donderdag 9 februari 2017

Aart Pieter Jacobus Johannes van Adrichem


Op 9 december 1842 werd Aart Pieter Jacobus Johannes van Adrichem geboren aan de Keizerstraat in Amsterdam.  Hij was het eerste kind van zijn moeder Catharina van Haarlem, maar het zesde kind van zijn vader Johannes vanAdrichem. Hij werd vernoemd naar zijn opa Aart van Haarlem, en de broers van zijn opa Pieter en Jacobus van Haarlem. Vader Johannes van Adrichem was de laatste in het rijtje die vernoemd werd. 


Zijn vader was al 48 jaar toen hij geboren werd, zijn moeder slechts 27 jaar. Niet veel ouder dan zijn half broer Johannes Huibert. Het leeftijdsverschil met zijn twee oudere broers was enorm groot, meer dan 20 jaar. Zijn jongste zusje was 12 jaar en zij zal vast hebben geholpen met de zorg voor haar kleine broertje.

Amsterdam. De dam in 19e eeuw.

Aart’s vader was bij zijn geboorte nog Luitenant-Geweldige bij de Marine. Zijn moeder was winkelierster. Toen zijn vader in 1850 met pensioen ging, ging de financiële situatie van het gezin hard achteruit. Stond het complete gezin van 1838 tot februari 1851, bijna 13 jaar dus, nog op de Keizersgracht vermeld, na februari 1851 bleef het gezin trekken van de ene naar de andere woning. Vermoedelijk pakten ze steeds de boel weer bij elkaar als ze een woning konden krijgen die weer een paar dubbeltjes goedkoper was.



Aart’s broers Johannes en Wijnandus zijn dan allebei al eens opgepakt voor het bedelen in Haarlem en hebben al meerdere keren in de Ommerschans gezeten. Het is in het jaar 1850 ook dat zowel Johannes Huibert, Wijnandus en Johanna Maria meerdere keren in het ziekenhuis liggen. Alle drie zijn ze ziek. In het bevolkingsregister staan ze nog steeds als gezin ingeschreven maar de patiëntengegevens zeggen heel wat anders. Ze geven alle drie een ander woonadres op dan waar ze mee ingeschreven staan in het bevolkingsregister. Omdat de bewoners zelf de veranderingen in de woonsituatie door moeten geven en dat vaak niet doen is het soms lastig om aan al deze gegevens een touw vast te knoppen…


Uit de gegevens van bevolkingsregister hebben ik het volgende kunnen reconstrueren.
In februari van 1851 verhuisd het gezin naar de Nieuwe Zijdsvoorburgwal 283. Niet naar een woning, of een kamer, maar naar de kelder…

Kelderwoning

Rond 1850 wonen er zo’n 20.000 Amsterdammers in de 5000 kelderwoningen die de stad telt. Deze kelderwoningen bestaan uit één klein kamertje van zo’n 15 m2 waar het hele gezin in moet wonen, slapen en koken. Er is geen daglicht, geen riool, geen water, geen stroom. Op een emmer in de hoek doe je je behoefte. De stank moet verschrikkelijk zijn geweest. Het is er vochtig, het condens loopt langs de muren omlaag. En het grondwater is zo hoog dat je soms eerst de woning leeg moet pompen. Ouders liggen in de bedstee, de kinderen vaak in een la eronder of onder de keukentafel. In de winter zijn er niet genoeg dekens en liggen de kinderen onder een aantal kledingstukken. In een kelder woonden vaak twee gezinnen, de kamers gescheiden door een dun muurtje.  Vaak kun je niet rechtop staan in de woning.

Gelukkig wonen ze er niet lang. In december van dat zelfde jaar gaat het gezin naar de Recht Boomsloot 73, hier trekken ze in bij Opa en Oma van Haarlem, de ouders van Aart’s moeder, Catharina van Haarlem. Vader Johannes staat vermeld als afwezig te Rotterdam. Eerst dacht ik voor zijn werk, maar hij is dan al met pensioen. Misschien is hij daar aan het zoeken naar een betere woning.
omgeving Recht Boomsloot (Jacob Olie)

 In mei 1852 verhuist het gezin naar een eigen plekje aan de Recht Boomsloot. Dit keer op nummer 67, hier houden ze het een jaar uit waarna ze verhuizen naar de Haringpakkerij 242. Deze straatnaam werd ontleed aan de haringhandel in de 16e eeuw. Na het overlijden van Prins Hendrik in 1879 werd deze straat hernoemd tot de Prins Hendrikkade. Had je in de 19e eeuw nog uitzicht vanuit je woning op het IJ, nu kijk je naar het in 1881 gebouwde Centraal Station vanuit diezelfde woning.  

Haringpakkerij met uitzicht op het IJ

Tot augustus 1856 blijft het gezin hier wonen. Daarna vertrekt het gezin naar de Elandsgracht. Dit is ook zeker geen verbetering. De Elandsgracht ligt in de Jodenbuurt en was een ware sloppenwijk. Nu is de gracht gedempt, maar destijds was het een open riool. De tonnen waar de mensen hun behoefte op deden werden geleegd in de gracht en afval werd er in gedumpt. Bij laag water stond de gracht droog en in deze tijd kunnen we ons niet meer voorstellen hoe het er geroken moet hebben. Achter de huizen aan de gracht waren steegjes waar vele krotten gebouwd waren, uit het zicht en alleen te bereiken via smalle spleten tussen de woningen door.

Elandsgracht
Blijkbaar wou het gezin er graag weer weg en na zeven maanden kregen ze de kans en vertrokken ze naar de Regulierdwarsstraat 244 waar het gezin tweeënhalf jaar blijft wonen, deze buurt bevalt beter, want ze verhuizen naar het huis ernaast.  Aart wordt 18 jaar en vindt een baan als palfrenier, of wel een koetsbediende. Aart schrijft zich in voor de Nationale Militie maar wordt niet ingeloot. Maar dan overlijdt vader Johannes op 69 jarige leeftijd in 1863, en meteen gaat Aart het huis uit. Waar zijn moeder blijft heb ik niet kunnen vinden. 

Aart gaat wonen aan de Bloemstraat. Hij woont in bij de koetsier Hendrik Peperkoorn en zijn vrouw. Aart is dan stalknecht. Zijn moeder overlijdt twee jaar later in 1865 op 49 jarige leeftijd.


In 1866 gaat Aart toch in dienst. Hij is plaatsvervanger voor Klaas Plevier uit Barsingerhorn. Hij ontvangt hiervoor 6 gulden en 90 cent.
Aart is dan lang; 1 ellen, 5 palmen, 6 duimen en 6 strepen.  Zo’n 1,56 m. Hij heeft een ovaal gezicht met bruine ogen en blond haar en wenkbrauwen. Zijn mond en neus zijn gewoon, zijn voorhoofd hoog en zijn kin rond.

Hij komt terecht bij het 7e regiment infanterie, Op 16 mei 1867 wordt hij overgenomen en komt bij het 4e regiment infanterie en wordt als marinier 3 klasse geëngageerd voor 6 jaar. Als handgeld krijgt hij maar liefst 60 gulden.

Hij gaat aan boord van het schip de Java en vertrek naar Oost Indië waar hij op 29 december 1868 aankomt. In 1869 gaat hij over aan boord van de Juno en later aan de Timor.  In 1872 gaat hij over aan de van Speijk. Van 13 tot 15 november 1872 wordt hij ontscheept en neemt hij deel aan de expeditie naar Pangkadjene (West kust van Celebes) In 1873 gaat hij aan boord van de Prinses Amalia. Waarna hij op 18 februari vanuit Oost Indië weer vertrekt naar Nederland op het Nederlands Stoomschip Prins Hendrik. Hij komt weer terecht op het wachtschip te Willemsoord. Op 16 mei 1873 heeft hij zijn jaren in dienst er op zitten.


Hij vindt een baan als huisbediende bij de bekende Amsterdamse Abraham Carel Wertheim.
Hij ontmoet Alida Wilhelmina Monfrooij en de twee willen samen trouwen. Op 22 april 1874 mag Alida zichzelf mevrouw van Adrichem noemen. De twee gaan wonen aan de Sarphatistraat 114 en na 4 maanden wordt hun eerste kindje geboren. Alida was dus al hoogzwanger op het moment van trouwen. Het kindje is een meisje en ze noemen haar Catharina Antje. 
Sarphatistraat

Amper 4 maanden later is Alida opnieuw zwanger en het gezin verhuisd in mei 1876 naar de Nieuwe Oostenburgerdwarsstraat 5.  In november van dat jaar komt hun tweede dochter Anna Wilhelmina ter wereld.  Aart is dan 33 jaar. Net als zijn vader verhuisd ook Aart vaak met zijn gezin.
De woonadressen van Aart.

Persoonskaart Aart Pieter Jacobus Johannes van Adrichem

Zo wonen ze vanaf juli 1878 aan de Utrechtsedwarsstraat 53. Aart is dan van beroep koetsier. In mei 1881 vertrekt het gezin naar een woning een paar deuren verderop. De Utrechtsedwarsstraat nr. 138 bewonen ze tot september 1881. Daarna lijken ze wat meer op stand te gaan wonen als ze aan de Keizersgracht nr. 335 komen te wonen, maar in februari 1882 vertrekken ze alweer.
De Quellijnstraat 121 is tot september 1882 het adres, waarna ze naar de Daniël Stalpertstraat 67 vertrekken. Blijkbaar bevalt dat goed want tot 1888 verhuizen ze meerdere keren in die straat. Van nummer 67 naar 61 en daarna naar nummer 17.

Rechts de Daniël Stalpertstraat

Dan komt Aart’s halfzus Johanna Maria te overlijden. In de krant wordt een advertentie geplaatst waarin gezocht wordt naar haar erfgenamen. Aart is de enige die dan nog leeft. Maar ik heb nog niet kunnen achterhalen of hij aanspraak op de erfenis heeft gemaakt. De akte's van de notaris worden op dit moment gedigitaliseerd.

Aart heeft een goede baan, hij werkt al die tijd nog voor de heer A.C. Wertheim. Het Joodse bankiers gezin woont aan de Herengracht 615. 
Herengracht 615
Herengracht 615

Aart is de “herenoppasser” van de heer Wertheim. De mannen moet een goede band hebben gehad na al die jaren dagelijks met elkaar doorbrengen. Abraham Wertheim was een rijke man, en hoewel zeer vermogend hield hij niet van uiterlijk vertoon.
In de digitale bibliotheek voor Nederlandse letteren vond ik een artikel over de heer A.C. Wertheim. 

Abraham Wertheim

Hier onder enkele passages:

"Hij troostte den ongelukkige en hielp waar hij kon. Toen hij allengs ouder en een man van vermogen werd, vormde zich die zachte drang tot en zeer ernstigen plicht. Hij aanvaardde het 'rijk' zijn, maar slechts onder de voorwaarde, dat men de verplichting van die positie aannam."

“Ontelbaar velen kwamen aanspraak maken op zijn mildheid en zijn hulp. Hij zond niemand weg zonder raad of steun. Hij bleef onder allerlei omstandigheden getrouw aan de opwelling van het hart. Een menigte brieven viel, vooral in den winter, dagelijks in zijn huis. Niet één bleef ongelezen of onbeantwoord. Hoe dikwijls zijn huisgenoten hem ook vroegen, die briefwisseling, zoo eentonig en afmattend, aan andere handen toe te vertrouwen, Wertheim was daartoe niet te bewegen.”

“Hij weerde niemand af: stond ze allen te woord. Hij vroeg niet naar geloof of gezindheid. Individueel hielp hij: terwijl zijn linkerhand niet wilde weten, wat de rechterhand deed.”


Abraham Carel Wertheim.
Hier uit maak ik op dat Abraham Wertheim een zachtaardige man was, en hij hulp wou bieden aan ieder die het nodig had. 
Misschien had Aart al te vaak zijn hulp nodig gehad, of schaamde hij zich dat hij het niet langer financieel kon reden, en zo kan ik nog wel wat redenen bedenken, maar feit is dat Aart na 20 jaar trouwe dienst begon zijn werkgever te bestelen. 
Het eerste wat hij stal was een gouden potloodpen. Dit was rond 15 augustus 1894. Het ging hem waarschijnlijk makkelijker af dan hij dacht en op 7 november stal hij enkele gouden knoopjes en een week later een broek. Amper 10 dagen later nog eens twee broeken.

Abraham Carel Wertheim


Aart had oppasser van de heer Wertheim de zorg voor de kleding van Abraham. Dit gaf hem de mogelijkheid op de verschillende kledingstukken die om de een of andere reden niet gebruikt werden of niet geschikt voor het seizoen waren uit de ongesloten kasten te halen waarin hij ze eigenlijk moest opbergen. Ook stal hij voorwerpen uit een lade van een ongesloten kast in de slaapkamer van Abraham Wertheim.  
Misschien had Aart door deze diefstallen voorlopig even genoeg geld om zich te kunnen reden want hij hield zich hier na een tijdje stil. Op 9 april stal hij echter weer een jas en in de maand die volgde nog eens twee jassen, een vest en een broek. 

Aart stal echter niet alleen de kleding van de heer Wertheim, maar ook sieraden van Mimi Wertheim, de dochter des huizes. Op 16 april stal hij een Russisch horloge met manchetten. Twee weken later miste Mimi een gouden broche.

Mimi Wertheim

Ook het neefje van Abraham, Philip Kohnstamm, die op dat moment bij het gezin inwoonde, werd het slachtoffer van de vingervlugge vingers van Aart. In de slaapkamer van Philip stond een wastafel met daaronder een lade. Na 28 december waren hieruit vier gouden knoopjes verdwenen.

Philip Kohnstamm

Aart werd steeds brutaler en in februari 1895 stal hij van zijn werkgever nog eens een viertal gouden knoopjes en twee gouden medaillons. Al die voorwerpen moesten onopvallend worden meegenomen van uit de Herengracht naar het woonhuis van Aart. Dit deed Aart door de stofdoeken die hij gebruikte in het huis van de heer Wertheim te stelen en daar de kleding en sieraden in te wikkelen. Dit waren zeven witte doeken en twee doeken met rode randjes.

De sieraden, de kleding maar ook de doeken bracht Aart naar de stadsbank van leening. Het geld dat hij hiervoor ontving gebruikte hij voor zichzelf, waarschijnlijk om zijn gezin te eten te kunnen geven, de huur te betalen of turf kopen om zijn kamer te verwarmen.
 
Stadsbank van lening
De familie begon dingen te missen en kregen argwaan. In april 1895, Aart was toen al 21 jaar in trouwe dienst, werd hij opgepakt door de politie. Op het bureau werden hem de doeken, de sieraden en kledingstukken getoond die de politie had gevonden bij de bank van lening. En toen ook de beleenbriefjes op tafel kwamen met zijn naam er op, kon Aart weinig anders dan bekennen.

Beleenbriefjes uit de 19e eeuw. (bron Beeldbank Amsterdam)

In mei 1895 getuigden de heer Wertheim, zijn vrouw, zijn dochter Mimi en zijn neefje Philip tegen Aart. 
Er werden 15 misdrijven van diefstal ten laste gelegd. Uiteindelijk werd hij veroordeelt voor 5 diefstallen en kreeg hiervoor een gevangenisstraf van 2 jaar en 6 maanden.

Dit moet de heer Wertheim zwaar zijn gevallen. De man die al 21 jaar bij hem als oppasser werkte naar de gevangenis zien gaan. In de kranten is echter niks over deze rechtszaak te vinden. Misschien is het laatste wat de heer Wertheim voor Aart kon doen is de hele zaak uit de publiciteit houden. Abraham Wertheim stierf in 1897.

Aart kwam terecht in de gevangenis in Nieuwer Amstel, op de hoek van de Havenstraat en de Amstelveensweg. Na 2 jaar werd Aart vrijgelaten. Een half jaar eerder dan veroordeeld, ik mag graag denken vanwege goed gedrag. Als ver familielid wil je er niet aan dat hij een slechte man is geweest, maar dat de omstandigheden hem er toe hebben gedwongen. 

Gevangenis aan de Havenstraat.
Vanaf zijn vrijlating in 1897 tot aan 1899 blijft het stil rond Aart. Maar op 5 augustus 1899 duikt hij op in het patiëntenregister van het binnengasthuis in Amsterdam. Hij dan 3 maanden aan de Kinkerstraat 286 op drie hoog. 
De Kinkerstraat 272-268 in 1930
Hij probeert geld te verdienden door als colporteur van deur tot deur gaat om goederen te verkopen. Blijkbaar lukt het hem op deze manier niet om genoeg geld te verdienen om voldoende eten te kopen. Drie dagen ligt Aart in het ziekenhuis, maar de opname heeft niet mogen baten. Op 8 augustus overlijdt Aart op 56 jarige leeftijd aan ondervoeding….

Geen opmerkingen:

Een reactie posten