en kledingstukken getoond die de politie had gevonden bij de bank van
lening. En toen ook de
beleenbriefjes op tafel kwamen met zijn naam er op, kon
Aart weinig anders dan bekennen.
|
Beleenbriefjes uit de 19e eeuw. (bron Beeldbank Amsterdam) |
In mei 1895 getuigden de heer Wertheim, zijn vrouw, zijn
dochter Mimi en zijn neefje Philip tegen Aart.
Er werden 15 misdrijven van
diefstal ten laste gelegd. Uiteindelijk werd hij veroordeelt voor 5 diefstallen
en kreeg hiervoor een gevangenisstraf van 2 jaar en 6 maanden.
Dit moet de heer Wertheim zwaar zijn gevallen. De man die al
21 jaar bij hem als oppasser werkte naar de gevangenis zien gaan. In de kranten
is echter niks over deze rechtszaak te vinden. Misschien is het laatste wat de heer
Wertheim voor Aart kon doen is de hele zaak uit de publiciteit houden. Abraham Wertheim stierf in 1897.
Aart kwam terecht in de gevangenis in Nieuwer Amstel, op de
hoek van de Havenstraat en de Amstelveensweg. Na 2 jaar werd Aart vrijgelaten.
Een half jaar eerder dan veroordeeld, ik mag graag denken vanwege goed gedrag.
Als ver familielid wil je er niet aan dat hij een slechte man is geweest, maar
dat de omstandigheden hem er toe hebben gedwongen.
|
Gevangenis aan de Havenstraat. |
Vanaf zijn vrijlating in 1897 tot aan 1899 blijft het stil
rond Aart. Maar op 5 augustus 1899 duikt hij op in het patiëntenregister van
het binnengasthuis in Amsterdam. Hij dan 3 maanden aan de Kinkerstraat
286 op drie hoog.
|
De Kinkerstraat 272-268 in 1930 |
Hij probeert geld te verdienden door als colporteur van deur
tot deur gaat om goederen te verkopen. Blijkbaar lukt het hem op deze manier
niet om genoeg geld te verdienen om voldoende eten te kopen. Drie dagen ligt
Aart in het ziekenhuis, maar de opname heeft niet mogen baten. Op 8 augustus overlijdt
Aart op 56 jarige leeftijd aan ondervoeding….
Geen opmerkingen:
Een reactie posten